In deze zaak heeft de moeder verzocht om een omgangsregeling tussen haar minderjarige kind en de vader, alsook om een door de vader te betalen kinderbijdrage. De vader heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij niet in staat is om omgang te hebben en geen draagkracht heeft voor de kinderbijdrage. De moeder trok haar verzoek om een omgangsregeling in, omdat zij van mening was dat het niet in het belang van het kind was om een regeling vast te leggen als de vader daar niet aan mee wilde werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader geen enkele handreiking doet om het contact met het kind te herstellen en dat hij geen financiële duidelijkheid heeft gegeven. De rechtbank heeft de vragen over de onderhoudsplichtige positief beantwoord en het verzoek van de moeder om een kinderbijdrage toegewezen. De vader is verplicht om € 300 per maand te betalen, met ingang van 12 juli 2022. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind om contact met beide ouders te hebben, en dat de vader hulp moet zoeken voor zijn psychische problemen. De beschikking is gegeven door de enkelvoudige kamer voor familiezaken van de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2023.