In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [verweerder] over de levering van een Landrover. [Eiser] heeft de Landrover op 27 augustus 2022 gekocht voor € 59.900, maar ontdekte in januari 2023 dat de auto een schadeverleden had, wat de inruilwaarde aanzienlijk verlaagde. Na een aantal gesprekken en afspraken over mogelijke oplossingen, heeft [eiser] op 10 januari 2023 de Landrover zonder overleg ingeruild bij een andere dealer. [Eiser] vorderde in conventie een vermindering van de koopprijs van € 25.000 op grond van non-conformiteit, maar de kantonrechter wees deze vordering af. De rechter oordeelde dat [verweerder] niet tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, omdat de redelijke termijn voor vervanging nog niet was verstreken en [eiser] zelf de gelegenheid tot vervanging had ontnomen.
In reconventie vorderde [verweerder] schadevergoeding van € 13.456,11 wegens onrechtmatig beslag dat door [eiser] was gelegd. De kantonrechter oordeelde dat het beslag ongegrond was en heeft het opgeheven. [Verweerder] kreeg een deel van zijn vorderingen toegewezen, waaronder de vergoeding van beslagkosten en contractuele rente. De proceskosten werden aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.058,- in conventie en € 398,- in reconventie, waarbij [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij werd veroordeeld tot betaling van deze kosten.