ECLI:NL:RBNHO:2023:11182

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
10336401 CV-EXPL 23-940
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis benoeming deskundige in geschil over non-conformiteit klepelmaaier

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 20 september 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen GTJ Trading B.V. en Kiheho B.V. over de non-conformiteit van een klepelmaaier. De procedure is gestart door GTJ Trading B.V., vertegenwoordigd door mr. R.G. Varkevisser, tegen Kiheho B.V., vertegenwoordigd door P.J.W. Heeremans. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 26 juli 2023 besloten dat er behoefte is aan deskundigenadvies over de staat van de klepelmaaier ten tijde van de aflevering. Beide partijen hebben ingestemd met de benoeming van een deskundige, maar GTJ heeft bezwaar gemaakt tegen het niet horen van getuigen die zij had voorgesteld.

De kantonrechter heeft in dit vonnis de heer ing. R.H. Legen benoemd als deskundige, met de opdracht om de staat van de klepelmaaier te beoordelen. De deskundige moet onder andere inschatten hoeveel draaiuren de klepelmaaier heeft en of deze ten tijde van de aflevering als 'zo goed als nieuw' kan worden beschouwd. De kantonrechter heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat zij hun procesdossier aan de deskundige moeten overhandigen.

De beslissing bevat ook bepalingen over de kosten van de deskundige, de termijn waarbinnen de deskundige zijn rapport moet indienen, en de verplichtingen van partijen om informatie te verstrekken. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor conclusie na het deskundigenbericht, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaak/rolnr.: 10336401 CV-EXPL 23-940
datum uitspraak: 20 september 2023
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GTJ TRADING B.V.
gevestigd te Groningen,
eiser,
gemachtigde mr. R.G. Varkevisser,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KIHEHO B.V.
gevestigd te Santpoort-Noord,
gedaagde,
gemachtigde P.J.W. Heeremans.
Partijen zullen hierna GTJ en Kiheho genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 juli 2023, waarbij de kantonrechter een deskundigenbericht heeft aangekondigd,
  • de akte uitlating aangekondigde deskundigenbericht en akte overlegging producties van GTJ, met nadere producties 33 en 34,
  • de akte uitlating van Kiheho met bijlagen 1 en 2.
1.2.
Daarop is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 26 juli 2023 heeft de kantonrechter overwogen dat zij het wenselijk vindt dat zij wordt voorgelicht door een deskundige over de staat van de klepelmaaier ten tijde van de aflevering, omdat zij dat aan de hand van de stukken in het dossier niet zelf kan beoordelen. GTJ en Kiheho hebben de gelegenheid gekregen zich daarover uit te laten. De kantonrechter heeft kennis genomen van de aktes van partijen waarin zij zich hierover hebben uitgelaten. Kiheho heeft in haar akte te kennen gegeven in te stemmen met de benoeming van een deskundige.
2.2.
GTJ heeft in haar akte aangevoerd dat de kantonrechter met deze beslissing zonder enige motivering voorbij gaat aan het uitdrukkelijk bewijsaanbod namens GTJ om de heren [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te laten horen.
2.3.
Op dit moment heeft de kantonrechter behoefte aan voorlichting van een onafhankelijk deskundige. Dit neemt niet weg dat de kantonrechter na ontvangst van het deskundigenbericht en afhankelijk van de inhoud daarvan en de reacties van partijen daarop, alsnog kan beslissen dat GTJ wordt toegelaten in het aangeboden bewijs. Er is daarom geen sprake van dat dit bewijsaanbod bij tussenvonnis zou zijn gepasseerd.
2.4.
Hetzelfde geldt voor het bezwaar van GTJ dat de kantonrechter niet is ingegaan op het verweer van GTJ dat Kiheho op grond van de algemene voorwaarden haar betalingsverplichting niet kan opschorten. Dit verweer is pas aan de orde als vast komt te staan dat GTJ aan haar leveringsverplichting heeft voldaan. Als GTJ niet aan haar leveringsverplichting heeft voldaan is er immers geen betalingsverplichting voor Kiheho, zoals de kantonrechter in haar tussenvonnis onder 4.4. heeft overwogen.
2.5.
De door GTJ aangevoerde punten leiden dan ook niet tot herziening van de beslissing tot benoeming van een deskundige.
2.6.
GTJ en Kiheho hebben bij akte voorgesteld om één deskundige te benoemen, die voldoende kennis moet hebben van de eigenschappen van een (zo goed als nieuwe) klepelmaaier om een oordeel te kunnen vellen over de staat van de geleverde klepermaaier ten tijde van de aflevering. Zij hebben geen voorstel voor de persoon van de te benoemen deskundige gedaan. De kantonrechter zal daarom zelf een onafhankelijke deskundige aanwijzen en benoemen, te weten de heer ing. R.H. Legen, van CED in Capelle aan den IJssel.
2.7.
Bij genoemde aktes hebben GTJ en Kiheho ieder een voorstel gedaan voor de aan de deskundige te stellen vragen. GTJ heeft hierbij opgemerkt dat het aantal draaiuren irrelevant is voor het bepalen of de klepelmaaier zo goed als nieuw was ten tijde van de aflevering. Tijdens de comparitie van partijen is echter aan de orde geweest wat de kantonrechter volgens partijen moest verstaan onder de kwalificatie “zo goed als nieuw”. Kiheho heeft aangegeven dat tijdens de onderhandelingen is gezegd dat de demomachine circa 50 uren zou zijn gebruikt. Dat dit destijds is gezegd is door GTJ erkend. Dit betekent dat dat aantal draaiuren en het door de deskundige te schatten gebruik, in combinatie met het gebruik door Kiheho, wel degelijk relevant is voor de bepaling of de klepelmaaier ten tijde van de aflevering “zo goed als nieuw” was in de zin dat deze toen maximaal (circa) 50 uren had gedraaid. Om de deskundige van zo veel mogelijk informatie te voorzien heeft de kantonrechter Kiheho opgedragen de werkstaten te overleggen. Dit is niet in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor zoals GTJ stelt, omdat GTJ en Kiheho het recht hebben om bij het onderzoek opmerkingen en verzoeken aan de deskundige te doen toekomen. De deskundige zal partijen daartoe ook de gelegenheid geven, zodat het beginsel van hoor en wederhoor is gewaarborgd.
2.8.
Met inachtneming van de voorstellen van partijen zal de kantonrechter aan de deskundige de volgende vragen voorleggen.
Kunt u aan de hand van de gebruikssporen op de diverse onderdelen van de klepelmaaier en de klepelmaaier in zijn geheel een inschatting maken van het aantal draaiuren van de klepelmaaier?
Hoe groot acht u de kans dat de klepelmaaier - gelet op het aantal maaiuren vanaf 2 juni 2022 overeenkomstig de werkstaat van Kiheho - ten tijde van de aflevering op 2 juni 2022 in de staat "zo goed als nieuw" verkeerde?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.9.
De kantonrechter wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De kantonrechter zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.11.
De kantonrechter ziet geen aanleiding te bepalen dat Kiheho de klepelmaaier naar de bedrijfslocatie van de deskundige, of neutraal terrein, moet brengen, zoals door GTJ gevraagd. De deskundige kan dit bepalen indien hij dit voor zijn onderzoek noodzakelijk vindt.
2.12.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij wijst partijen op het arrest van 22 januari 2010 (LJN BK1639), waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de beslissing over de partij die het voorschot moet betalen, moet worden aangemerkt als een beslissing in het kader van de voortgang en de instructie van de zaak waartegen geen appel mogelijk is.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
benoemt tot deskundige:
De heer ing. R.H. Legen,
correspondentieadres: [adres 1],
bezoekadres: [adres 2],
telefoon: [telefoon],
emailadres: [e-mailadres]
het voorschot
3.2.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.3.
bepaalt dat GTJ het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.4.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat GTJ zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.7.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.12.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen voor conclusie na deskundigenbericht door beide partijen op een termijn van vier weken na ontvangst ter griffie van het rapport,
3.13.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken,
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Groot en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter