ECLI:NL:RBNHO:2023:1128

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
10011202 CV EXPL 22-4311
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van ziektekosten met betrekking tot zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De vordering betreft een bedrag van € 262,36, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van onbetaalde ziektekosten die door de eisende partij zijn vergoed. De gedaagde partij heeft de vordering betwist, onder andere door te stellen dat zij geen nota's en brieven heeft ontvangen en dat zij niet op de hoogte was van een eigen bijdrage voor de medicijnen. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de brieven aan het juiste adres zijn verzonden en dat het onwaarschijnlijk is dat de gedaagde partij deze niet heeft ontvangen. Bovendien heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde partij, ondanks haar onvrede over de medicijnen, verplicht is de eigen bijdrage te voldoen, aangezien zij de medicijnen bij de zorgverlener heeft afgenomen. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Het vonnis is uitgesproken door mr. I. de Greef op 25 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10011202 CV EXPL 22-4311
Uitspraakdatum: 25 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid
Onderlinge Waarborgmaatschappij Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A.
gevestigd te Leiden
de eisende partij
gemachtigde: Flanderijn
tegen
[gedaagde]
wonende in de gemeente [gemeente]
de gedaagde partij
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding van 7 juni 2022 een vordering tegen de gedaagde partij ingesteld. De gedaagde partij heeft zowel mondeling als schriftelijk geantwoord.
1.2.
De eisende partij heeft hierop schriftelijk gereageerd. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de gedaagde partij niet meer gereageerd.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert dat de kantonrechter de gedaagde partij veroordeelt tot betaling van € 262,36, vermeerderd met de wettelijke rente over € 205,31 vanaf 7 juni 2022 tot en met de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De eisende partij stelt dat tussen partijen een zorgverzekeringsovereenkomst bestaat (bestond) op grond waarvan de gedaagde partij bij de eisende partij verzekerd is (geweest). De gedaagde partij heeft ziektekosten gemaakt welke door de eisende partij zijn vergoed. Deze kosten komen voor een deel voor rekening van de gedaagde partij. De gedaagde partij is verzocht om het verschuldigd bedrag te voldoen, hetgeen zij heeft nagelaten.

3.Het verweer

3.1.
De gedaagde partij betwist de vordering. Op het verweer van de gedaagde partij wordt voor zover van belang bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar aanleiding van het verweer van de gedaagde partij heeft de eisende partij de vordering verder onderbouwd. Daarbij is ook ingegaan op het verweer van de gedaagde partij.
4.2.
De gedaagde partij voert bij wijze van verweer aan dat zij geen nota’s en brieven heeft ontvangen. Voor zover de gedaagde partij hiermee heeft bedoeld te stellen dat zij rauwelijks is gedagvaard, overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de processtukken blijkt dat de brieven zijn gericht aan het adres van de gedaagde partij. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om er aan te twijfelen dat deze brieven daadwerkelijk zijn verzonden. Het is ook niet waarschijnlijk dat de gedaagde partij geen van deze stukken heeft ontvangen.
4.3.
De gedaagde partij voert verder aan dat zij niet tevreden was met de medicijnen en dat zij ook niet wist dat zij een eigen bijdrage moest betalen en dat de apotheek haar hiervan ook niet op de hoogte heeft gesteld. De kantonrechter is met de eisende partij van oordeel dat gedaagde partij desalniettemin deze eigen bijdrage moet voldoen. Zij erkent immers de medicijnen bij de zorgverlener te hebben afgenomen. Dat zij niet tevreden is met deze medicijnen maakt dit niet anders en bovendien staat de eisende partij daar ook buiten.
4.4.
Nu de eisende partij de verweren van de gedaagde partij gemotiveerd heeft weerlegd en de gedaagde partij daarop niet meer heeft gereageerd en daar dus ook geen bezwaren tegen heeft aangevoerd, zal de kantonrechter de vordering van de eisende partij toewijzen. De wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar vanaf 7 juni 2022.
4.5.
De gevorderde buitengerechtelijk kosten zijn eveneens toewijsbaar. De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde partij, omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 262,36 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 205,31 vanaf 7 juni 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 129,74;
griffierecht € 128,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter