ECLI:NL:RBNHO:2023:11156

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
C/15/343549 / JU RK 23-1358
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing met drie maanden verlengd, ondanks dat de gecertificeerde instelling (GI) aanvankelijk om een jaar had verzocht. De moeder van [de minderjarige] heeft tijdens de zitting haar standpunt gewijzigd en toestemming verleend voor de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelde dat de situatie nog te kwetsbaar is om direct de verzoeken van de GI in te trekken. De kinderrechter heeft de beslissing op het overige verzochte aangehouden tot een pro forma datum van 11 januari 2024, zodat de GI de tijd krijgt om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zorgvuldig af te ronden en over te dragen naar het vrijwillig kader.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] in het verleden ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, waaronder emotionele en fysieke verwaarlozing. Sinds haar verblijf in een netwerkpleeggezin gaat het echter veel beter met haar. Ze heeft stappen gemaakt in haar ontwikkeling en is weer naar school gegaan. De kinderrechter heeft de belangen van [de minderjarige] vooropgesteld en benadrukt dat het belangrijk is om haar duidelijkheid en stabiliteit te bieden. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen, maar voor een kortere periode dan verzocht, om te voorkomen dat [de minderjarige] opnieuw wordt geconfronteerd met onvoorspelbare situaties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/343549 / JU RK 23-1358
Datum uitspraak: 20 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbeschermingte Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
[de pleegmoeder] ,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende te [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 30 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • de pleegmoeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] bij beschikking van 25 oktober 2022 onder toezicht gesteld van de GI tot 25 oktober 2023. Bij die beschikking is ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkgezin verleend tot 25 april 2023. Deze machtiging is bij beschikking van 18 april 2023 verlengd tot 25 oktober 2023.
2.3.
Op grond van voornoemde machtiging verblijft [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de tante (moederszijde).

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar. Tot slot verzoekt de GI de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van de verzoeken heeft de GI het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] heeft lange tijd geleefd in een situatie waarin zij fysiek, emotioneel, educatief en psychisch is verwaarloosd en mishandeld. Het afgelopen jaar heeft zij enorme stappen gemaakt. Zeker door haar eigen inzet, maar ook door de ondersteuning die zij heeft gekregen van haar pleegouders. De pleegouders bieden [de minderjarige] de rust, stabiliteit en veiligheid die zij nodig heeft. Mede hierdoor heeft zij haar traject bij de Rebound positief afgerond en kan zij starten binnen het regulier onderwijs.
3.3.
Gelet op het voorgaande stelt de GI dat de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld, zijn behaald. De GI heeft er vertrouwen in dat [de minderjarige] bij het pleeggezin kan blijven wonen en daar de hulp blijft krijgen die zij nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen. De GI was van plan de Raad te verzoeken om te toetsen of de kinderbeschermingsmaatregelen beëindigd konden worden. Vanwege de ambivalente houding van de moeder tegenover de plaatsing van [de minderjarige] bij de pleegmoeder ziet de GI zich echter toch genoodzaakt om een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verzoeken.
3.4.
Op de zitting heeft de GI daaraan toegevoegd dat de individuele therapeut van [de minderjarige] heeft aangegeven dat er op dit moment geen ruimte is voor contactherstel met de moeder. De systemische gesprekken vanuit Parlan die hiervoor in februari 2023 waren opgestart, zijn in de wacht gezet tot [de minderjarige] daar zelf aan toe is.
3.5.
De GI heeft kennis genomen van het gewijzigde standpunt van de moeder op de zitting. De GI is hier blij om en vindt het een mooie stap van de moeder. De GI vindt de situatie te kwetsbaar om nu meteen de verzoeken in te trekken. De GI vindt het belangrijk om [de minderjarige] duidelijkheid en zekerheid te kunnen bieden. De GI kan zich wel vinden in een toewijzingen van de verzoeken voor een periode van 3 maanden en aanhouding van het restant. De komende maanden kunnen dan gebruikt worden om alles goed te regelen.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met de verzoeken. Hij ziet dat [de minderjarige] op haar plek zit bij de pleegouders en daar goede stappen maakt. Hij zou zich dan ook goed kunnen verenigen met het plan van de GI om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te beëindigen.
4.2.
Door en namens de moeder is op de zitting geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI. Hoewel de moeder het moeilijk vindt, ziet ze dat [de minderjarige] bij de pleegmoeder op haar plek zit en zich daar goed ontwikkelt. Zij gunt [de minderjarige] dit. Dit neemt niet weg dat de moeder veel verdriet heeft over de situatie en hoopt dat het contact tussen haar en [de minderjarige] herstelt.
4.3.
De pleegmoeder heeft op de zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [de minderjarige] . Nu de pleegouders uit elkaar zijn, woont [de minderjarige] bij de pleegmoeder, maar zij gaat ook regelmatig naar de pleegvader toe. De pleegmoeder is trots op de ontwikkeling die [de minderjarige] het afgelopen jaar heeft gemaakt. Zij is gestart op het [college] college en dat verloopt positief.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal de verzoeken van de GI daarom toewijzen, maar ziet aanleiding dit te doen voor een kortere periode dan is verzocht. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat [de minderjarige] in het verleden ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt. In de thuissituatie bij haar ouders is zij geconfronteerd met hevige ruzies en spanningen en is er sprake geweest van emotionele en fysieke verwaarlozing. Inmiddels verblijft [de minderjarige] ruim een jaar in een netwerkpleeggezin en gaat het veel beter met haar. Ze gaat weer naar school en heeft individuele therapie voor het verwerken van haar trauma’s. De kinderrechter vindt dit heel knap en wil [de minderjarige] hiervoor complimenteren. Wel zijn er nog zorgen over het ontbrekende contact tussen [de minderjarige] en de moeder. Op de zitting is echter duidelijk geworden dat er vanuit de betrokken hulpverlening op dit moment wordt afgeraden om stappen richting het contactherstel te maken, omdat [de minderjarige] hier nog niet klaar voor is.
5.3.
De GI was voornemens om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige] af te ronden. Om de plaatsing van [de minderjarige] bij de pleegmoeder te kunnen waarborgen, is echter wel toestemming van beide ouders nodig. Omdat het de moeder niet lukte om achter de plaatsing van [de minderjarige] in het pleeggezin te staan, heeft de GI toch een verlengingsverzoek ingediend.
5.4.
Op de zitting heeft de moeder aangegeven dat zij, hoewel ze haar dochter mist, alsnog toestemming geeft voor het wonen van [de minderjarige] in het pleeggezin. Hiermee stelt de moeder de belangen van [de minderjarige] boven haar eigen belang. Dit is knap en hiervoor verdient de moeder een compliment. De ontwikkeling is echter pril. Voorkomen moet worden dat [de minderjarige] opnieuw wordt geconfronteerd met een onvoorspelbare situatie. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van drie maanden, en de beslissing op het overig verzochte aanhouden tot de pro forma datum van 11 januari 2024. Op die manier krijgt de GI de tijd om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zorgvuldig af te ronden en over te dragen naar het vrijwillig kader.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , voor de duur van drie maanden, tot uiterlijk 25 januari 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een netwerkgezin, voor de duur van drie maanden, tot uiterlijk 25 januari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de beslissing op het meer verzochte aan tot de pro forma datum van
11 januari 2024;
6.5.
draagt de GI op om uiterlijk één week vóór de pro forma datum van
11 januari 2024informatie te verstrekken over de stand van zaken en aan te geven of het resterende verzoek wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2023 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L. Jense als griffier, en op schrift gesteld op 25 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.