ECLI:NL:RBNHO:2023:11248

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
C/15/333519 / HA ZA 22-665
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot levering van een strook grond op basis van geldige titel bij eerdere levering aan derde

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap [eiser] B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering tot levering van een strook grond door [gedaagde] aan [eiser]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een eerdere levering heeft plaatsgevonden aan een derde partij, [betrokkene 1], op 26 juni 2019, waarvoor een geldige titel bestond. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 10 mei 2023 bepaald dat [gedaagde] de schriftelijke koopovereenkomst met [betrokkene 1] diende over te leggen. Deze koopovereenkomst, opgemaakt door Appel Notarissen, bevestigde dat [gedaagde] het perceel, inclusief de linker strook, aan [betrokkene 1] had verkocht zonder uitzondering voor de linker strook. De rechtbank oordeelde dat de eerdere verklaringen van [gedaagde] en zijn vader in een andere procedure niet in strijd waren met de koopovereenkomst, en dat de vordering van [eiser] om de strook grond te leveren, niet kon slagen. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] afgewezen en [eiser] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/333519 / HA ZA 22-665
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te [plaats 1],
eiseres,
advocaat mr. P.J. de Booij te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. T. Teke te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 mei 2023,
  • de akte van [gedaagde] met producties van 21 juni 2023,
  • de antwoordakte van [eiser] van 19 juli 2023.
1.2.
Op de rol van 2 augustus 2023 hebben beide partijen vonnis gevraagd. Daarop is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 10 mei 2023 heeft de rechtbank onder r.o. 2.5. vastgesteld dat [gedaagde] op 26 juni 2019 perceel [perceel nummer 1] aan [betrokkene 1] heeft geleverd. Om vast te kunnen stellen of de titel aan de leveringsakte tussen [gedaagde] en [betrokkene 1] ontbreekt, zoals [eiser] betoogt, en of de verklaringen van [gedaagde] en diens vader [betrokkene 2] overeenstemmen met hetgeen [gedaagde] en [betrokkene 1] daadwerkelijk zijn overeengekomen, heeft de rechtbank bij tussenvonnis [gedaagde] op de voet van artikel 22 Rv gelast de schriftelijke koopovereenkomst tussen [gedaagde] en [betrokkene 1] bij akte in het geding te brengen.
2.2.
In de koopovereenkomst van 26 juni 2019 tussen [gedaagde] als verkoper en [betrokkene 1] als koper, opgemaakt door Appel Notarissen te Obdam, staat het volgende vermeld, voor zover hier van belang:
“(…) 1. Verkoper is eigenaar van:
a. (…)
b. de BEDRIJFSGEBOUWEN met ONDER- en BIJBEHORENDE GROND en VERDERE AANHORIGHEDEN, gelegen achter de [adres 1] en [adres 2], [postcode] [plaats 3], gemeente [gemeente], kadastraal bekend gemeente
[gemeente], sectie [kadaster code] nummers:
  • 2183, groot (voorlopig) vijfendertig are negenenzestig centiare,
  • 1953, groot negentwintig are vijf centiare,
Hierna ook te noemen: “registergoederen
(…)
KOOP
Verkoper heeft aan koper verkocht, die van verkochte heeft gekocht: de registergoederen, hierna ook te noemen: “verkochte
(…)”
2.3.
De inhoud van deze koopovereenkomst, waarin dus is vastgelegd dat [gedaagde] (onder meer) perceel [perceel nummer 1] verkoopt aan [betrokkene 1], sluit aan bij de notariële leveringsakte waarmee (onder meer) [perceel nummer 1] aan [betrokkene 1] is geleverd (zie r.o. 2.5. tussenvonnis). Een notariële akte is een authentieke akte in de zin van artikel 156 lid 2 Rv. Op grond van artikel 157 lid 2 Rv levert een authentieke akte (net als een onderhandse akte) ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen tussen partijen – in dit geval [betrokkene 1] en [gedaagde] – dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring. Dit betekent dat de rechtbank verplicht is de inhoud van de in de akte opgenomen partijverklaring tussen de daarbij betrokken partijen als waar aan te nemen. Tegen dit dwingend bewijs staat echter tegenbewijs open, dat door alle middelen mag worden geleverd. Dit volgt uit artikel 151 leden 1 en 2 Rv. Daarbij geldt dat het tegenbewijs geslaagd mag worden geacht als op grond daarvan het door de akte geleverde bewijs is ontzenuwd door feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat de inhoud van de notariële akte niet overeenstemt met de werkelijke bedoeling van partijen.
2.4.
[eiser] stelt dat niet van de inhoud van deze koopakte kan worden uitgegaan, omdat die lijnrecht staat tegenover de eerdere verklaringen van [gedaagde] en [betrokkene 2] die zij hebben afgelegd in het kader van de appelprocedure tussen [eiser] en [betrokkene 1]. Daarin hebben zij verklaard dat zij de linker strook
nietaan [betrokkene 1] hadden verkocht. De koopakte levert daarom geen geldige titel op voor de levering, aldus [eiser].
2.5.
[gedaagde] voert hier tegen aan dat [eiser] die verklaringen verkeerd uitlegt. [gedaagde] en [betrokkene 2] hebben in die verklaringen bedoeld te zeggen dat het destijds de bedoeling was de strook grond niet aan [betrokkene 1] te verkopen, maar dat zij uiteindelijk wel het gehele perceel [perceel nummer 1] aan [betrokkene 1] hebben verkocht, met uitzondering van een klein (ander) deel van dit perceel, namelijk [perceel nummer 2], dat afgesplitst zou worden, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd. De toekenning aan [perceel nummer 1] van een voorlopige kadastrale oppervlakte en voorlopige kadastrale grenzen ziet daar op en heeft niets te maken met de linker strook grond. Voor de linker strook grond is geen uitzondering gemaakt in de koop- en leveringsakte, aldus [gedaagde]. Dat perceel [perceel nummer 1], dus inclusief de linker strook, aan [betrokkene 1] is verkocht en geleverd komt overeen met het standpunt dat [betrokkene 1] hierover heeft ingenomen in zijn procedure tegen [eiser] bij de rechtbank Noord-Holland (zie 2.8 tussenvonnis).
2.6.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat aan de levering van perceel [perceel nummer 1], inclusief de linker strook, aan [betrokkene 1] een geldige titel ten grondslag ligt. Uit de koopovereenkomst blijkt immers dat [gedaagde] perceel [perceel nummer 1] aan [betrokkene 1] heeft verkocht, zonder dat er een uitzondering is gemaakt voor de linker strook. Dat dit ook de bedoeling is geweest van [gedaagde] en [betrokkene 1] blijkt uit de hiervoor weergegeven verklaring van [gedaagde] en het standpunt van [betrokkene 1] hierover in zijn procedure tegen [eiser]. Dit betekent dat de linker strook aan [betrokkene 1] is verkocht en geleverd, dat daardoor niet [gedaagde] maar [betrokkene 1] de eigenaar is van de linker strook en [gedaagde] deze dus niet meer kan leveren aan [eiser]. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
2.7.
Tot slot merkt de rechtbank het volgende op. [eiser] voert in punt 13, aantekening 2 van haar antwoordakte na tussenvonnis het volgende aan: “
Vast staat dat van een feitelijke levering van de linkerstrook op 26 juni 2019 geen sprake is geweest. Vanaf 2012 had DOG de door haar gekochte linkerstrook in bezit totdat [betrokkene 1] zich deze strook op 15 en 16 juni 2021 wederrechtelijk toe-eigende”. Voor zover [eiser] hiermee heeft bedoeld te zeggen dat van levering op 26 juni 2019 geen sprake kan zijn geweest, omdat de strook toen in bezit was van [eiser], geldt dat gebruik door een ander niet aan goederenrechtelijke overdracht van een registergoed in de weg staat. Dit verweer kan daarom niet slagen.
2.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.495,00(2,5 punten × tarief II € 598,00)
Totaal € 1.809,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.809,00,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Groot en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.