ECLI:NL:RBNHO:2023:11231

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
15-146057-23, 15-045377-23 (gev ttz), 16-156896-21 (vord tul), 23-001140-21 (vord tul) en 23-002438-21 (vord tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernieling en niet meewerken aan speekselonderzoek met ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1974, die zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van een woning en een auto, alsook aan het niet meewerken aan een vordering tot speekselonderzoek. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de raadsman, mr. H.G. Koopman, zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van goederen die aan anderen toebehoorden, en voor het niet voldoen aan een wettelijk bevel van een ambtenaar. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van zijn daden. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, nu de ISD-maatregel wordt opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15-146057-23, 15-045377-23 (gev ttz), 16-156896-21 (vord tul),
23-001140-21 (vord tul) en 23-002438-21 (vord tul) (P)
Uitspraakdatum: 31 oktober 2023
Tegenspraak (art. 279 van het Wetboek van Strafvordering (Sv))
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [detentieadres] ,
nu gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.G.T. Kramer, en van wat de raadsman van de verdachte, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 15-146057-23
hij op of omstreeks 14 juni 2023 te Den Helder in/van een woning (gelegen aan [adres] ) opzettelijk en wederrechtelijk de (ruiten van de) voordeur en/of een of meer ramen/ruiten en/of keukenkastjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 15-045377-23
feit 1
hij, op of omstreeks 3 februari 2023 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2
hij, op of omstreeks 3 februari 2023 te Den Helder opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Sv, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan een vordering onderzoek van speeksel, hieraan geen gevolg te geven.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
parketnummer 15-146057-23
hij op 14 juni 2023 te Den Helder van een woning gelegen aan [adres] opzettelijk en wederrechtelijk de ruiten van de voordeur en ramen en keukenkastjes, die aan [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] toebehoorden heeft vernield;
parketnummer 15-045377-23
feit 1
hij op 3 februari 2023 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan
[slachtoffer 3] toebehoorde heeft beschadigd;
feit 2
hij op 3 februari 2023 te Den Helder opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 Sv, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant] , belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar van hem had gevorderd mee te werken aan een vordering onderzoek van speeksel, hieraan geen gevolg te geven.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 15-146057-23:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
parketnummer 15-045377-23
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 2:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast of bevoegd met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren zal opleggen.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte zich in deze eis kan vinden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van ruiten, ramen en keukenkastjes in zijn voormalige huurwoning. Enkele maanden daarvoor heeft hij een auto beschadigd door een deuk in een auto te trappen. De verdachte heeft met zijn handelen schade berokkend aan de benadeelden en hen overlast bezorgd. Deze feiten getuigen van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het weigeren om mee te werken aan een speekseltest. Hiermee heeft de verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag van de ambtenaren in functie.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
18 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte al vele malen eerder onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld, waaronder voor vernieling van een goed.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 13 oktober 2023, van [reclasseringswerker] , werkzaam bij GGZ Fivoor Haarlem. Hierin wordt geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Het advies wordt – zakelijk weergegeven – als volgt onderbouwd.
Betrokkene kampt met psychiatrische problematiek. Hij is gediagnostiseerd met een
bipolaire- en schizoaffectieve stoornis. Daarbij kampt hij met verslavingsproblematiek. Betrokkene gebruikt zowel (hard)drugs als alcohol. Hij doet dit om prikkels te dempen. Het gebruik van middelen werkt echter luxerend en in combinatie met zijn psychiatrische problematiek en gebruik van medicatie zorgt dit voor psychoses. Hieruit volgen vervolgens weer justitiecontacten. De sociaal-maatschappelijke omstandigheden van betrokkene zijn slecht te noemen. Ook dit draagt op een negatieve manier bij aan het recidive risico. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Betrokkene is reeds geruime tijd bekend bij de reclassering. Betrokkene heeft onder verschillende parketnummers onder toezicht gestaan van de reclassering in combinatie met bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft binnen de verschillende toezichten gepoogd om betrokkene toe te leiden naar passende hulpverlening en behandeling. Helaas tot op heden zonder (blijvend) resultaat. Betrokkene onttrok zich regelmatig aan de gemaakte afspraken en toonde zich ongemotiveerd. Er is meermaals geprobeerd om betrokkene aan te melden voor een langdurige klinische opname. Omdat hij hiervoor nooit gemotiveerd was, is een dergelijke opname niet van de grond gekomen.
Betrokkene zit al enige tijd in detentie en toont zich nu gemotiveerd voor gedragsverandering. Hoewel hij in gesprekken aangeeft de ISD-maatregel wat overdreven te vinden, ziet betrokkene ook mogelijkheden in de oplegging van een dergelijke maatregel. De reclassering vindt de ISD-maatregel op dit moment het meest passend, met name gelet op de multiproblematiek van betrokkene. Binnen de maatregel kan betrokkene ingesteld worden op medicatie en (verder) stabiliseren. Er kan eventueel aanvullend diagnostisch onderzoek worden afgenomen en ook krijgt hij de mogelijkheid om te werken aan zijn verslavingsproblematiek. Een langdurige klinische opname is geïndiceerd. Gezien de al gepleegde inzet ziet de reclassering alleen mogelijkheden om een dergelijk plan van aanpak vorm te geven binnen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering schat de kans op onttrekking hoog, met name omdat betrokkene nog niet volledig ingesteld is op medicatie. Daarom vindt de reclassering het strakke kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel momenteel het meest passend, niet alleen als een mogelijkheid voor betrokkene om te stabiliseren en de juiste zorg te kunnen ontvangen, maar ook om bij te dragen aan het vergroten van de maatschappelijke veiligheid.
Dit advies heeft [reclasseringswerker] , als getuige ter terechtzitting onderschreven.
De op te leggen maatregel
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de reclassering en neemt dit advies over. In het verleden is vele malen verplicht reclasseringstoezicht gestart en zijn hulpverleningstrajecten ingezet, maar telkens zonder resultaat. De rechtbank ziet daarom geen andere mogelijkheden meer dan het opleggen van een ISD-maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren moet worden opgelegd.
Voldaan wordt aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, namelijk:
- de door de verdachte begane feiten onder de parketnummers 15-146057-23 en
15-045377-23 onder 1, betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • de verdachte is in de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
  • de onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan;
  • gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte moet er ernstig rekening mee gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
  • de veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel.
Ook is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers" van het Openbaar Ministerie. De verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van onderliggend feit.
Om de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en ook om de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd moet worden. De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt hierop niet in mindering gebracht.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.246,23 ingediend tegen de verdachte wegens vermogensschade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15-146057-23 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit kosten voor het repareren van de woning.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering met betrekking tot de gestelde kosten voor het glaswerk (post 2 en 3) toe wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de kosten voor het glaswerk (post 2 en 3) toegewezen kan worden en dat het meer gevorderde moet worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vermogensschade tot een bedrag van € 1.616,56 rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15-146057-23 bewezen verklaarde feit. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2023 tot aan de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de reparatiekosten voor het glaswerk (post 2 en 3).
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Nu naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd dat de overige gestelde schadeposten voor het renoveren van de woning het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15-146057-23 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vernieling van een goed] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.075,50 ingediend tegen de verdachte wegens vermogensschade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15-045377-23 onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit kosten voor laten uitdeuken en spuiten van de deur van de auto (€ 975,50) en het opmaken van een schaderapport (€ 100,00).
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de kosten voor de reparatie van de auto toegewezen kan worden. De vergoeding voor de kosten voor het laten opmaken van een schaderapport moet afgewezen worden, omdat deze kosten in de regel in mindering komen op de reparatiekosten als de reparatie daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 975,50 rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15-045377-23 onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de kosten voor de reparatie van de auto.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de kosten voor het opmaken van een schaderapport afwijzen, gelet op de gemotiveerde betwisting van de raadsman.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15-045377-23 onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: beschadiging van een goed] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 22 oktober 2021 in de zaak met parketnummer 16-156896-21 heeft de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht, de verdachte ter zake van belediging en vernieling van een goed veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op 10 november 2021 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 6 november 2021 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Bij arrest van 16 maart 2022 in de zaak met parketnummer 23-001140-21 heeft de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, de verdachte ter zake van diefstal en lokaalvredebreuk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op één jaar bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op
4 april 2022 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 31 maart 2022 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Bij arrest van 19 april 2022 in de zaak met parketnummer 23-002438-21 heeft de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, de verdachte ter zake van diefstal en lokaalvredebreuk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op
11 mei 2022 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 4 mei 2022 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank de vorderingen zal afwijzen gelet op de gevorderde ISD-maatregel.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen, nu aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 38m, 38n, 57, 184 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 15-146057-23 en 15-045377-23 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op ter zake het onder de parketnummers 15-146057-23 en 15-045377-23 onder feit 1 bewezen verklaarde de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
twee (2) jaren.
Bepaalt dat ter zake van het parketnummer 15-045377-23 onder feit 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van € 1.616,56 (zegge: duizend zeshonderdzestien euro en zesenvijftig cent), als vergoeding voor de vermogensschade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.616,56 (zegge: duizend zeshonderdzestien euro en zesenvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 26 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van € 975,50 (zegge: negenhonderdvijfenzeventig euro en vijftig cent), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders door benadeelde partij [slachtoffer 3] gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 975,50 (zegge: negenhonderdvijfenzeventig euro en vijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht in de zaak met parketnummer
16-156896-21 opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam in de zaak met parketnummer 23-001140-21 opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam in de zaak met parketnummer 23-002438-21 opgelegde voorwaardelijke straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G. van Roest, voorzitter,
mrs. M.E. Allegro en I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2023.