ECLI:NL:RBNHO:2023:11044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/15/234596 / FA RK 15-6780
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgregeling en gezamenlijk gezag in familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 oktober 2023 een beschikking gegeven in een familiekwestie betreffende de zorgregeling en het gezag over een minderjarige. De vader had verzocht om een zorgregeling waarbij de minderjarige bij hem zou verblijven, inclusief overnachtingen. De rechtbank oordeelde dat het belangrijk is dat de minderjarige niet alleen als 'logeren' bij de vader wordt gezien, maar dat zij daar een tweede thuis moet hebben. Dit houdt in dat zij in het gezin van de vader moet worden opgenomen en een eigen plek moet hebben met haar spulletjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige toestemming heeft om ook 's nachts bij de vader te blijven, omdat zij te jong is om zelf deze verantwoordelijkheid te dragen. De vader heeft geduld getoond en er zijn geen contra-indicaties gebleken voor zijn rol in het leven van de minderjarige.

De rechtbank heeft ook het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag te krijgen toegewezen. De rechtbank benadrukte dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is en dat er geen aanwijzingen zijn dat de vader beslissingen zal blokkeren. De moeder had bezorgdheid geuit over machtsmisbruik, maar de rechtbank vond deze bezorgdheid onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om hun communicatie te verbeteren, zodat zij gezamenlijk verantwoordelijk kunnen zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige. De uiteindelijke zorgregeling is vastgesteld, waarbij de minderjarige in een opbouwschema bij de vader verblijft, met een duidelijke verdeling van vakanties en feestdagen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn gewezen op hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
omgang en gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/234596 / FA RK 15-6780
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 11 oktober 2023
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
tegen
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.M. Bom, kantoorhoudende te Beverwijk,
--betreffende--
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de minderjarige.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 3 februari 2023 en de daarin genoemde stukken;
- het F9-formulier, houdende akte uitlating standpunt verzoeker, van de advocaat van de vader, van 15 juni 2023;
- het F9-formulier, houdende akte uitlating standpunt verweerder, van de advocaat van de moeder, van 15 juni 2023.
1.2.
De voortzetting van de behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 september 2023 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. J.J.C. Engels en de moeder door mr. C.M. Bom.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
Tevens zijn verschenen [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling De Jeugd & Gezinsbeschermers (hierna: de GI).

2.De eerdere beschikkingen

2.1.
Bij beschikking van 19 april 2022 van deze rechtbank (locatie Alkmaar) heeft de rechtbank op verzoek van de GI een omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader bepaald, waarbij [de minderjarige] (na een uitgebreide opbouwregeling) om de week op vrijdag door de vader van school wordt gehaald en gedurende vier uur bij hem thuis verblijft, waarna de omgang verder kan worden uitgebreid door de ouders na overleg met de GI.
2.2.
Bij beschikking van 14 oktober 2022 van deze rechtbank (locatie Alkmaar) is deze omgangsregeling op verzoek van de GI gewijzigd omdat de ouders geen overeenstemming kunnen bereiken over de verdere opbouw van de regeling. Bij deze beschikking is bepaald dat [de minderjarige] (na een uitgebreide opbouwregeling) eenmaal per twee weken van vrijdag 14.00 uur tot zaterdag 17.00 uur bij de vader verblijft, waarna de omgang verder kan worden uitgebreid door de ouders in overleg met de GI.
In de beschikking van 14 oktober 2022 is overwogen:
De kinderrechter gaat ervan uit dat er bij de behandeling van de familiezaak (verzoek vader), die tot december 2022 pro forma is aangehouden in afwachting van het verloop en de resultaten van de hulpverlening, een beslissing genomen kan worden over de verdere uitbreiding van de omgang dan wel een definitieve regeling, waarbij de kinderrechter aan partijen alvast meegeeft dat een verdere uitbreiding van de omgang voor de hand ligt. Het einddoel van een weekendregeling bij vader (eens in de twee weken van vrijdag tot zondagavond of maandagochtend) lijkt vooralsnog logisch.
2.3.
[de minderjarige] is op 23 februari 2021 onder toezicht gesteld van de GI met als doel het contact tussen de vader en [de minderjarige] tot stand te brengen. De ondertoezichtstelling van [de minderjarige] is bij beschikking van 8 februari 2022 verlengd tot 12 februari 2023 omdat de opgestarte omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] was gestagneerd. Bij beschikking van 6 februari 2023 is de ondertoezichtstelling verlengd tot 12 februari 2024 met als doel dat gewerkt wordt aan het verbeteren van de communicatie tussen de ouders, het -op basis van de beschikking van de kinderrechter van 14 oktober 2022- uitbreiden van de omgang tussen de vader en [de minderjarige] en het monitoren van de ontwikkeling van [de minderjarige] .

3.Standpunten van partijen, de GI en de Raad

3.1.
De vader heeft in zijn akte uitlating vermeld dat er binnenkort een zitting bij de rechtbank Alkmaar zal plaatsvinden ter bepaling van de door de GI voorgestane uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] . Het lukt partijen niet zelf om in goed overleg een uitbreiding te realiseren. De vader wil het liefste toewerken naar co-ouderschap maar wil in ieder geval een structurele zorgregeling.
De vader handhaaft zijn verzoek tezamen met de moeder met het gezag te worden belast.
3.2.
De moeder heeft in haar akte uitlating aangegeven dat de omgang helaas nog niet vlekkeloos verloopt en dat [de minderjarige] niet meer bij de vader blijft slapen, ondanks positieve aanmoedigingen van de moeder en van vader [naam] . In het kader van de OTS is door de GI een verzoek tot vaststellen omgangsregeling ingediend. De moeder hoopt op een rustige uitbreiding van de omgang uiteindelijk tot zondag 17.00 uur en niet tot maandagochtend. Na de teruggave van de casus door de hulpverleners van EigenWijzer en het overlijden van de hulpverlener is er geen ander hulpverleningstraject gestart. De moeder is teleurgesteld in de hulpverleningsgesprekken. De moeder voelde zich niet veilig en beide ouders voelden zich niet gehoord. Beide ouders werden ook onvoldoende begrensd. Het vertrouwen is de afgelopen periode tussen de ouders niet vergroot, mede omdat de moeder de vader als dwingend ervaart. Een basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt. De moeder is bang voor machtsuitoefening door de vader en acht de kans groot dat [de minderjarige] in geval van gezamenlijk gezag klem en verloren raakt tussen de ouders.
3.3.
Ter zitting heeft de vader zijn verzoek met betrekking tot de omgang gewijzigd in die zin dat hij verzoekt een definitieve zorg- /omgangsregeling vast te leggen conform de GI heeft verzocht in haar verzoek van 8 mei 2023, en wel als volgt:
[de minderjarige] verblijft eenmaal in de twee weken in de oneven weken bij de vader volgens het volgende opbouwschema:
-de eerste vier keer van vrijdag uit school tot zondag 13.00 uur;
-dan vier keer van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur;
-vervolgens van vrijdag uit school tot maandag naar school.
Daarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdag van school haalt, de moeder of [naam] [de minderjarige] op zondag bij de vader ophaalt en de vader [de minderjarige] op de maandagochtend naar school brengt.
De vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld, in onderling overleg.
De vader heeft verklaard dat de omgangsmomenten met [de minderjarige] altijd heel gezellig zijn, maar dat steeds aan [de minderjarige] wordt overgelaten of zij bij haar moeder wil slapen of bij hem. Dat is niet goed, ook voor [de minderjarige] niet. Blijven slapen hoort gewoon bij het omgangsweekend en dat zou ook in een regeling vastgelegd moeten worden.
Ten aanzien van het gezag stelt de vader dat de moeder de hulpverlening en de communicatie tegenhoudt. Het is niet redelijk dat hij daarom nog steeds niet met het gezag mag worden belast. Bovendien is juist in het kader van een OTS nu het aangewezen moment voor gezamenlijk gezag.
3.4.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat ze [de minderjarige] zeker stimuleert om bij de vader te overnachten en dat ze daar ook spullen voor mee krijgt maar dat [de minderjarige] steeds een andere reden verzint waarom ze niet wil. Volgens de moeder werkt dwang alleen maar averechts voor [de minderjarige] en zou er minder druk op moeten liggen. Ook therapeuten hebben aangegeven dat een gedwongen kader bij haar niet werkt en zelfs schadelijk kan zijn. Partijen hebben samen afgesproken dat [de minderjarige] naar huis mag als zij dat wil en het is niet de moeder die dit slapen bij de vader blokkeert.
Ten aanzien van het gezag geeft de moeder aan bang te zijn voor machtsmisbruik omdat zij de vader als dwingend ervaart. Bovendien is de communicatie nog te gebrekkig en loopt de omgang ook nog niet goed.
3.5.
Ter zitting heeft de GI met betrekking tot het gezag aangegeven dat communicatie tussen partijen nodig is om gezamenlijk het gezag uit te oefenen. De GI constateert ook dat de huidige communicatie het meest haalbare is.
Wat betreft de omgang heeft de GI ingebracht dat [de minderjarige] in een loyaliteitsconflict verkeert en probeert te zeggen wat de vader respectievelijk de moeder wil horen. Het is niet goed dat zij ‘s avonds laat nog in een (innerlijk) conflict komt over de vraag of zij bij haar vader blijft slapen of teug naar de moeder zal gaan. Dat moet op dat moment geen keuze zijn.
3.6.
De Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat [de minderjarige] duidelijk geniet van het contact met haar vader. Bij een omgangsweekend hoort ook slapen met al zijn eigen rituelen. [de minderjarige] moet in een weekend waarin zij bij haar vader is kunnen worden opgenomen in het gezin van de vader. In dat weekend woont zij bij de vader. Daarnaast is het een veel te grote rol voor [de minderjarige] om te beslissen of zij bij de vader blijft slapen. Een dergelijke beslissing kan wat de Raad betreft echt niet aan haar worden overgelaten. Het zou goed zijn als [de minderjarige] de toestemming van de rechter heeft om gewoon het gehele weekend bij haar vader te blijven. Geadviseerd wordt daarom om dit in een regeling vast te leggen.
Wat betreft het gezag merkt de Raad op dat de vader al sinds de geboorte van [de minderjarige] veel geduld heeft gehad om een rol in het leven van [de minderjarige] te mogen vervullen en dat nu echt het moment is aangebroken om ook hem met het gezag te belasten. Bij meer gezamenlijk ouderschap past ook gezamenlijk gezag. Ook voor [de minderjarige] is het belangrijk dat zij ziet dat ook haar vader een belangrijke rol in haar leven speelt en mag meebeslissen.

4.De verdere beoordeling

Gezag
4.1.
Ingevolge artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de andere ouder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.2.
Gezamenlijk gezag vereist dat de ouders in staat zijn tot enige vorm van communicatie met elkaar en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat een gezamenlijke gezagsuitoefening het uitgangspunt is van de wetgever. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. De rechtbank is van oordeel dat zich zo’n geval hier niet voordoet. Er zijn geen aanwijzingen dat de vader beslissingen zal gaan blokkeren als hij mede met het gezag zal zijn belast. De vader is al heel lang bezig om te proberen een vaderrol voor [de minderjarige] te vervullen. Bij gezamenlijk gezag komen de ouders in een gelijkwaardige positie te verkeren. Dit doet ook recht aan de situatie. Het is ook voor [de minderjarige] van belang dat duidelijk is dat haar vader en moeder gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor het nemen van beslissingen over haar. Haar vader is net als haar moeder erg belangrijk voor haar en betrokken bij haar leven. De angst van moeder dat vader haar zal gaan overvleugelen als zij gezamenlijk gezag hebben en zich dwingend zal opstellen, is door moeder onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd om af te wijken van het uitgangspunt van gezamenlijk gezagsuitoefening. Dat de vader zich ‘dwingend’ opstelt ten aanzien van het blijven slapen in het kader van de omgangsregeling ziet de rechtbank niet als een contra-indicatie. Zowel de Raad als de GI hebben ter zitting geadviseerd als regeling vast te leggen dat [de minderjarige] bij haar vader blijft slapen omdat het niet goed voor [de minderjarige] is om deze beslissing aan haarzelf over te laten. Dat de communicatie tussen partijen alleen per e-mail verloopt, maakt nog niet dat er een grondslag is om het verzoek van de vader af te wijzen. Daarbij komt dat het vooral de moeder lijkt te zijn die een andere wijze van communicatie tegenhoudt. Met de Raad ziet de rechtbank geen contra-indicaties voor gezamenlijke gezagsuitoefening. Niet is gebleken dat er een reëel risico is dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen partijen of dat gezamenlijk gezag anderszins niet in haar belang is. De rechtbank neemt voorts nog in overweging dat er thans een ondertoezichtstelling loopt, in het kader waarvan partijen kunnen worden begeleid bij het uitoefenen van gezamenlijk gezag. Het verzoek van de vader zal dan ook worden toegewezen.
4.4.
Daarbij wijst de rechtbank de ouders nog op het volgende. Partijen dienen zich ervan bewust te zijn dat zij als ouders van [de minderjarige] een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor haar ontwikkeling tot een gezonde, evenwichtige en weerbare volwassene. Gelet op de leeftijd van [de minderjarige] zullen zij ter uitoefening van die verantwoordelijkheid nog vele jaren met elkaar contact moeten hebben over zaken die betrekking hebben op het welzijn van [de minderjarige] . Om die reden wordt partijen aangeraden zich ervoor in te zetten hun onderlinge communicatie blijvend te verbeteren, zodat zij in staat zullen zijn afspraken met elkaar te maken en daar hun eigen relationele problematiek buiten te laten. Daarbij zullen ouders beiden bereid moeten zijn kritisch naar zichzelf te kijken (en niet de oorzaak van het gebrek aan communicatie alleen bij de ander te leggen), het wantrouwen jegens elkaar op te ruimen en het vertrouwen terug te vinden dat ook de ander het beste met [de minderjarige] voor heeft.
Zorgregeling
4.5.
De rechtbank zal ten aanzien van de zorgregeling aansluiten bij de regeling zoals verzocht is door de GI in haar verzoek van 8 mei 2023 en welke regeling thans ook door de vader wordt verzocht. In alle stukken van deze inmiddels zeer langlopend procedure tussen partijen komt naar voren dat het contact van [de minderjarige] met de vader moet worden opgebouwd en uitgebreid en dat moet worden toegewerkt naar één weekend in de twee weken. In de beschikking van 22 oktober 2022 heeft de kinderrechter aan partijen meegegeven dat een verdere uitbreiding van de omgang voor de hand ligt en dat het einddoel van een weekendregeling bij vader (eens in de twee weken van vrijdag tot zondagavond of maandagochtend) vooralsnog logisch lijkt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier nu van af te wijken. [de minderjarige] vindt het nog steeds fijn bij de vader. Dat zij thuis wil slapen ligt volgens de moeder niet aan de vader maar aan de omstandigheid dat [de minderjarige] sinds enige tijd moeite heeft met slapen bij anderen en dit ook niet meer wil bij opa en oma of bij vriendinnetjes. De rechtbank overweegt dat het niet zo moet zijn dat [de minderjarige] het weekend bij de vader ziet als ‘logeren’, maar dat het daar voor haar een tweede ‘thuis’ gaat worden. Daarvoor is het belangrijk dat zij in het gezin van de vader wordt opgenomen en daar een eigen plekje heeft met haar eigen spulletjes, zodat het duidelijk is dat zij ook daar een eigen thuis heeft. Door deze regeling in de beschikking vast te leggen heeft [de minderjarige] de toestemming van de rechter om ook ’s nachts bij de vader te blijven. [de minderjarige] is nog veel te jong om zelf de verantwoordelijkheid te krijgen om hierin afwegingen te maken. Ook komt zij daardoor in een loyaliteitsconflict tussen haar ouders. De rechtbank spreekt de verwachting uit dat beide partijen duidelijk naar [de minderjarige] zullen gaan uitdragen dat dit nu de vastgestelde regeling is. Deze duidelijkheid biedt hopelijk rust aan partijen en vooral aan [de minderjarige] . Gelet op de huidige feitelijke situatie ziet de rechtbank aanleiding om een extra stap in de opbouw toe te voegen waarbij [de minderjarige] de eerste twee weekenden één nacht bij de vader slaapt.
Dit betekent dat de rechtbank de volgende zorgregeling zal vastleggen:
[de minderjarige] verblijft eenmaal in de twee weken in de oneven weken bij de vader volgens het volgende opbouwschema:
-de eerste twee keer van vrijdag uit school tot zaterdag 17.00 uur, waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdag van school haalt en de moeder of [naam] [de minderjarige] op zaterdag bij de vader ophaalt;
-de volgende vier keer van vrijdag uit school tot zondag 13.00 uur, waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdag van school haalt en de moeder of [naam] [de minderjarige] op zondag bij de vader ophaalt;
-dan vier keer van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur, waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdag van school haalt en de moeder of [naam] [de minderjarige] op zondag bij de vader ophaalt;
-vervolgens van vrijdag uit school tot maandag naar school, waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdag van school haalt en op maandagochtend naar school brengt.
Wat betreft de vakanties en feestdagen zal de rechtbank bepalen dat deze, conform het verzoek van de vader, bij helfte worden verdeeld in onderling overleg. De rechtbank acht deze regeling in het belang van [de minderjarige] .
Informatieregeling
4.6.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de moeder twee dagen voor het omgangsweekend de vader informeert over hoe het de afgelopen twee weken is gegaan en dat de vader direct na zijn omgangsweekend de moeder informeert hoe het weekend is verlopen. De rechtbank hoeft derhalve geen beslissing te nemen met betrekking tot een informatieregeling.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over de minderjarige [de minderjarige]
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
5.2.
stelt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
de minderjarige [de minderjarige] verblijft bij de vader:
-de eerste twee keer van vrijdag uit school tot zaterdag 17.00 uur, waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdag van school haalt en de moeder of [naam] [de minderjarige] op zaterdag bij de vader ophaalt
-dan vier keer van vrijdag uit school tot zondag 13.00 uur, waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdag van school haalt en de moeder of [naam] [de minderjarige] op zondag bij de vader ophaalt;
-dan vier keer van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur, waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdag van school haalt en de moeder of [naam] [de minderjarige] op zondag bij de vader ophaalt;
-vervolgens van vrijdag uit school tot maandag naar school, waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] op vrijdag van school haalt en op maandagochtend naar school brengt.
Vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld in onderling overleg;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.D. de Jong, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.