ECLI:NL:RBNHO:2023:11250

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
10266253 CV EXPL 23-41
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake vordering tot betaling en tegenvordering ontbinding overeenkomst in het kader van aanneming van werk

In deze zaak heeft de vennootschap onder firma Kozijnenfabriek Amsterdam (hierna: Kozijnenfabriek c.s.) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde facturen na het plaatsen van kozijnen en een deur. De vordering betreft een bedrag van € 2.816,28, vermeerderd met rente en kosten. Kozijnenfabriek c.s. stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn betalingsverplichting, terwijl [gedaagde] aanvoert dat hij de betaling rechtmatig heeft opgeschort vanwege gebreken in de geleverde werkzaamheden. De zaak is ontstaan na een overeenkomst waarbij Kozijnenfabriek c.s. op 29 augustus 2022 kozijnen en een deur heeft geplaatst in de woning van [gedaagde]. Na de oplevering heeft [gedaagde] verschillende gebreken geconstateerd en heeft hij Kozijnenfabriek c.s. in gebreke gesteld. Kozijnenfabriek c.s. heeft de gebreken erkend, maar eist desondanks betaling van de factuur. De kantonrechter heeft besloten dat er behoefte is aan deskundigenbericht om de gebreken en de kosten van herstel vast te stellen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling en het benoemen van een deskundige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10266253 CV EXPL 23-41
Uitspraakdatum: 28 juni 2023
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
De vennootschap onder firma

1. KOZIJNEN FABRIEK AMSTERDAM

gevestigd te Zwanenburg

2. [eiser 1]

wonende te [plaats 1]

3. [eiser 2]

wonende te [plaats 2]
eisers
verder gezamenlijk te noemen Kozijnenfabriek c.s., ieder voor zich respectievelijk Kozijnenfabriek, [eiser 1] en [eiser 2]
gemachtigde: mr. J.J.F.M. Konings
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [gemachtigde]

1.Het procesverloop

1.1.
Kozijnenfabriek c.s. heeft bij dagvaarding van 25 november 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingesteld. Kozijnenfabriek c.s. heeft schriftelijk gereageerd op de tegenvordering en nadere producties overgelegd.
1.2.
Op 1 juni 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen en nadere producties, die aan het dossier zijn toegevoegd. De pleitaantekeningen bevatten een wijziging van de tegenvordering van [gedaagde].

2.De feiten

2.1.
In een e-mail van 27 juni 2022 heeft [gedaagde] aan Kozijnenfabriek c.s. het volgende gevraagd:
“Ik ben een woning in [plaats 2] aan het verbouwen en wil hierbij een houten kozijn in de achtergevel vervangen. Helaas is er geen latei aanwezig, zowel in het binnen- als buitenblad. Zijn dit projecten die u ook doet? Dus het plaatsen van lateien en het vervangen van het kozijn?”
2.2.
Kozijnenfabriek c.s. heeft vervolgens bij de woning van [gedaagde] het werk opgenomen en [gedaagde] geadviseerd geen latei te plaatsen, omdat dat volgens Kozijnenfabriek c.s. niet nodig was voor het betreffende raam.
2.3.
Op 29 juni 2022 heeft Kozijnenfabriek c.s. een offerte uitgebracht voor het leveren en plaatsen van een raamkozijn met ramen en een deurkozijn met een deur met valdorpel voor een totaalbedrag van € 5.632,55. Op 4 juli 2022 heeft [gedaagde] de offerte geaccepteerd.
2.4.
In de door Kozijnenfabriek c.s. gehanteerde algemene voorwaarden is in artikel 1.9. het volgende bepaald:
“Oplevering: vindt plaats na goedkeuring van Opdrachtgever, na ingebruikneming door Opdrachtgever of door in kennisstelling van Opdrachtgever, waarna een reactie daarop van Opdrachtgever is uitgebleven binnen 7 dagen na in kennisstelling.”
2.5.
Op 29 augustus 2022 heeft Kozijnenfabriek c.s. de kozijnen, ramen en deur in de woning van [gedaagde] geplaatst en het uitgevoerde werk met [gedaagde] nagelopen. Kozijnenfabriek c.s. heeft dezelfde dag het restbedrag van € 2.816,28 aan [gedaagde] gefactureerd. [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten.
2.6.
Op 30 augustus 2022 heeft [gedaagde] bij Kozijnenfabriek c.s. geklaagd over twee krassen op de ramen en een beschadiging aan de deur. Kozijnenfabriek c.s. heeft de ramen bekeken, de krassen gezien en toegezegd de ramen te zullen vervangen.
2.7.
In meerdere e-mails van 4 september 2022, 8 september 2022 en 12 september 2022 heeft [gedaagde] bij Kozijnenfabriek c.s. geklaagd dat er verschillende gebreken zijn aan de geplaatste kozijnen, ramen en deur. In de e-mail van 12 september 2022 geeft [gedaagde] aan pas tot betaling van de factuur over te gaan als de twee ruiten en de deur deugdelijk worden vervangen. Kozijnenfabriek c.s. schrijft aan [gedaagde] dat hij eerst de factuur moet betalen, voordat Kozijnenfabriek c.s. tot herstel overgaat.
2.8.
Op 7 november 2022 heeft [gedaagde] de door Kozijnenfabriek c.s. uitgevoerde werkzaamheden bouwkundig laten keuren door bouwkundig adviseur [betrokkene 1]. [betrokkene 1] heeft een rapportage opgesteld van de door hem geconstateerde gebreken.
2.9.
In een e-mail van 30 december 2022 heeft [gedaagde] Kozijnenfabriek c.s. in gebreke gesteld en haar de gelegenheid geboden de volgende achttien gebreken aan de kozijnen, ramen en deur binnen twee weken te herstellen:
1. beglazing: beschadigd, krassen
2. beglazing: kwaliteit en type twijfelachtig, markering niet leesbaar
3. bovendorpel raamkozijn: buigt door, staat onder spanning. De latei functie boven het raamkozijn is weg. Er dient een latei te worden aangebracht.
4. onder- en bovenzijde raamkozijn: lood/loodvervanger ontbreekt
5. omkanten raam- en deurkozijnen: aftimmering ontbreekt
6. linker hangstijl raamkozijn naast onderste scharnier: gescheurd
7. onderdorpel raamkozijn: beschadigd
8. draairamen: meerpuntssluitingen beide draairamen staan onder spanning
9. draairamen: gaan zwaar
10. linker draairaam linksonder: tochtstrip beschadigd en vervormd
11. buitendeur: valdorpel is niet juist geplaatst
12. buitendeur: hout gebarsten, door niet voorboren en niet passende schroef toe te passen is onderdorpel ingescheurd
13. deurkozijn onder- en bovenzijde: lood/loodvervanger ontbreekt
14. deurkozijn onderkant stijlen: geen vochtscherm
15. deurkozijn hangzijde onder: tochtstrip beschadigd en vervormd
16. metselwerk buiten: beschadigd
17. Ramen: twee ruitvormige vlekjes als ramen van buitenaf beneveld zijn, kennelijk rommel (lijmresidu van etiketten?) tussen de glasbladen, want niet weg te krijgen met schoonmaken
18. draairamen: tochten als de wind er op staat, er zit speling in als ze op slot gedraaid zijn
2.10.
Kozijnenfabriek c.s. heeft hier niet op gereageerd.

3.De vordering

3.1.
Kozijnenfabriek c.s. vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de factuur ten bedrage van € 2.816,28, te vermeerderen met de rente, de incassokosten en de proceskosten.
3.2.
Kozijnenfabriek c.s. legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] is tekortgeschoten in zijn betalingsverplichting. Op grond van de voorwaarden diende [gedaagde] na levering en plaatsing van de kozijnen de eindfactuur te betalen en dat heeft hij niet gedaan.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] voert verweer en voert– samengevat – aan dat hij de betaling van de openstaande factuur rechtmatig heeft opgeschort vanwege gebreken in de uitgevoerde werkzaamheden. Hij heeft Kozijnenfabriek c.s. in gebreke gesteld en de gelegenheid geboden de gebreken te herstellen, maar Kozijnenfabriek c.s. heeft daar niet op gereageerd.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van de aanbetaling van € 2.816,28 en dat de kantonrechter bepaalt dat de kozijnen en deur pas per ommegaande teruggeleverd dienen te worden, nadat er bij gedaagde nieuwe deugdelijke kozijnen en een deur geplaatst zullen zijn, mits Kozijnenfabriek c.s. deze retour transportkosten op verzoek van [gedaagde] per ommegaande vooruit betaalt per bankoverschrijving, waarbij er vanuit mag worden gegaan dat Kozijnenfabriek c.s. geen prijs meer stelt op teruggave als zij niet binnen drie werkdagen aan dit verzoek heeft voldaan. Verder vordert [gedaagde] een vergoeding van de kosten voor de bouwkundige inspectie van € 249 en voor de juridisch adviseur van € 900. De vordering tot betaling van € 3.000 voor de gevaarzetting wegens het ontbreken van een latei boven het raamkozijn heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.
4.3.
Kozijnenfabriek c.s. voert verweer. Zij stelt dat [gedaagde] de overeenkomst niet kan ontbinden omdat er sprake is van schuldeisersverzuim. Het werk is namelijk op 29 augustus 2022 opgeleverd en daarmee heeft [gedaagde] de zichtbare gebreken geaccepteerd. Daarmee is [gedaagde] de restfactuur verschuldigd geworden en komt hem geen opschortingsrecht toe. Voor zover [gedaagde] wel een opschortingsrecht zou toekomen, dan staan de gebreken niet in verhouding tot het openstaande bedrag. [gedaagde] had dus niet het gehele bedrag mogen opschorten. Aldus steeds Kozijnenfabriek c.s.

5.De beoordeling

5.1.
Vanwege de samenhang tussen de vordering van Kozijnenfabriek c.s. en de tegenvordering van [gedaagde] , zal de kantonrechter de vorderingen gezamenlijk behandelen.
5.2.
Het geschil tussen partijen betreft met name de volgende vragen:
1. mocht [gedaagde] de betaling van zijn factuur opschorten en
2. in hoeverre is Kozijnenfabriek c.s. tekortgeschoten in de uitvoering van de werkzaamheden.
5.3.
Op grond van artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek (BW) was het [gedaagde] in beginsel toegestaan om zijn verplichting tot betaling van de eindfactuur op te schorten, omdat Kozijnenfabriek c.s. haar verplichting tot het deugdelijk leveren en plaatsen van de kozijnen, ramen en deuren niet was nagekomen. Kozijnenfabriek c.s. heeft immers begin september erkend dat op twee ramen krassen zaten en toegezegd dat zij deze zou vervangen. Daarmee staat vast dat Kozijnenfabriek c.s. toen dus nog niet aan haar verplichting jegens [gedaagde] had voldaan.
5.4.
Het verweer dat er desondanks geen opschortingsrecht bestaat voor [gedaagde], omdat hij vanwege de oplevering op 29 augustus 2022 en de daarmee samenhangende betalingsverplichting zelf al in verzuim was, slaagt niet. [gedaagde] betwist dat Kozijnenfabriek c.s. op 29 augustus 2022 conform artikel 1.9 van de Algemene Voorwaarden heeft opgeleverd. Hij stelt dat hij, toen de werkzaamheden klaar waren, heeft gezegd dat het er mooi licht uitzag en dat hij in het weekend grondiger zou kijken, omdat hij snel terug moest naar zijn werk. Bij de grondiger inspectie heeft hij gebreken ontdekt aan de ramen en de deur en heeft hij direct de volgende dag, dus binnen zeven dagen, geklaagd, aldus [gedaagde]. Kozijnenfabriek c.s. betwist deze gang van zaken, maar heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat zij die dag wel heeft opgeleverd conform haar voorwaarden. Nu niet vast staat dat er een zodanige oplevering heeft plaatsgevonden, was er geen sprake van verzuim aan de zijde van [gedaagde].
5.5.
Verder voert Kozijnenfabriek c.s. aan dat de gestelde gebreken de opschorting van de gehele eindfactuur bij lange na niet rechtvaardigen, omdat het herstellen van de twee ramen hoogstens een paar honderd euro kost. [gedaagde] stelt hier tegenover dat het niet alleen om de twee ramen gaat, maar ook om de deur en de andere gebreken en dat daarmee de opschorting voor de gehele eindfactuur gerechtvaardigd was.
5.6.
Om een oordeel te kunnen vellen over de gestelde gebreken en de daaraan verbonden herstelkosten, en ook over de tweede vraag in hoeverre Kozijnenfabriek c.s. is tekortgeschoten in de uitvoering van de werkzaamheden, heeft de kantonrechter nadere voorlichting nodig door een deskundige. Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen besproken of zij in geval van benoeming van een deskundige gezamenlijk een deskundige willen aanwijzen of dat zij de kantonrechter een deskundige willen laten benoemen. Partijen hebben aangegeven de keuze van de deskundige aan de kantonrechter te laten.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat kan worden volstaan met het benoemen van één deskundige. De kantonrechter is voornemens mevrouw ing. [betrokkene 2], verbonden aan JK Bouwmanagement B.V. ([adres]) te [plaats 3] te benoemen als deskundige. Voordat tot de benoeming van de deskundige wordt overgegaan, zal de kantonrechter partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de persoon van de te noemen deskundige en over de aan de deskundige te stellen vragen. De kantonrechter zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen. De rechtbank is voornemens aan de deskundige in ieder geval de volgende vragen voor te leggen:
1. In hoeverre is het werk volgens de offerte uitgevoerd?
2. Zijn er werkzaamheden aan de twee kozijnen, de ramen en de deur verricht welke u als ondeugdelijk verricht aanmerkt? Welke gebreken, met inachtneming van de onder 2.9 door [gedaagde] genoemde gebreken, kleven er aan die werkzaamheden? Wat is in dat geval uw hersteladvies en wat is uw inschatting van de kosten van herstel?
3. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
5.8.
Ten aanzien van de kosten voor de deskundige geeft de kantonrechter partijen mee dat in beginsel [gedaagde] met betaling van het door de deskundige te begroten voorschot moet worden belast, nu hij ingevolge het bepaalde in artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) de bewijslast heeft ten aanzien van de gestelde gebreken. De deskundige zal worden verzocht het voorschot te begroten. [gedaagde] moet op grond van artikel 195 Rv dit voorschot ter griffie deponeren. De deskundige hoeft niet met haar onderzoek te beginnen voordat dit voorschot is ontvangen.
5.9.
De zaak zal worden verwezen naar de rol om partijen in de gelegenheid te stellen zich over de deskundige en de aan deze te stellen vragen uit te laten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verwijst de zaak naar rolzitting van 26 juli 2023 voor het (gelijktijdig) nemen van een akte door Kozijnenfabriek c.s. en [gedaagde] waarin zij zich uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige en over de aan de deskundige te stellen vragen. Partijen dienen deze akte schriftelijk te nemen vóór 10:00 uur.
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Groot en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter