ECLI:NL:RBNHO:2023:11158

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/15/314824 / HA ZA 21-178
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in bouwzaak met bijstelling van facturen na deskundigenonderzoek

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een eindvonnis gewezen in een civiele zaak tussen [eiser] B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft een bouwgeschil waarbij de facturen van de aannemer deels zijn bijgesteld na een deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 13 juli 2022 een deskundige benoemd om de werkzaamheden en de bijbehorende kosten te beoordelen. De deskundige heeft zijn bevindingen gepresenteerd, waaruit bleek dat de kosten voor de nog uit te voeren werkzaamheden aanzienlijk waren en dat een deel van de facturen niet in overeenstemming was met de geleverde diensten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] een bedrag van € 115.610,79 aan [eiser] verschuldigd is, inclusief btw, en heeft de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op € 1.931,11. De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenbericht vastgesteld op € 4.452,80, waarvan de helft door [eiser] aan [gedaagde] moet worden betaald. De vorderingen in reconventie van [gedaagde] zijn afgewezen, en de proceskosten zijn toegewezen aan [eiser].

De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk aan de betalingsverplichtingen moet voldoen, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/314824 / HA ZA 21-178
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. I.M. Mos-Bolier te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. Glijnis te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 juli 2022
  • het deskundigenbericht d.d. 11 mei 2023
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiser]
  • de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde], tevens verzoek ex artikel 22 Rv, tevens akte wijziging eis
  • de akte uitlaten van [eiser], tevens houdende bezwaar tegen eiswijziging en tegen verzoek artikel 22 Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
In het tussenvonnis van 27 juni 2018 heeft de rechtbank een onderzoek door een deskundige bevolen ter beantwoording van 12 vragen en J. Struik van Bouw Advies Centrum B.V. tot deskundige benoemd. De vragen 3, 4 en 11 vielen buiten de scope van de het aanhangige geschil, maar zijn op verzoek van [gedaagde] (vanuit kosten efficiëntie) eveneens aan de deskundige voorgelegd. Nadat de deskundige had aangegeven dat een grondige analyse van alle facturen zeer tijdrovend (en daarmee kostbaar) zou zijn, heeft de rechtbank de aan de deskundige verleende opdracht aangepast, in die zin dat de vragen 3, 4 en 11 alsnog zijn komen te vervallen.
2.2.
Uit het deskundigenbericht blijkt dat de deskundige na analyse van het dossier en bestudering van de gedane mededelingen door partijen en de verstrekte informatie ter plaatse tot beantwoording van de vragen is gekomen. De deskundige heeft partijen in de gelegenheid gesteld om op het concept deskundigenbericht te reageren. De deskundige heeft van beide partijen een reactie op het concept ontvangen en deze zijn als bijlage 4 en 5 aan het deskundigenbericht gehecht. De deskundige heeft in het deskundigenbericht met het commentaar van partijen rekening gehouden.
2.3.
De aan de deskundige voorgelegde vragen zijn opgedeeld in twee categorieën:
A ten aanzien van werkzaamheden uitgevoerd op basis van een vaste aanneemsom(factuur 5256) en
B ten aanzien van werkzaamheden uitgevoerd op regiebasis(facturen 5258, 5276, 5277, 5278, 5279, 5317, 5319, 5348 en 5358). De rechtbank heeft deze onderverdeling aangebracht omdat indien sprake is van een overeengekomen vaste aanneemsom, anders dan bij werkzaamheden uitgevoerd op regiebasis, deze in beginsel verschuldigd is ongeacht de vraag of het in rekening gebrachte bedrag een redelijke prijs is.
2.4.
Ten aanzien van vraag A1Hoeveel procent – eerder 20% of 80% - van de op 05-07-2019 geoffreerde tuinwerkzaamheden (prod 3) was per 06-01-2020 uitgevoerd?Heeft de deskundige onder 4.1 van het deskundigenbericht ingeschat dat circa 35 % van de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Hij heeft daarbij het volgende opgemerkt:
Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze inschatting arbitrair is, omdat het niet volledig duidelijk is wat er in de offerte is aangeboden. Teruggerekend van het totaalbedrag van € 56.725,- is beredeneerd dat dit bedrag te hoog is voor enkel de in deze offerte beschreven werkzaamheden. In de offerte staat vermeld ‘Offerte is gebaseerd op de door u geleverde tekening’, hetgeen de indruk wekt dat er meer is aangeboden dan alleen hetgeen beschreven in de offerte.
2.5.
[eiser] kan zich in voornoemde inschatting niet vinden en merkt op dat de offerte (prod 3) per onderdeel gespecificeerd is en de deskundige ten onrechte niet geoffreerde werkzaamheden in zijn beoordeling heeft betrokken. Dit betoog slaagt. Aan de deskundige is de vraag voorgelegd hoeveel procent van de geoffreerde werkzaamheden per 6 januari 2020 was uitgevoerd. Daarbij is expliciet verwezen naar productie 3. Niet geoffreerde werkzaamheden dienden derhalve buiten beschouwing te blijven. Dat de deskundige de aanneemsom voor enkel de geoffreerde werkzaamheden (te) hoog vindt, is in deze niet relevant. Zoals hiervoor onder 2.3 overwogen is de vraag of de in rekening gebrachte aanneemsom een redelijke prijs is, in het geval van een vaste aanneemsom niet aan de orde. De rechtbank is dan ook met [eiser] van oordeel dat de deskundige de (kosten van) werkzaamheden met betrekking tot het plaatsen van een
buitenkeuken/barbecue met overkappingten bedrage van € 11.625,00 ten onrechte in zijn berekening heeft meegenomen. Dit geldt evenzeer voor de in de berekening van de deskundige meegenomen kosten voor ‘
lange wand aan de oostzijde’ten bedrage van € 4.200.00. Door [eiser] is terecht opgemerkt dat de rechtbank in het tussenvonnis van 4 mei 2022 onder 4.16 heeft overwogen dat ten aanzien van die werkzaamheden een bedrag van € 2.160,00 (excl. btw) als minderwerk zou worden opgenomen.
2.6.
[eiser] heeft voorts de door de deskundige begrootte kosten voor de nog niet uitgevoerde werkzaamheden betwist. Volgens [eiser] zijn deze kosten door de deskundige te hoog ingeschat. De rechtbank volgt [eiser] hierin niet. De rechtbank zal bij de berekening van het percentage van het uitgevoerde werk van de door de deskundige geschatte kosten uitgaan.
2.7.
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als uitgangspunt dat de kosten voor de nog uit te voeren werkzaamheden in totaal circa € 20.000,00 bedroegen ( € 7.200,00 + € 3.000,00 + € 1.500,00 + € 2.800,00 + € 4.000,00 + € 1.500,00) oftewel ruim 35% van het geoffreerde bedrag van € 56.725.00. Hiervan uitgaande was op 6 januari 2020 derhalve circa 65% van de geoffreerde tuinwerkzaamheden uitgevoerd. Weliswaar is dit minder dan de door [eiser] gestelde 80%, maar nog altijd beduidend meer dan de door [gedaagde] gestelde 20%.
2.8.
Ten aanzien van vraag A2Kunt u op basis van de vorige vraag aangeven welk bedrag [gedaagde] op factuur 5256 dient te voldoen?heeft de deskundige opgemerkt dat geen berekening is gemaakt van het reëel in rekening te brengen bedrag, maar dat voor de tuin een bedrag van € 36.845,00 (excl. btw) op de totale aanneemsom in mindering zou moeten worden gebracht. Zowel [eiser] als [gedaagde] maken hiertegen bezwaar. Volgens [eiser] is dit bedrag veel te hoog, terwijl [gedaagde] juist meent dat een bedrag van € 48.240,92 (excl. btw) in mindering dient te worden gebracht. De rechtbank overweegt als volgt.
2.9.
In het tussenvonnis van 4 mei 2022 heeft de rechtbank onder 4.19 overwogen dat vanwege minderwerk een bedrag van € 4.793,33 (excl. btw) op de aanneemsom in mindering dient te worden gebracht. Omdat voor de werkzaamheden onder de vaste aanneemsom, na voldoening van factuur 5256 nog slechts een bedrag van € 4.361,32 (excl. btw) openstond, heeft de rechtbank geconcludeerd dat [eiser] met factuur 5256 in ieder geval een bedrag van € 432,01 (excl. btw) teveel in rekening heeft gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding hierop terug te komen. Nu uit het deskundigenbericht kan worden opgemaakt dat bovendien de werkzaamheden voor circa € 20.000,00 nog niet waren uitgevoerd, zal de rechtbank het bedrag dat [gedaagde] op factuur 5256 dient te voldoen vaststellen op € 11.206,67 excl. 21% btw ( € 31.638,68 - € 432,01 - € 20.000,00), oftewel
€ 13.560,07 incl. btw.
2.10.
De rechtbank zal de opmerkingen van [gedaagde] met betrekking tot het deurbeslag en de voorzetwand passeren, nu dit buiten de scope van de bewijsopdracht valt. Overigens heeft de deskundige bevestigd dat het deurbeslag niet in de offerte was opgenomen en hij niet heeft kunnen vaststellen dat de kosten van de voorzetwanden dubbel in rekening zijn gebracht.
2.11.
De vragen 3 en 4 zijn komen te vervallen. De deskundige heeft in antwoord op vraag 5 aangegeven dat hij ten aanzien van categorie A geen verdere opmerkingen heeft die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn.
2.12.
Ten aanzien van vraag B6Kunt u op basis van de stukken die in de procedure zijn overgelegd ten aanzien van de facturen 5258, 5276, 5277, 5278, 5279, 5317, 5319, 5348 en 5358 vaststellen welk bedrag [eiser] op basis van regie zonder richtprijs voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden in 2019 in redelijkheid in rekening kan brengen?en
vraag B7Zijn de door [eiser] met voornoemde facturen in rekening gebrachte bedragen buitenproportioneel in verhouding tot de uitgevoerde werkzaamheden? Zo ja welk bedrag kan in redelijkheid wel in rekening worden gebracht?heeft de deskundige opgemerkt dat niet voor alle facturen een inschatting kan worden gemaakt, vanwege het ontbreken van specificaties van uren- en materiaalkosten. De deskundige heeft vervolgens per factuur (met uitzondering van de facturen 5277, 5279 en 5348) aangegeven welk bedrag volgens hem in redelijkheid in rekening kan worden gebracht. De rechtbank zal hierna de facturen afzonderlijk bespreken.
2.13.
Factuur 5258bestaat uit twee onderdelen. De deskundige heeft het door [eiser] voor ‘aftimmeren zolder verdieping en stucwerk zolder’ in rekening gebrachte bedrag van € 5.200,00 excl. btw als redelijk beoordeeld. De kosten voor ‘badkamer creëren op de zolderverdieping’ ten bedrage van € 5.450,00 excl. btw zijn door de deskundige als buitenproportioneel aangemerkt. Volgens de deskundige kan hiervoor in redelijkheid een bedrag van € 4.000,00 excl. btw in rekening worden gebracht. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in haar betoog dat uit moet worden gegaan van de eerdere, lagere inschatting van de deskundige. De deskundige heeft toegelicht dat de reactie van [eiser] naar aanleiding van het concept deskundigenbericht en de daarbij gegeven onderbouwing aanleiding hebben gegeven tot een herziening van kosteninschattingen en heeft dit in het deskundigenbericht nader gemotiveerd. Omdat door [eiser] geen specificatie van uren- en materiaalkosten is overgelegd, heeft de deskundige voor ieder onderdeel een ruwe kosteninschatting gemaakt van uitgevoerd werk. De rechtbank zal het bezwaar van [eiser] dat
deze bedragen naar het idee van [eiser] (nog steeds) te laagzijn, als onvoldoende onderbouwd passeren. De rechtbank zal de deskundige in zijn oordeel over de in redelijkheid in rekening te brengen prijs dan ook volgen. Dit betekent dat [eiser] voor de in factuur 5258 opgenomen werkzaamheden een bedrag van € 9.200,00 excl. 21% btw, derhalve
€ 11.132,00 incl. btwin rekening kan brengen.
2.14.
Factuur 5276bestaat eveneens uit twee onderdelen. De deskundige heeft op basis van de bouwtekeningen en waarnemingen ter plaatse een inschatting gemaakt van het aantal m2 waarop beton ciré en stucwerk is aangebracht en de kosten voor het beton ciré in totaal vastgesteld op € 11.025,00 (i.p.v. € 12.985,00) excl. btw en voor het stucwerk op € 6.475,00 (ipv € 9.96,00) excl. btw. [gedaagde] maakt hiertegen bezwaar en stelt zich op het standpunt dat de deskundige van teveel m2 stucwerk is uitgegaan. Nu echter de deskundige in het deskundigenrapport nader heeft toegelicht dat het aanbrengen van stucwerk onder het beton ciré (nagenoeg) altijd noodzakelijk is, zal de rechtbank de stelling van [gedaagde] dat de wanden niet gestukt zijn, als onvoldoende onderbouwd passeren. Dat [eiser] [gedaagde] hier vooraf niet expliciet over geïnformeerd heeft, maakt dit niet anders. tussen partijen is immers niet in geschil dat de werkzaamheden werden uitgevoerd op regiebasis zonder richtprijs.
Ook het bezwaar van [eiser] tegen het door de deskundige gehanteerde tarief per m2 slaagt niet, nu de deskundige bij het vaststellen van de in redelijkheid in rekening te brengen prijs immers is uitgegaan van de gemiddelde kosten waar andere aannemers het werk voor zouden kunnen hebben gerealiseerd en niet van het door [eiser] in rekening gebrachte uurtarief. De rechtbank zal daarom ook voor factuur 5276 het oordeel van de deskundige volgen. De conclusie moet derhalve luiden dat [eiser] voor deze werkzaamheden in totaal € 17.500,00 excl. 9% btw, derhalve
€ 19.075,00 incl. btwin rekening kan brengen.
2.15.
Factuur 5278heeft betrekking op het uitvlakken van beide kamers van Rene en de zolderverdiepingen en het plaatsen van PVC stroken. De deskundige heeft de hiervoor in redelijkheid in rekening te brengen prijs vastgesteld op € 2.048,00 (i.p.v. € 3.510,00) excl. 21% btw. [gedaagde] kan zich hierin vinden. Ook [eiser] heeft naar aanleiding van het conceptrapport hierover geen opmerkingen gemaakt. De rechtbank zal daarom het eerst bij akte na deskundigenbericht aangevoerde bezwaar van [eiser] dat de deskundige van een te laag aantal manuren uit is gegaan, passeren en het oordeel van de deskundige volgen. Dit betekent dat [eiser] een bedrag van
€ 2.478,08 incl. btwin rekening kan brengen.
2.16.
Factuur 5317ten bedrage van € 1.420,00 excl. btw ziet op het aanbrengen van vloertegels in de badkamer. De deskundige heeft geconstateerd dat de tegelvloer compleet is afgewerkt en er over deze factuur geen discussie meer is. Partijen hebben dit in hun reactie op het concept deskundigenrapport niet weersproken. De rechtbank zal daarom aan de stelling van [gedaagde] dat het laatste stukje tegel niet geplaatst is en daarom € 100,00 in mindering dient te worden gebracht, voorbij gaan. [gedaagde] dient derhalve het volledige factuurbedrag van
€ 1.718,20 incl. btw te voldoen.
2.17.
Factuur 5319ten bedrage van € 2.680,00 excl. btw is door de deskundige eveneens als redelijk ingeschat. De rechtbank kan [gedaagde] dan ook niet volgen in haar stelling dat [eiser] een bedrag van € 3.187,85 (! sic) incl. btw te veel in rekening heeft gebracht, omdat hij geen deurbeslag heeft geleverd. Dat [eiser] dit niet vooraf aan [gedaagde] heeft gemeld, maakt dit niet anders. Het gaat in deze immers niet om werkzaamheden die voor een vaste aanneemsom zijn uitgevoerd. Ook voor deze factuur geldt derhalve dat [gedaagde] het volledige factuurbedrag van
€ 3.242,80 incl. btwverschuldigd is.
2.18.
Factuur 5358bestaat uit 10 onderdelen. Volgens de deskundige zijn de eerste 6 onderdelen alsmede regel 8 van de factuur niet als buitensporig aan te merken. Ten aanzien van onderdeel 7, het vervangen van de cv ketel, heeft de deskundige geoordeeld dat het door [eiser] in rekening gebrachte bedrag van € 5.180,00 excl. btw niet reëel is en heeft het in redelijkheid in rekening te brengen bedrag voor deze werkzaamheden vastgesteld op € 4.200,00 excl. 21% btw, derhalve
€ 5.082,00 incl. btw. Partijen hebben hiertegen geen bezwaren geuit.
2.19.
De deskundige stelt voorts dat onduidelijk is en niet te beredeneren is welke overige werkzaamheden voor ‘installatiewerk en aanpassen en reparaties aan leiding en cv installatie’ zijn uitgevoerd (regel 9 en 10 in de factuur). [eiser] heeft hiertegen ingebracht dat op de in het rapport opgenomen foto’s duidelijk te zien is dat leiding- en loodgieterswerkzaamheden zijn verricht. [eiser] gaat er aldus aan voorbij dat de deskundige hierover heeft opgemerkt dat ervan uit mag worden gegaan dat deze werkzaamheden onder het onder regel 2 en 3 van de factuur in rekening gebrachte loodgieterswerk zijn inbegrepen. Dat [eiser] niet meer kan nagaan hoeveel leidingwerk is aangebracht of gerepareerd komt voor zijn rekening en risico. Het is immers aan de aannemer om van de op regiebasis uitgevoerde werkzaamheden een nauwkeurige administratie bij te houden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om ten aanzien van deze factuur van het oordeel van de deskundige af te wijken.
2.20.
Uit het vorenstaande volgt dat [eiser] voor de met factuur 5358 in rekening gebrachte werkzaamheden in totaal in redelijkheid een bedrag van € 16.850,00 excl. 21% btw (i.p.v. € 22.830,00), derhalve
€ 20.388,50 incl. btwin rekening kan brengen.
2.21.
Ten aanzien van
factuur 5277ten bedrage van € 10.000,00 excl. btw,
factuur 5279ten bedrage van € 18.824,25 excl. btw en
factuur 5348ten bedrage van € 10.320,50 excl. btw stelt de deskundige dat de werkzaamheden weliswaar zijn uitgevoerd, maar hij mede vanwege het afwijkende type woning en de zeer beknopte beschrijving geen methode ziet om van het in redelijkheid in rekening te brengen bedrag een grove inschatting te maken. De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn betoog dat [gedaagde]
dushet volledige factuurbedrag verschuldigd is. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt, en anders dan [eiser] lijkt te willen betogen, is het immers aan de aannemer om van de op regiebasis uitgevoerde werkzaamheden een nauwkeurige administratie bij te houden. Nu (ook) de deskundige niet kan vaststellen of de door [eiser] in rekening gebrachte prijs redelijk is, zal de rechtbank op deze nog openstaande en door [gedaagde] betwiste facturen, zoals [gedaagde] voorstelt, een percentage in mindering brengen. De rechtbank zal daarbij uitgaan van het gemiddelde percentage dat volgens de deskundige voor de betwiste facturen voor de op regiebasis uitgevoerde werkzaamheden in redelijkheid in rekening kan worden gebracht. Anders dan [gedaagde] betoogt zijn deze facturen (gemiddeld) niet tot 70%, maar gemiddeld tot 82,2% teruggebracht. De rechtbank zal daarom dit percentage hanteren. Dat betekent dat factuur 5277 wordt teruggebracht tot € 8.220,00 excl. 21% btw oftewel
€ 9.946,20 incl. btw, factuur 5279 tot € 15.473,53 excl. 21% btw oftewel
€ 18.722,97 incl. btwen factuur 5348 tot € 8.483,45 excl. 21% btw derhalve
€ 10.264,97 incl. btw.
2.22.
Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde] aan [eiser] nog altijd een bedrag van € 115.610,79 incl. btw verschuldigd is. Reeds hieruit volgt dat het betoog van [gedaagde] dat zij haar betalingsverplichting kon opschorten omdat zij al te veel betaald had, niet opgaat. De rechtbank zal dan ook de vordering in conventie van [eiser] terzake de hoofdsom tot voornoemd bedrag toewijzen. De gevorderde wettelijke rente hierover zal worden toegewezen gerekend vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen.
2.23.
Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen, zij het dat deze op grond van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke kosten en uitgaande van het toegewezen bedrag worden begroot op € 1,931,11.
2.24.
De vorderingen in reconventie worden afgewezen. Anders dan [gedaagde] betoogt is geenszins vastgesteld dat [gedaagde] te veel aan [eiser] heeft betaald. Voor zover [gedaagde] aan deze vordering thans ten grondslag legt dat ook de wel door haar betaalde facturen voor uitgevoerde werkzaamheden op regiebasis moeten worden teruggebracht, wordt zij daarin niet gevolgd. Vooropgesteld wordt dat deze facturen niet eerder door haar zijn betwist en omdat deze geen onderdeel van het geschil uitmaken, ook niet door de deskundige zijn onderzocht. [gedaagde] heeft deze facturen na oplevering van de werkzaamheden goedgekeurd en zonder protest voldaan. De rechtbank ziet in het gestelde dan ook geen aanleiding om terug te komen op beslissingen van het op 4 mei 2022 gewezen tussenvonnis. Voor wat betreft de designradiatoren heeft [eiser] aangegeven dat deze bij haar kunnen worden opgehaald, zodat [gedaagde] bij toewijzing van deze vordering onvoldoende belang heeft.
2.25.
Nu uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde], ondanks dat de facturen naar beneden worden bijgesteld, een aanzienlijk bedrag aan [eiser] verschuldigd is, zal zij als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in conventie en in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank ziet echter wel aanleiding de kosten van het deskundigenbericht te delen, aangezien partijen in het deskundigenbericht allebei deels gelijk en deels ongelijk krijgen. De kosten van het deskundigenbericht van Bouw Advies Centrum B.V. bedragen blijkens de eindnota van 11 mei 2023 € 4.452,80, inclusief btw. Aangezien [gedaagde] het gehele bedrag al heeft voldaan bij wijze van voorschot, zal de rechtbank [eiser] veroordelen de helft van het bedrag, zijnde € 2.226,40, aan [gedaagde] te betalen.
2.26.
De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden tot op heden begroot op:
in conventie :
dagvaarding € 89,44
vastrecht € 4.200,00
salaris advocaat
€ 6.580,00(3,5 punten x € 1.880,00)
Totaal € 10.869,44
in reconventie:
salaris advocaat € 1.880,00 ( 2 punten x 0,5 x € 1.880,00).
2.27.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal eveneens worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijkbewijs van kwijting aan [eiser] een bedrag € 115.610,79 (honderdvijftienduizend zeshonderdtien euro en negenenzeventig cent) incl. btw te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (uiteindelijke) factuurbedragen gerekend vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijkbewijs van kwijting aan [eiser] een bedrag € 1.931,11 te betalen terzake de buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
stelt de kosten van het deskundigenbericht vast op in totaal € 4.452,80,
3.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 2.226,40 ter zake van zijn aandeel in de kosten van het deskundigenbericht
3.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 10.869,44 ter zake van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.7.
wijst de vorderingen af;
3.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.880,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
in conventie en in reconventie
3.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1155