ECLI:NL:RBNHO:2023:11309

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
HAA 22/1562
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunningen en maatwerkbesluiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland om te beslissen op een aanvraag van derde-partij Pyxis Logistics Solutions B.V. voor aanpassing van maatwerkvoorschriften. Eiseres, die tegenover de inrichting van derde-partij woont, heeft beroep ingesteld tegen het bestreden maatwerkbesluit van 9 februari 2022, dat door verweerder was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn bevoegd was om op de aanvraag te beslissen, en niet het college van Drechterland. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit en het primaire besluit van 15 september 2021 onbevoegd zijn genomen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor de eerdere maatwerkvoorschriften van 21 juni 2017 weer van toepassing zijn. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1562
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 31 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.J. Woud),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland, verweerder
(gemachtigden: mr. drs. J.H. Geerdink en ing. J.E. Benz).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Pyxis Logistics Solutions B.V. te Oosterblokker, derde-partij
(gemachtigde: mr. W. van Galen).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden maatwerkbesluit van verweerder van 9 februari 2022 op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam 1] , de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van verweerder, namens derde-partij [naam 2] , directeur, en de gemachtigde van derde-partij.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 9 februari 2022;
- herroept het primaire besluit van 15 september 2021 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.

Inleiding

1.1
Derde-partij drijft een type B inrichting zoals bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) voor de op- en overslag ten behoeve van pakketdiensten, langdurige opslag en een transportbedrijf met eigen vrachtwagens. Voor het in bedrijf hebben van een type B inrichting is geen omgevingsvergunning milieu nodig, maar een dergelijke inrichting dient zich te houden aan de regels van het Activiteitenbesluit voor onder meer het aspect geluid.
1.2
De inrichting van derde-partij is deels gelegen in de gemeente Drechterland en voor het grootste deel in de gemeente Hoorn. De woning van eiseres is gelegen tegenover de inrichting van derde-partij, aan de [straat] [huisnummer] in [woonplaats] (Drechterland).
1.3
Aan het bestreden maatwerkbesluit zijn de maatwerkbesluiten van 29 september 2009 (ten name van de voorganger Foodservice Oostblokker B.V.) en 21 juni 2017 (ten name van Pyxis Vastgoed B.V.) vooraf gegaan. Het maatwerkbesluit van 21 juni 2017 is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn vastgesteld.
1.4
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit op de aanvraag van derde-partij van 10 mei 2019 om aanpassing van de op 21 juni 2017 vastgestelde maatwerkvoorschriften. Deze maatwerkvoorschriften en de aanvraag tot aanpassing daarvan hebben betrekking op het aspect geluid.
1.5
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 15 september 2021 ingewilligd. Met het bestreden besluit van 9 februari 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder dit besluit in stand gelaten, onder wijziging van voorschriften 13 en 17.
1.6
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7
De rechtbank heeft partijen voorafgaand aan de zitting schriftelijk meegedeeld dat de behandeling van de zaak op de zitting beperkt zal blijven tot de vraag of het verweerder bevoegd was om het bestreden besluit te nemen.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt ook ambtshalve de vraag of verweerder bevoegd was om te beslissen op de aanvraag van derde-partij om aanpassing van de op 21 juni 2017 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn vastgestelde maatwerkvoorschriften.
2.2
Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Artikel 1.2, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit verstaat onder bevoegd gezag, voor zover van belang:
- het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de wet alsmede
- het bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn een omgevingsvergunning voor de betrokken inrichting te verlenen.
3.2
Daarmee is het begrip bevoegd gezag ruimer dan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer of artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo), te weten het bestuursorgaan, dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit, waaronder een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e, Wabo. Het begrip bevoegd gezag in artikel 1.2, aanheft en onder a, van het Activiteitenbesluit omvat namelijk ook het bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn geweest tot het afgeven van een dergelijke vergunning, ware het niet dat algemene regels de vergunningplicht hebben vervangen.
3.3
De vraag is dan ook welk bestuursorgaan in deze zaak bevoegd zou zijn geweest tot het afgeven van een omgevingsvergunning milieu als derde-partij een omgevingsvergunningplichtige inrichting zou zijn.
Op grond van artikel 2.4, eerste lid, van de Wabo is het college van de burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak wordt of zal worden uitgevoerd, bevoegd te beslissen op een aanvraag om omgevingsvergunning. Een inrichting is voor wat betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen, veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting op grond van artikel 2,1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, ondeelbaar. Niet in geschil is dat deze inrichting haar bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak in de gemeente Hoorn uitvoert. Daarom is het college van de burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn het gezag dat bevoegd zou zijn geweest tot het verlenen van een omgevingsvergunning milieu. Daarmee is dit college (ook) het bevoegd gezag voor het vaststellen van de maatwerkvoorschriften, zoals hij dat ook op 21 juni 2017 was. Artikel 2.4, vijfde lid, van de Wabo brengt hierin geen verandering.
3.4
Hieruit volgt dat zowel het bestreden besluit van 9 februari 2022 als het primaire besluit van 15 september 2021 onbevoegd zijn genomen.
3.5
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om verweerder in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen door het besluit te laten bekrachtigen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn, zoals ter zitting namens verweerder is voorgesteld. Dit omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn geen partij is in deze procedure en evenmin is gebleken dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn bereid is dit besluit een op een over te nemen.

Conclusie en gevolgen

4.1
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit is genomen in strijd met het bepaalde in artikel 1.2, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit in verbinding met artikel 2.4, eerste lid, van de Wabo. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit van 9 februari 2022 en herroept het primaire besluit van 15 september 2021, waardoor de maatwerkvoorschriften van 21 juni 2017 weer gelden.
4.2
De rechtbank draagt verweerder op de aanvraag van 10 mei 2019 door te sturen aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn ter verdere behandeling.
4.3
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
4.4
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31oktober 2023 door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, mr. E. Jochem en mr. T.J.H. Verstappen, leden, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.