ECLI:NL:RBNHO:2023:11086

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
10362821
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor geleverde keuken met afwijzing van opschorting en beoordeling van contractspartij

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, is [bedrijf] B.V. als eisende partij opgetreden tegen [gedaagde] en Bellerophon B.V. als gedaagde partijen. De zaak betreft een vordering tot betaling van facturen voor een geleverde keuken, waarbij [gedaagde] zich beroept op een opschortingsrecht vanwege vermeende gebreken aan de geleverde producten. De procedure is gestart met een dagvaarding op 21 februari 2023, gevolgd door verschillende schriftelijke stukken van beide partijen. De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] heeft in het verleden een keuken besteld bij [bedrijf] en heeft een deel van de betaling voldaan. Echter, na het constateren van gebreken aan de keuken in [plaats 2], heeft [gedaagde] de betaling van de facturen voor de keuken in [plaats 1] opgeschort. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] ten onrechte een beroep heeft gedaan op het opschortingsrecht, aangezien de keuken in [plaats 2] inmiddels was geleverd en de overeenkomst voor de keuken in [plaats 1] duidelijke betalingsvoorwaarden bevatte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat alleen [gedaagde] als contractspartij kan worden aangemerkt en dat Bellerophon niet aansprakelijk is voor de facturen. Uiteindelijk is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.171,60, vermeerderd met wettelijke rente, en is hij in de proceskosten van [bedrijf] veroordeeld. De vordering tegen Bellerophon is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10362821 \\ CV EXPL 23-1235
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
[bedrijf] B.V.,
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [bedrijf],
gemachtigde: Incasso Federatie Nederland B.V.,
tegen

1.BELLEROPHON B.V.,

te [plaats 2],
2.
[gedaagde],
te [plaats 1],
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk aangeduid als Bellerophon en [gedaagde] en gezamenlijk als [gedaagde] c.s.,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 februari 2023 met producties 1 tot en met 14 van [bedrijf];
- de akte mondeling antwoord van 1 maart 2023 met bijlagen van [gedaagde] c.s.;
- de conclusie van repliek met producties 15 en 16 van [bedrijf];
- de akte mondeling dupliek van 26 april 2023 van [gedaagde] c.s..
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is bestuurder van Bellerophon. Bellerophon exploiteert een onderneming op het gebied van makelaardij en taxaties.
2.2.
[bedrijf] houdt zich bezig met het leveren van keukens en inbouwapparatuur aan consumenten en zakelijke klanten.
2.3.
Op 5 november 2020 heeft [gedaagde] bij [bedrijf] een keuken besteld voor zijn woning in [plaats 2]. [gedaagde] heeft de afgesproken prijs in februari en maart 2022 in deelbetalingen aan [bedrijf] voldaan.
2.4.
Op 11 mei 2022 heeft [gedaagde] nog een keuken besteld bij [bedrijf]. Als afleveradres is vermeld het adres van Bellerophon in [plaats 1]. De totale prijs bedraagt € 9.972,36. Daarbij is bepaald dat uiterlijk vijf werkdagen voor levering 95% moet zijn betaald en de overige 5% na levering van de keuken.
2.5.
[bedrijf] heeft aan [gedaagde] voor de keuken in [plaats 1] in totaal € 9.972,36 gefactureerd, door middel van de volgende facturen (hierna: de facturen):
  • op 25 oktober 2022 factuur K20228136 ter hoogte van € 9.474,30;
  • op 6 december 2022 factuur K20228202 ter hoogte van € 498,06.
2.6.
In een e-mail van 13 december 2022 heeft [gedaagde] aangevoerd dat eerst de openstaande punten van de keuken in [plaats 2] en van de keuken in [plaats 1] opgelost moeten worden en dat hij daarna tot betaling zal overgaan.
2.7.
Incasso Federatie Nederland heeft in opdracht van [bedrijf] aan [gedaagde] c.s. een brief en e-mail gestuurd waarin [gedaagde] is gesommeerd tot betaling van € 10.004,- binnen 14 dagen.
2.8.
[gedaagde] heeft per e-mail van 9 januari 2023 aangevoerd dat in de keuken in [plaats 1] nog een afvalemmer ontbreekt. Omdat de levering en montage van de keuken in [plaats 2] elf maanden op zich heeft laten wachten en pas in december 2022 was afgerond, wil [gedaagde] de facturen voor keuken in [plaats 1] pas betalen nadat die keuken volledig geplaatst is.
2.9.
Incasso Federatie Nederland heeft gereageerd op het verweer van [gedaagde] en gesommeerd tot betaling van de vordering, vermeerderd met de incassokosten.
2.10.
In een e-mail van 17 januari 2023 heeft [gedaagde] gemeld dat Electrolux aan hem een factuur heeft gestuurd. Daarop heeft Incasso Federatie Nederland geantwoord dat zij aan Electrolux heeft gemeld dat de facturering via [bedrijf] moet verlopen. In een e-mail van 20 januari 2023 heeft [gedaagde] aangeboden de factuur van Electrolux te voldoen en te verrekenen met de facturen van [bedrijf]. Per e-mail van diezelfde datum heeft Incasso Federatie Nederland gemeld dat dit al is afgehandeld met Electrolux.
2.11.
[gedaagde] heeft op 11 februari 2023 van incassobureau Intrum een aanmaning ontvangen met betrekking tot een factuur van Electrolux ter hoogte van € 258,-.
2.12.
Op 28 februari 2023 heeft [gedaagde] € 9.474,30 voldaan aan Incasso Federatie Nederland onder vermelding van de naam van [bedrijf].

3.Het geschil

3.1.
[bedrijf] vordert - samengevat - dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] c.s. hoofdelijk wegens wanprestatie ex artikel 6:74 lid 1 BW veroordeelt aan [bedrijf] te betalen:
ten aanzien van [gedaagde] een bedrag van € 10.930,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
ten aanzien van Bellerophon een bedrag van € 11.029,03, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding.
3.2.
[bedrijf] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] c.s. de overeenkomst voor de keuken in [plaats 1] moeten nakomen. Daarom moeten [gedaagde] c.s. de facturen betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente (althans, voor Bellerophon: de wettelijke handelsrente) en de buitengerechtelijke kosten. Volgens [bedrijf] moet de betaling van [gedaagde] c.s. van € 9.474,30 op 28 februari 2023 eerst in mindering worden gebracht op de rente en kosten (artikel 6:44 lid 1 BW), zodat een vordering resteert van € 2.065,55.
3.3.
[gedaagde] c.s. voeren de volgende verweren:
  • [gedaagde] heeft zich terecht beroepen op een opschortingsrecht. Bij de levering van de keuken in [plaats 2] en de keuken in [plaats 1] zijn fouten gemaakt. [gedaagde] heeft de facturen niet betaald om er voor te zorgen dat de mankementen hersteld zouden worden en de overeenkomst door [bedrijf] nagekomen wordt.
  • De hoofdsom is inmiddels betaald en de bijkomende kosten worden betwist.
  • Blijkbaar is de factuur van Electrolux twee keer betaald.
  • Bellerophon heeft niets met de facturen te maken.
  • De incassokosten moeten worden berekend aan de hand van de tarieven voor een consument.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Contractspartij
4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat alleen [gedaagde] in persoon contractspartij is van [bedrijf]. Dat staat namelijk op de overeenkomst voor de keuken in [plaats 1] vermeld en ook op alle facturen. Het feit dat als afleveradres het adres van Bellerophon in [plaats 1] is genoemd, is onvoldoende om aan te nemen dat ook Bellerophon de contractspartij is geworden. Op geen enkel document is de naam van Bellerophon genoemd.
4.2.
De kantonrechter is het wel met [bedrijf] eens dat toen [gedaagde] de keuken voor [plaats 1] kocht, hij niet kon worden aangemerkt als consument. [gedaagde] kocht de keuken namelijk voor het bedrijfspand in [plaats 1]. Daarmee handelde hij in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf.
Opschortingsrecht
4.3.
[gedaagde] voert aan dat hij met de betaling van de facturen voor de keuken in [plaats 1] wilde wachten tot de keukens in [plaats 2] en [plaats 1] allebei helemaal klaar waren, omdat hij slechte ervaringen had met [bedrijf] met de keuken in [plaats 2].
4.4.
De kantonrechter vindt die opschorting onterecht. [gedaagde] heeft namelijk erkend dat de keuken in [plaats 2] in december 2022 helemaal klaar was. Toen kon [gedaagde] de betaling van de facturen voor de keuken in [plaats 1] dus niet meer opschorten vanwege de problemen met de keuken in [plaats 2].
4.5.
In de overeenkomst die is gesloten voor de keuken in [plaats 1] staat bovendien dat [gedaagde] éérst 95% van de keuken moet betalen, en pas daarna de keuken wordt geleverd. Daarom mocht [gedaagde] niet eisen dat eerst de keuken helemaal af was, voordat hij factuur K20228136 betaalde. [gedaagde] had op dat moment ook geen reden om te denken dat er een probleem zou zijn met de keuken in [plaats 1].
4.6.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de keuken in [plaats 1] nog steeds niet klaar is en hij daarom de betaling van de facturen mocht opschorten. Uit de overgelegde e-mails leidt de kantonrechter af dat het alleen nog gaat om een (volgens [gedaagde] ontbrekende) afvalemmer. [bedrijf] heeft echter gesteld dat die afvalemmer een extra bestelling is van [gedaagde] en dus geen onderdeel is van de facturen. [gedaagde] moet voor die afvalemmer nog apart betalen volgens [bedrijf]. [gedaagde] heeft dat niet betwist, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat. Daarom kan [gedaagde] de discussie over de afvalemmer niet aanvoeren als grondslag voor opschorting van de betaling van de facturen.
Zelfs als de afvalemmer wel onderdeel uitmaakt van de facturen, gaat het om zo’n klein onderdeel in verhouding tot de waarde van de keuken, dat het opschorten van de betaling van de facturen (het volledige aankoopbedrag van de keuken) niet gerechtvaardigd was.
4.7.
Dat betekent dat [gedaagde] ten aanzien van de betaling van de facturen ten onrechte een beroep heeft gedaan op een opschortingsrecht.
Factuur K20228202
4.8.
Factuur K20228202 gaat niet over bijkomende kosten, zoals [gedaagde] veronderstelt, maar betreft het laatste deel (van circa 5%) van de in de overeenkomst afgesproken koopprijs van de keuken in [plaats 1] (€ 9.972,36). Die moet [gedaagde] dus betalen.
De betaling van de factuur van Electrolux
4.9.
[bedrijf] heeft erkend dat de factuur van Electrolux door haar betaald moest worden. Zij heeft dat ook gemeld aan [gedaagde]. [bedrijf] zou er voor zorgen dat de factuur van Electrolux aan [gedaagde] ingetrokken zou worden. Dat schreef zij in januari 2023.
4.10.
De kantonrechter merkt op dat daarna, op 11 februari 2023, [gedaagde] nog is aangemaand door een incassobureau om de factuur van Electrolux te betalen. Het is dus [bedrijf] niet gelukt om de factuur te laten intrekken door Electrolux. Naar het oordeel van de kantonrechter komt dat voor risico van [bedrijf]. Daarom zal de kantonrechter het bedrag dat [gedaagde] betaald heeft aan Electrolux in mindering brengen op de vordering van [bedrijf].
4.11.
Als [bedrijf] ook de factuur aan Electrolux heeft betaald (en Electrolux dus dubbel is betaald), ligt het op de weg van [bedrijf] om dat dubbel betaalde bedrag terug te vragen bij Electrolux. Dat is niet de verantwoordelijkheid van [gedaagde].
Verzuim en rente
4.12.
De kantonrechter gaat er vanuit dat het verzuim is ingetreden op 7 januari 2023 en licht dit oordeel als volgt toe.
4.13.
De factuurdata (25 oktober 2022 en 6 december 2022) zijn door [bedrijf] aangemerkt als fatale vervaltermijnen. Dit zijn echter de data waarop de facturen zijn verstuurd en niet de vervaldata. Er blijkt bovendien niet dat in de overeenkomst vervaldata zijn afgesproken. Van een overeengekomen fatale betaaltermijn is daarom geen sprake. Dat betekent dat een ingebrekestelling is vereist. In de ingebrekestelling van 23 december 2022 is een termijn gegeven tot 7 januari 2023.
4.14.
De rente is daarom verschuldigd vanaf 7 januari 2023. De kantonrechter gaat uit van de wettelijke rente, omdat ten aanzien van [gedaagde] alleen de wettelijke rente is gevorderd.
Buitengerechtelijke kosten
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd is aan [bedrijf]. Aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW hoeft niet te worden getoetst, omdat [gedaagde] niet wordt aangemerkt als consument. De vergoeding is terecht berekend aan de hand van de tarieven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Berekening van de toewijsbare vordering:
4.16.
De kantonrechter berekent de toewijsbare vordering als volgt:
  • factuur K20228136: € 9.474,30
  • factuur K20228202: € 498,06
  • wettelijke rente vanaf 7 januari 2023 tot 28 februari 2023: € 57,92
  • buitengerechtelijke kosten:
totaal: € 10.903,9‬0
- af: betaling aan [bedrijf] op 28 februari 2023:
€ 9.474,30-/-
resteert: € 1.429,6‬0;
- af: betaling aan Electrolux:
€ 258,00-/-
resteert: € 1.171,60.
4.17.
Dit laatstgenoemde bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2023.
4.18.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [bedrijf] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
113,82
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396)
Totaal
1.419,82‬.
4.19.
Omdat de vorderingen van [bedrijf] tegen Bellerophon worden afgewezen, moet [bedrijf] de proceskosten van Bellerophon vergoeden. Die kosten worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [bedrijf] te betalen een bedrag van € 1.171,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 28 februari 2023, tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [bedrijf], tot dit vonnis vastgesteld op € 1.419,82‬;
5.3.
veroordeelt [bedrijf] in de kosten van Bellerophon, tot dit vonnis vastgesteld op nihil‬;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.
1538