ECLI:NL:RBNHO:2023:11084

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
C/15/334931 / HA ZA 22-753
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van legitimaris tegen executeur tot inzage in bescheiden

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een incident tussen [eiseres] en [gedaagde], waarbij [eiseres] als legitimaris van de overleden erflaatster vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde], de executeur van de nalatenschap. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] tot inzage in bescheiden gedeeltelijk toegewezen. De feiten van de zaak zijn als volgt: de erflaatster, die op [datum 1] is overleden, had bij testament [gedaagde] benoemd tot executeur en had [eiseres] en haar afstammelingen onterfd. [eiseres] heeft herhaaldelijk om inzage in de nalatenschapsstukken verzocht, maar [gedaagde] heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiseres] recht heeft op inzage in bepaalde documenten die nodig zijn voor de berekening van haar legitieme portie. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld om binnen vier weken na het vonnis de gevraagde stukken te overleggen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast heeft de rechtbank [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 37.000,- op de legitieme portie van [eiseres]. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 maart 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/334931 / HA ZA 22-753
Vonnis in incident van 8 maart 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident in conventie, verweerder in het incident in reconventie,
advocaat: mr. P.C. van der Kuijl te Middelburg,
tegen
[gedaagde], q.q. executeur in de nalatenschap van de op [datum 1] overleden
[erflaatster],
wonende te [plaats 2] , gemeente [gemeente 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident in conventie, eiser in het incident in reconventie
advocaat: mr. I.M. Verhaar te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv met producties 1 tot en met 6 van [eiseres] ;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie inzake incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv met producties 1 tot en met 6 van [gedaagde] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident (in reconventie) met producties 7 tot en met 10 van [eiseres] .
1.2.
[gedaagde] is op de rolzitting van 1 februari 2023 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de producties van [eiseres] . Hij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de kinderen van mevrouw [erflaatster] , die is overleden op [datum 1] te [plaats 3] (hierna: erflaatster). Erflaatster heeft bij testament van 29 augustus 2017 over haar nalatenschap beschikt en [gedaagde] benoemd tot executeur. Erflaatster heeft [eiseres] en haar afstammelingen onterfd. [gedaagde] is daarmee de enig erfgenaam geworden.
2.2.
Bij brief aan [gedaagde] van 11 mei 2021 heeft [eiseres] een beroep gedaan op haar legitieme portie en verzocht om toezending van stukken. Per brief van 31 januari 2022 en exploot van 28 februari 2022 aan [gedaagde] heeft [eiseres] wederom verzocht om inlichtingen.
2.3.
In oktober 2022 ontving [eiseres] van de Belastingdienst de aanslag erfbelasting in verband met de nalatenschap van erflaatster ter hoogte van € 2.963,-. Daarin is vermeld dat de “
totale verkrijging uit de erfenis” € 50.250,- bedraagt.

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren, de legitieme portie van [eiseres] vaststelt en [gedaagde] veroordeelt om het vastgestelde bedrag aan haar te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
in het incident in conventie
3.2.
[eiseres] vordert in het incident in conventie dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
1. [gedaagde] beveelt binnen vier weken na dit vonnis over te gaan tot het geven van inzage en afgifte van de volgende stukken, op straffe van verbeurte van een dwangsom:
Een taxatierapport van het registergoed [adres 1] te [plaats 3] per sterfdatum van erflaatster, dan wel opgave van de verkoopprijs;
Gegevens/overzichten/foto’s en een door de taxateur opgesteld waardebepaling van de inboedel van erflaatster per sterfdatum;
De getaxeerde waarde van de auto van erflaatster per sterfdatum dan wel per datum van wegschenken;
Het saldo op de betaalrekeningen en spaarrekeningen per sterfdatum van erflaatster en alle bankafschriften betreffende een periode van vijf jaar voor het overlijden van erflaatster tot en met haar sterfdatum, derhalve van [datum 2] t/m [datum 1] ;
Opgave van de waarde van de aandelen van de B.V. waarvan erflaatster per sterfdatum eigenaar was;
Opgave van de uitkeringen van polissen van de levensverzekeringen die behoren tot de nalatenschap van erflaatster voorzien van bewijsstukken;
Opgave van het saldo van contant geld per sterfdatum;
Een gedocumenteerd overzicht van alle schulden per sterfdatum voor zover het schulden als bedoeld in 4:7 lid 1 onder a tot en met c en f betreft;
Een gedocumenteerd overzicht van eventuele vorderingen/restituties;
Opgave van schenkingen/giften als bedoeld in artikel 4:67 BW;
Een kopie van de aangifte en aanslag inkomstenbelasting van erflaatster over 2019 en 2018;
Alle andere zaken die van belang kunnen zijn voor de berekening van de legitieme portie van [eiseres] ;
2. [gedaagde] veroordeelt om bij wijze van voorschot op de legitieme portie van eiseres aan haar te betalen een bedrag van € 50.250,-;
een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in het incident in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert in het incident in reconventie dat de rechtbank [eiseres] beveelt binnen vier weken na de betekening van dit vonnis over te gaan tot het geven van inzage en afschrift van de stukken die verband houden met de verkoop van [bedrijf] door erflaatster aan [eiseres] , waaronder de leverings- en hypotheekakte, het taxatierapport ter zake van de destijds vastgestelde waarde van het onroerend goed, zodat vastgesteld kan worden of er een schenking is gedaan aan [eiseres] , op straffe van verbeurte van een dwangsom, kosten rechtens.
3.5.
[eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident in conventie

Vordering 1: afgifte/inzage van stukken
4.1.
Op grond van art. 4:78 BW kan [eiseres] als legitimaris jegens [gedaagde] als executeur en erfgenaam aanspraak maken op inzage en een afschrift van alle bescheiden die zij voor de berekening van haar legitieme behoeft en dient [gedaagde] haar desverlangd de gegevens te verschaffen die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie.
4.2.
De vordering tot het verstrekken de stukken zoals genoegd onder b., e., f., g. en i., zal worden afgewezen. [gedaagde] kan niet worden veroordeeld opgave te doen van de aandelen, de levensverzekeringen, het contante geld en de vorderingen/restituties van de nalatenschap, omdat [gedaagde] stelt dat daarvan geen sprake is. Het gegeven dat [eiseres] vermoedt dat erflaatster aandelen hield in J.V.G. Horeca Exploitatie B.V., doet daaraan niet af. De gevorderde verstrekking van stukken over de inboedel zal eveneens worden afgewezen, omdat [gedaagde] betoogt dat geen overzicht of taxatie is gemaakt en de inboedel inmiddels is weggegooid.
4.3.
De stukken zoals genoemd onder c. hoeft [gedaagde] niet over te leggen, omdat hij al een taxatierapport van de auto in het geding heeft gebracht en [eiseres] daarmee heeft ingestemd.
4.4.
[gedaagde] zal worden veroordeeld de stukken als genoemd onder a. (taxatierapport [adres 1] ), h. (gedocumenteerd overzicht van de schulden per sterfdatum) en k. (aangiften inkomstenbelasting 2018) te verstrekken aan [eiseres] . Hij heeft immers erkend dat hij die stukken moet verschaffen aan [eiseres] , maar is daartoe niet overgegaan. Ten aanzien van de aangifte inkomstenbelasting 2019 zal worden bepaald dat [gedaagde] dit document aan [eiseres] moet overleggen zodra de aangifte is afgerond.
4.5.
Ook zal [gedaagde] worden veroordeeld tot het verstrekken van de stukken als genoemd onder j. (een opgave van alle schenkingen/giften als bedoeld in artikel 4:67 BW). [gedaagde] heeft aangevoerd dat een opgave van de schenkingen/giften niet aan de orde is “
omdat er ten onrechte wordt verondersteld dat er vele schenkingen zijn gedaan” (nr. 7 van de conclusie van antwoord van [gedaagde] ). [gedaagde] ontkent dus niet dat er schenkingen zijn gedaan. Van die schenkingen moet opgave worden gedaan, ongeacht het aantal daarvan.
4.6.
De vordering onder d. (bankrekeningafschriften) wordt gedeeltelijk toegewezen. Van de bankrekeningen bij Rabobank met nummers eindigend op [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] zijn al afschriften overgelegd over de periode november 2014 tot en met november 2019. [eiseres] heeft echter terecht opgemerkt dat de afschriften waarop het saldo per datum overlijden is vermeld (te weten: de afschriften van [datum 1] ) voor beide bankrekeningen bij Rabobank ontbreken. Die bankrekeningafschriften dient [gedaagde] dus nog aan [eiseres] te verstrekken.
4.7.
Verder heeft [gedaagde] financiële jaaroverzichten van ABN overgelegd, waaruit blijkt dat erflaatster andere banrekeningen had, te weten bankrekeningnummers eindigend op [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 5] . Uit die jaaroverzichten blijkt niet het saldo op de sterfdatum van erflaatster. [gedaagde] dient de afschrift(en) waaruit het saldo op [datum 1] blijkt, alsnog aan [eiseres] te geven.
4.8.
De rechtbank ziet (vooralsnog) geen aanleiding [gedaagde] te veroordelen om van de bankrekeningen met nummers eindigend op [rekeningnummer 3] , [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 5] ook de afschriften over te leggen van de laatste vijf jaar voor het overlijden van erflaatster, zoals [eiseres] vordert. [eiseres] wil die afschriften gebruiken om te controleren of schenkingen hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is het in de eerste plaats aan [gedaagde] om een opgave te doen van de schenkingen. Mocht vervolgens voor [eiseres] concrete aanleiding bestaan om aan die opgave te twijfelen, kan een belang bestaan bij het alsnog opvragen van de volledige bankrekeningafschriften. Op dit moment is daarvan nog geen sprake.
4.9.
[eiseres] heeft verder aangevoerd dat erflaatster nog een bankrekening had, met een nummer eindigend op [rekeningnummer 6] . Voor zover die banrekening inderdaad van erflaatster was, is [gedaagde] verplicht [eiseres] op de hoogte te brengen van het op de sterfdatum aanwezige saldo op die bankrekening.
4.10.
[eiseres] heeft in haar conclusie van antwoord in het incident (in reconventie) aangevoerd dat onder de stukken als genomen onder l. moet worden verstaan:
  • nadere informatie over het registergoed aan de [adres 3] te [plaats 4] ;
  • de hypotheekakte van erflaatster voor de hypotheekschuld van € 250.000,-;
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat deze vordering niet kan worden toegewezen. [eiseres] vermoedt dat erflaatster (al dan niet via een vennootschap onder firma) eigenaar is geweest van de [adres 3] , maar dat blijkt nergens uit.
[eiseres] wil daarnaast inzage in de hypotheekakte, omdat het volgens [eiseres] gebruikelijk is dat een schuldenaar een levensverzekering afsluit en verpandt aan de bank, hetgeen zou moeten blijken uit de hypotheekakte. Ook daarvan is echter niets gebleken, zodat [eiseres] niet met succes afgifte van deze stukken kan vorderen.
Voor het overige is de vordering onder l. evenmin toewijsbaar, omdat die vordering onvoldoende is gespecifieerd.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat vordering 1wordt toegewezen ten aanzien van de stukken als genoemd onder a., d. (gedeeltelijk), h., j., en k. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Dwangsom
4.13.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde dwangsom. Zijn verweer komt er op neer dat hij er moeite mee heeft dat de afwikkeling van de nalatenschap op zijn schouders komt, dat hij het [eiseres] kwalijk neemt dat zij een beroep doet op de legitieme portie en dat hij druk ervaart door de door [eiseres] gestarte procedure.
4.14.
De rechtbank ziet aanleiding voor het opleggen van een dwangsom. Het overlijden van erflaatster heeft inmiddels ruim drie jaar geleden plaatsgevonden, zodat [gedaagde] voldoende tijd heeft gehad de nalatenschap in kaart te brengen en daarbij zo nodig hulp in te schakelen. Het betoog van [gedaagde] dat erflaatster niet heeft gewild dat [eiseres] een beroep zou doen op haar legitieme portie, doet aan de aanspraak van [eiseres] niet af en kan daarom verder in het midden blijven. Op brieven van [eiseres] waarin werd gevraagd om inlichtingen (vanaf mei 2021) heeft [gedaagde] in het geheel niet gereageerd. De afhoudende en afwijzende opstelling van [gedaagde] toont juist aan dat [eiseres] belang heeft bij het opleggen van een dwangsom. Wel zal de rechtbank de gevorderde dwangsom matigen en daaraan een maximum verbinden op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Vordering 2: voorschot
4.15.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de legitieme portie van € 50.250,-, omdat uit de aanslag voor de erfbelasting volgt dat [eiseres] daarop aanspraak heeft.
4.16.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij voornemens is om, zo spoedig mogelijk als hij de beschikking heeft over geld, aan [eiseres] een bedrag te voldoen van € 37.000,-, maar hij eerst inzage wil in de gegevens over de koop van restaurant [bedrijf] door [eiseres] van erflaatster, voordat vastgesteld kan worden op welk bedrag [eiseres] aanspraak kan maken (alinea 10 van de conclusie van antwoord van [gedaagde] ).
4.17.
Hieruit leidt de rechtbank af dat [gedaagde] erkent dat [eiseres] in principe aanspraak heeft op een bedrag van in ieder geval € 37.000,-. De rechtbank stelt verder vast dat [eiseres] de gegevens over de koop van het restaurant inmiddels in het geding heeft gebracht (zie alinea 4.23 e.v. van dit vonnis). [gedaagde] heeft in reactie daarop niet toegelicht dat deze informatie leidt tot verlaging van de erkende aanspraak van [eiseres] van € 37.000,-.
4.18.
[gedaagde] heeft evenmin toegelicht dat (en waarom) hij niet over het geld van de nalatenschap kan beschikken. [eiseres] heeft daartegenover voldoende toegelicht dat de woning van erflaatster is verkocht, zodat er voldoende liquide middelen beschikbaar zouden moeten zijn in de nalatenschap. Voor zover [gedaagde] zich verweert met het betoog dat hij niet over geld beschikt, wordt aan dat verweer dus voorbij gegaan.
4.19.
Dit betekent dat het voorschot tot een bedrag van € 37.000,- wordt toegewezen, omdat de verschuldigdheid is erkend door [gedaagde] .
4.20.
De rechtbank begrijpt het verweer van [gedaagde] verder aldus, dat hij betwist dat [eiseres] aanspraak heeft op een hoger bedrag dan € 37.000,-. De omvang van de aanspraak van [eiseres] zal dus moeten blijken in de hoofdzaak. Dat [eiseres] desondanks een voldoende belang heeft bij toewijzing van een voorschot van € 50.250,-, dat opweegt tegen het belang van [gedaagde] om niet tot betaling van het betwiste gedeelte van de vordering over te gaan totdat daarover in de hoofdzaak is beslist, is niet door [eiseres] toegelicht. Daarom wordt het voorschot voor zover dit het toewijsbare bedrag van € 37.000,- overstijgt, afgewezen.
Proceskosten en uitvoerbaarheid vonnis
4.21.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. In hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
4.22.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gevorderde uitvoerbaarheid op de minuut en op alle dagen en uren wordt afgewezen, omdat [eiseres] haar belang daarbij niet heeft toegelicht.
In het incident in reconventie
4.23.
[gedaagde] vordert in reconventie dat [eiseres] wordt veroordeeld tot het verstrekken van stukken met betrekking tot de verkoop van restaurant [bedrijf] door erflaatster aan [eiseres] , waaronder de leverings- en hypotheekakte en het taxatierapport.
4.24.
[eiseres] heeft als producties 7 en 8 een taxatierapport, een bewijs van eigendom (akte van levering) en een hypotheekakte van café-restaurant [bedrijf] in het geding gebracht. [gedaagde] heeft op deze producties van [eiseres] niet gereageerd.
4.25.
De rechtbank gaat er vanuit dat hiermee is voldaan aan de vordering van [gedaagde] tot het verstrekken van de leverings- en hypotheekakte en het taxatierapport. Voor het overige is de vordering onvoldoende gespecificeerd, zodat de vordering zal worden afgewezen.
4.26.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident in conventie
5.1.
beveelt [gedaagde] binnen vier weken na de datum van dit vonnis over te gaan tot afgifte van (een kopie van) de volgende stukken:
Een taxatierapport van het registergoed [adres 1] te [plaats 3] per sterfdatum van erflaatster;
De bankrekeningafschrift(en) waaruit het saldo op de betaalrekeningen en spaarrekeningen per sterfdatum van erflaatster blijkt;
Een gedocumenteerd overzicht van alle schulden per sterfdatum voor zover het schulden als bedoeld in 4:7 lid 1 onder a tot en met c en f betreft;
Opgave van schenkingen/giften als bedoeld in artikel 4:67 BW;
De aangifte en aanslag inkomstenbelasting van erflaatster over 2018;
en beveelt [gedaagde] over te gaan tot afgifte van een kopie van:
6. de aangifte en aanslag inkomstenbelasting van erflaatster over 2019, binnen twee weken na het gereedkomen daarvan;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat [gedaagde] niet of niet volledig aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om bij wijze van voorschot op de legitieme portie van [eiseres] aan haar te betalen een bedrag van € 37.000,-;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het anders of meer gevorderde;
in het incident in reconventie
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.8.
verwijst de zaak naar de rol van
19 april 2023voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] ;
5.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1538