ECLI:NL:RBNHO:2023:11233

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
15-023046-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict onder invloed van drugs met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 januari 2021 te Purmerend een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, onder invloed van cocaïne en heroïne/morfine, negeerde een rood verkeerslicht en botste met een andere auto, waarbij de bestuurster zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gecompliceerde enkelbreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor drie jaren. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde en het belang van de verdachte om zijn woning te behouden, wat leidde tot de gedeeltelijke voorwaardelijke straf. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 17 oktober 2023, waar de officier van justitie en de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-023046-21 (P)
Uitspraakdatum: 31 oktober 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van Loon, en van wat de verdachte naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 3 januari 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, (de N 244), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na voorafgaand gebruik van een of meer verdovende middel(en)- zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met (niet toegestane) hoge snelheid een voor hem bestemd, al enige tijd rood licht uitstralend verkeerslicht te negeren, althans niet op te merken en zo in botsing of aanrijding te komen met een hem tegemoetkomende, op de kruising bij groen licht linksafslaande personenauto, waardoor aan de bestuurster van die personenauto (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, (te weten een gecompliceerde enkelbreuk), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 3 januari 2021 te Purmerend als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N244, met hoge snelheid een voor hem bestemd, al enige tijd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd, althans niet heeft opgemerkt en in botsing of aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomende bij groen licht op de kruising linksaf slaande personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 2
hij op of omstreeks 3 januari 2021 te Purmerend een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of heroïne/morfine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 62 microgram cocaïne per liter bloed en/of 140 microgram heroïne/morfine per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Voor wat betreft de mate van schuld heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Het letsel van het slachtoffer, [slachtoffer] , kan als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
3.2.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De verdachte heeft daartoe aangevoerd dat hij niet onder invloed van verdovende middelen was en niet met hoge snelheid door rood is gereden. Volgens de verdachte is de bestuurder van de andere auto ( [slachtoffer] ) schuldig aan het ongeval.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1hij op 3 januari 2021 te Purmerend, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, (de N244), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - na voorafgaand gebruik van meerdere verdovende middelen - zeer onvoorzichtig en onoplettend, met niet toegestane hoge snelheid een voor hem bestemd, al enige tijd rood licht uitstralend verkeerslicht te negeren, althans niet op te merken en zo in botsing te komen met een hem tegemoetkomende, op de kruising bij groen licht linksafslaande personenauto, waardoor aan de bestuurster van die personenauto (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, (te weten een gecompliceerde enkelbreuk), werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2hij op 3 januari 2021 te Purmerend een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van meerdere in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten cocaïne en heroïne/morfine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 62 microgram cocaïne per liter bloed en 140 microgram heroïne/morfine per liter bloed bedroeg.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
feit 1 primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid van deze wet
en
feit 2: overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft een auto bestuurd terwijl hij onder invloed was van cocaïne en heroïne/morfine. Hij heeft vervolgens zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond door met een te hoge snelheid door een rood verkeerslicht te rijden op een kruispunt. Hierdoor is hij in volle vaart in botsing gekomen met de auto van het slachtoffer, dat net groen licht had gekregen en de kruising opreed om linksaf te slaan. Als gevolg van dit zeer onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag van de verdachte heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, te weten een gecompliceerde enkelbreuk. Gezien het dossier mag van geluk worden gesproken dat het beperkt is gebleven tot dit letsel; het had veel erger kunnen aflopen. De verdachte heeft door zijn verkeersgedrag zichzelf en zijn medeweggebruikers in een zeer gevaarlijke situatie gebracht. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De rechtbank acht de proceshouding van de verdachte bijzonder laakbaar, aangezien hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
8 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan onderhavig feit niet eerder voor overtreding van de Wegenverkeerswet is veroordeeld.
Daarentegen blijkt uit het dossier dat de verdachte in het jaar voorafgaand aan het ongeval meerdere keren is aangehouden voor het rijden onder invloed van drugs dan wel medicijnen en twee keer een rood verkeerslicht heeft genegeerd. Dit weerhoudt de verdachte er klaarblijkelijk niet van om toch weer onder invloed in de auto te stappen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf acht geslagen op de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd en de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, waarbij sprake is van ernstige schuld, een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het verkeersgedrag van de verdachte het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet in het tijdverloop sinds het bewezenverklaarde en het belang van de verdachte om zijn woning te kunnen behouden, aanleiding om de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd voor de duur van drie jaren. Hiermee wordt niet alleen beoogd de verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor de andere verkeersdeelnemers, maar ook om die verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op
2 (twee) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 (drie) jaren.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mr. E.G. van Roest en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2023.