3.3.2Bewijsmotivering
Gebruiker van het Anom-ID en de Sky-ID’s.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het Anom-account [Anom-ID A] en de Sky-accounts [Sky-ID B] en [Sky-ID C] . De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevindt zich het onderzoek naar de identiteit van de gebruiker van het Anom-account [Anom-ID A] (met IMEI [imei-nr A] ) en van de Sky-accounts [Sky-ID B] (met IMEI [imei-nr B] ) en [Sky-ID C] (met IMEI [imei-nr C] ). Hieruit blijkt dat het Anom-ID en de Sky-ID’s aan de verdachte én aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Daarbij wijst de rechtbank met name op de volgende bevindingen.
In chats van 14 en 16 september 2020 schrijft gebruiker [Sky-ID B] dat zijn adres [adres 2] is. Dit adres heeft de verdachte in een politieverhoor op 29 mei 2020 ook opgegeven als zijn woonadres. Daarnaast geeft gebruiker [Sky-ID B] op 12 januari 2021 aan dat zijn oma in het ziekenhuis ligt en op 15 januari 2021 schrijft hij dat zijn oma is overleden. Uit onderzoek is gebleken dat de overgrootmoeder van de verdachte op 15 januari 2021 is overleden. Verder is in de tijd een bijna naadloze overgang te zien van het gebruik van het account [Sky-ID B] naar het gebruik van het account [Sky-ID C] en vervolgens naar het account [Anom-ID A] . De gebruiker [Sky-ID B] kondigt aan dat [Sky-ID C] zijn ‘new pin’ is en na het versturen van dat bericht eindigt het gebruik van het account [Sky-ID B] . Op 7 maart 2021 stuurt gebruiker [Sky-ID C] dat de politie live meekijkt en zijn Anom-account vanavond actief zal zijn. De volgende dag stuurt hij de contactgegevens van het Anom-account [Anom-ID A] . Daarnaast hebben alle drie de accounts hetzelfde telefoonnummer ( [tel.nr. A] ) naar een tegencontact verstuurd en heeft de verdachte ditzelfde telefoonnummer opgegeven in een politieverhoor van 30 mei 2020. Uit onderzoek is gebleken dat het Telegram-account behorend bij dat telefoonnummer een profielfoto heeft van het logo van de [motorclub naam] . De verdachte heeft verklaard dat hij lid is geweest van MC [motorclub naam] en daar verschillende rollen heeft vervuld, waaronder die van president. In een chat stuurt de gebruiker van het account [Anom-ID A] op 12 maart 2021 een foto in een T-shirt van de [motorclub naam] , waarvan de getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat het de verdachte is die op de foto staat.
De rechtbank stelt gelet hierop vast dat de verdachte de gebruiker was van het Anom-ID [Anom-ID A] en de Sky-ID’s [Sky-ID B] en [Sky-ID C] .
Inhoud van de chatberichten van Anom-ID [Anom-ID A] en Sky-ID’s [Sky-ID B] en [Sky-ID C]
Het bewijs in de onderhavige zaak berust met name op de inhoud van de aangetroffen chatberichten van het Anom-account [Anom-ID A] de Sky-accounts [Sky-ID B] en [Sky-ID C] .
In de verschillende chatberichten worden termen gebruikt waarvan het de rechtbank ook ambtshalve bekend is wat daar – in Opiumwetzaken en zaken met betrekking tot de Wet wapens en munitie – mee wordt bedoeld. Hieronder volgt een opsomming van die termen en hun betekenis:
- ICE: methamfetamine;
- pap/papers: (papier)geld;
- bricks/blokken: blokken cocaïne;
- colo/Colombian: Colombiaanse cocaïne;
- snelle: amfetamine;
- kabouterpost: kleine gevouwen enveloppe gevuld met cocaïne
- k/K: verkorte weergave van bedrag, 1K = € 1.000,-;
- rug: duizend euro;
- asap: zo snel mogelijk;
- tp: afkorting voor transport(eur).
Voorts is het de rechtbank ambtshalve bekend dat Colombia een land is waar cocaïne wordt geproduceerd en dat cocaïne doorgaans wit van kleur is en wordt verpakt in blokken van ongeveer één kilogram. De gangbare prijs voor één kilo cocaïne bedraagt thans rond de
€ 25.000 á € 28.000,-.
Bewijsoverweging feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen vermeld in de bijlage van dit vonnis is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte in de periode van 10 februari 2021 tot en met 12 februari 2021 opzettelijk een hoeveelheid methamfetamine heeft bereid. Tussen 10 februari 2021 en 12 februari 2021 vindt er een chatgesprek plaats tussen de verdachte en de gebruiker van het Sky-account [Sky-ID D] . De verdachte schrijft “we make ice now.. cost me 9k a kilo” en stuurt daarbij foto’s van een grote kristal en een bak met kristallen. Gebruiker [Sky-ID D] vraagt vervolgens of het ice is en de verdachte antwoordt bevestigend met “yes bro, 95% on efidrine. Cost us 9000”. Op basis van het berichtenverkeer concludeert de rechtbank dat de verdachte met contacten sprak over het bereiden van methamfetamine. De verdachte schrijft dat zij nu ‘ice’ maken en dat het gemaakt is van 95% efidrine. Efedrine is een grondstof is voor methamfetamine. Dat de verdachte daarnaast bespreekt wat de productieprijs is van de methamfetamine (ice), in combinatie met de foto’s die hij daarbij stuurt, duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat de verdachte de methamfetamine daadwerkelijk heeft bereid.
Gelet op het feit dat de verdachte in de chats spreekt over “we make ice” en “cost us 9000”, staat naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar vast dat de verdachte de methamfetamine samen met anderen heeft bereid.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit daarom wettig en overtuigend bewezen voor zover het de periode van 10 februari tot en met 12 februari 2021 betreft.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank stelt voorop dat de voorbereiding en/of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (korter gezegd: drugshandel), in artikel 10a, eerste lid van die wet als zelfstandig delict strafbaar is gesteld teneinde in een vroeg stadium van de organisatie van de (internationale) handel in drugs in te kunnen grijpen. Dit betekent dat reeds strafbaar is het uiting geven aan de intentie om verdovende middelen te vervoeren of in te voeren door het plegen van daarop gerichte voorbereidings- of bevorderingshandelingen. Het resultaat van die handelingen is daarbij niet van belang.
Bij het interpreteren van chatgesprekken in dat kader moet uiteraard terughoudendheid worden betracht als de inhoud daarvan geen blijk geeft van een duidelijke intentie.
Indien een verklaring van de verdachte ontbreekt, mag echter wel worden bezien of aan die gesprekken, gelet op de samenhang en chronologie daarvan en de persoon van de verdachte en de gesprekspartner(s), een betekenis kan worden ontleend. Daarbij is het gebruik van de PGP-toestellen van belang, aangezien het gebruik daarvan voor reguliere economische activiteit niet zonder meer aannemelijk is. Het gebruik van een PGP-toestel is immers bedoeld om de inhoud van de daarmee gevoerde gesprekken af te schermen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de chatberichten, die in de bijlage van dit vonnis zijn opgenomen, blijkt dat de verdachte heeft gesproken over de in- en uitvoer van cocaïne, amfetamine en MDMA (XTC) en dat de verdachte de nodige inspanningen heeft verricht om transacties te laten plaatsvinden. De rechtbank stelt dit vast op grond van het volgende.
De verdachte vraagt op 18 januari 2020 aan gebruiker [Sky-ID E] wat “die blokke in Nederland kosten” en wat “ze” in Zweden kosten. Op 31 mei 2020 bericht de verdachte aan gebruiker [Sky-ID F] dat hij “asap” vanuit Nederland een transport naar Londen nodig heeft voor 50 kilo coke met “audi stempel”. Daarna laat de verdachte weten dat het “transport gefixt is” en er elke week 50 kilo op transport gaat, waarbij dinsdag de eerste zal zijn.
Op 4 februari 2021 bericht de verdachte dat hij 300 kilo “Colombian” heeft liggen in Barcelona, 90 kilo “colo normal bricks” in Roemenië en 2 à 300 kilo in Amsterdam. Hij vraagt vervolgens of iemand daarmee kan werken en geeft aan dat hij de 300 kilo “Colombian” wil verkopen in Barcelona. Hiervoor betaalt hij 23.000 per kilo. De verdachte stuurt vervolgens foto’s van witte blokken met een stempel.
In de periode van 22 januari 2020 tot en met 14 februari 2020 spreekt de verdachte met gebruiker [Sky-ID E] over de uitvoer van ICE (amfetamine ofwel speed) naar Zweden. Besproken wordt wat de prijzen per kilo zijn, dat er getransporteerd moet worden en hoe de winst wordt verdeeld. Op 2 maart 2020 spreekt de verdachte met gebruiker [Sky-ID G] over “50 kilo harde snelle dat naar Zweden moet” en “50k dat al klaar ligt”, waarvan de winst binnen vier weken komt. De verdachte spreekt op 8 juni 2020 opnieuw over een transport van “50 kilo dry speed”, dit keer naar Denemarken. Ook op 16 juni 2020 en 30 juni 2020 geeft de verdachte aan dat hij speed zal kopen en dit zal transporteren. In de periode van 11 januari 2021 tot en met 14 januari 2021 spreekt de verdachte met gebruiker [Sky-ID D] over een order voor speed waarbij wordt besproken waar de speed kan worden opgehaald. De verdachte bericht op 15 maart 2021 dat hij de speed nog steeds heeft liggen en hij hulp nodig heeft met het geldtransport en het transport ervan naar Zweden.
Op 5 februari 2021 heeft de verdachte een gesprek met gebruiker [Sky-ID D] over het leveren van XTC tabletten (MDMA) aan Hongarije en Slovenië. De verdachte laat weten wat de prijs is en zegt dat ze een grote order willen.
De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en dus geen uitleg gegeven over de inhoud van de genoemde chatberichten. De rechtbank is van oordeel dat uit deze chatberichten onmiskenbaar blijkt de verdachte met de aan hem toegeschreven Anom- en Sky-accounts afspraken heeft gemaakt en inlichtingen heeft gekregen en gegeven over de prijs, beschikbaarheid, verkoop, aflevering en vervoer van cocaïne, amfetamine en MDMA (XTC), binnen en buiten Nederland.
De verdachte spreekt gedurende de gehele ten laste gelegde periode over (grote) geldbedragen, hoeveelheden verdovende middelen, prijzen, transport en locaties. Ook worden er foto’s gestuurd en ontvangen van hoeveelheden verdovende middelen en grote contante geldbedragen.
De rechtbank overweegt voorts dat de inhoud van de Anom- en Sky-berichten voldoende concreet is om te kunnen spreken van strafbare voorbereidingshandelingen. In de berichten wordt niet slechts in algemene zin gesproken over de verdovende middelen zoals de raadsman stelt.
De Anom- en Sky-berichten tonen aan dat de verdachte de voorbereidingshandelingen, die zagen op onder meer de invoer, de verkoop en het transport van cocaïne, amfetamine en MDMA (XTC) in samenwerking met anderen verrichtte en dat hij daarbij een coördinerende rol vervulde. De rechtbank stelt op basis van de chatberichten vast dat de verdachte met meerdere mensen en in verschillende samenstellingen heeft samengewerkt. De verdachte spreekt daarbij in de chats over “we” en het overleg met zijn “brothers”. Verder blijkt uit de chatberichten in de periode van 1 maart 2021 tot en met 3 maart 2021 dat gebruiker [Sky-ID H] voor de verdachte stempels drukt op blokken cocaïne en dat de verdachte hem daarvoor betaalt. Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar vast dat de verdachte de voorbereidingshandelingen tezamen en in vereniging met anderen heeft uitgevoerd.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte in de periode van 1 juli 2020 tot en met 19 januari 2021 heeft onderhandeld over de transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens en munitie. Uit de chatberichten blijkt niet zonder meer dat er ook voltooide transacties hebben plaatsgevonden, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het verhandelen van deze goederen. Wel volgt uit de chatgesprekken dat de verdachte met contacten sprak over de aankoop, verkoop en levering van wapens en munitie. In deze gesprekken wordt gesproken over wapenmerken, de prijzen ervan en dat deze geleverd worden met munitie en dempers. Hierbij worden foto’s van wapens (met dempers) en patroonhouders uitgewisseld. Ook bericht de verdachte op 19 januari 2021 dat hij vijf wapens met bullets & dempers heeft liggen en hij op zoek is naar transport naar Zweden. Uit het proces-verbaal van wapenherkenning blijkt dat de uitgewisselde foto’s in de chats veelal passen bij de genoemde wapenmerken. De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat het hier daadwerkelijk om strafbare wapens gaat. De rechtbank komt tot een andere conclusie gelet op de inhoud van de chats waarin verschillende merken van wapens (met het kaliber van de bijbehorende munitie) worden genoemd die passen bij de wapens op de foto’s. Ook zijn de genoemde prijzen van de wapens marktconform. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de conclusies in het proces-verbaal van wapenherkenning en is van oordeel dat het in de chats gaat om wapens en munitie zoals bedoeld in de categorieën II en III van de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het, zonder erkenning, onderhandelen over de transacties voor de aankoop, verkoop of levering van vuurwapens en munitie en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen bij het onderhandelen over de transacties van wapens en munitie, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 4
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Als er geen direct bewijs voor een brondelict aanwezig is, zal volgens vaste jurisprudentie allereerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp of het geldbedrag. Als een dergelijke verklaring ontbreekt, kan de rechtbank tot de conclusie komen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp of het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring geldt.
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte heeft de Range Rover Evoque gekocht van [naam 1] en heeft hiervoor € 14.000,- contant betaald. De Range Rover Evoque is vervolgens op naam gesteld van [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [naam 2] fungeerde hierbij als katvanger voor de verdachte.
Op 9 november 2022 wordt in de woning waar de verdachte verbleef een contant geldbedrag ter hoogte van € 6.145,- aangetroffen. Verder blijkt uit de chatberichten dat de verdachte in het bezit was van grote geldbedragen.
Uit de gegevens van de belastingdienst volgt dat er van de verdachte geen loongegevens bekend zijn en zijn bankrekening vanaf begin 2020 is vervallen. Er is aldus niet gebleken dat de verdachte legale inkomsten heeft. Het vermoeden van witwassen van de Range Rover Evoque en het contante geld dat hij in zijn bezit had, is hiermee gegeven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de oorsprong van de (aankoopsom voor de) Range Rover Evoque en het contante geld en heeft het witwasvermoeden dan ook niet ontzenuwd. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de Range Rover Evoque (en het geld waarmee deze is aangeschaft) en het contante geld een legale herkomst hebben. Het kan niet anders zijn dan dat deze middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan wist.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om te kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen gericht op het witwassen van de Range Rover Evoque en het contante geld, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 5
Op 9 november 2022 vindt er een doorzoeking plaats in de woning van [ex-partner] (hierna: [De ex-partner] ), de toenmalige partner van de verdachte. Bij deze doorzoeking wordt in een blauwe Swarovski doos een Vomar tas aangetroffen met daarin een grote hoeveelheid wit poeder. Het witte poeder met een gewicht van 905,50 gram blijkt cocaïne te zijn. [De ex-partner] heeft verklaard dat de verdachte regelmatig bij haar verblijft, dat hij een sleutel heeft van de woning en dat zijn kleding en schoenen in de woning liggen. Verder heeft zij verklaard dat niemand anders een sleutel heeft van de woning.
Op 22 september 2022 vindt er een chatgesprek plaats tussen ‘ [naam 3] ’ en de verdachte, waarna er nogmaals contact is op 14 oktober en 4 november 2022. [naam 3] informeert bij de verdachte naar “kabouterpost” waarop de verdachte aangeeft dat hij even langs “ [afgekorte naam] ” moet rijden, want het “ligt thuis”. De moeder van de verdachte neemt het vervolgens mee bij “ [afgekorte naam ex-partner] ”.
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bevindingen vast dat de verdachte wetenschap van, en de beschikkingsmacht had over de in de woning aangetroffen cocaïne en dat hij deze aldus opzettelijk aanwezig heeft gehad. Dit aangezien uit de chats kan worden opgemaakt dat de verdachte, relatief kort voorafgaand aan de inbeslagname van die cocaïne, zijn contact [naam 3] meermalen bericht dat hij hem aan kabouterpost (cocaïne) kan helpen, die thuis bij [De ex-partner] kan worden opgehaald. Uit de inhoud van de chatgesprekken leidt de rechtbank verder af dat ook [De ex-partner] wist dat de cocaïne in de woning lag en hierover de beschikkingsmacht had. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [De ex-partner] gericht op het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne.