ECLI:NL:RBNHO:2023:10981

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
15-048791-23 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; gewapende overval met bedreiging van geweld; vaststellen vormverzuim; deels voorwaardelijke jeugddetentie

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte een gewapende overval heeft gepleegd op een snackbar in Alkmaar op 17 februari 2023. De rechtbank oordeelt dat de verdachte schuldig is aan diefstal met geweld, waarbij hij een mes heeft getoond en de eigenaresse heeft bedreigd. De rechtbank legt een jeugddetentie op van 87 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast wordt een taakstraf opgelegd in de vorm van een werkstraf van 40 uren en een leerstraf van 20 uren, met vervangende jeugddetentie bij niet-naleving. De rechtbank constateert dat er sprake is van een vormverzuim tijdens het verhoor van de verdachte, maar oordeelt dat dit geen strafvermindering rechtvaardigt. De rechtbank houdt rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoon van de verdachte, die een first offender is. De rechtbank benadrukt het belang van rechtsbescherming, vooral gezien de minderjarige leeftijd van de verdachte, en legt bijzondere voorwaarden op voor de proeftijd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15-048791-23 (P)
Uitspraakdatum: 5 oktober 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 21 september 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Afghanistan),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in [JJI] te [plaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Öz, advocaat te Noord-Scharwoude, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2023 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [snackbar] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met gezichtsbedekking voor voornoemde snackbar binnen te gaan en vervolgens naar de kassa te lopen en naast die [slachtoffer] te gaan staan en/of
- een mes te richten op en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of
- daarbij tegen die [slachtoffer] te roepen: ‘Maak de kassa open!’ en/of ‘Kassa open’ en/of
- met een hamer op de kassa te slaan;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 februari 2023 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag, dat aan [slachtoffer] of [snackbar] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
- met gezichtsbedekking voornoemde snackbar binnen te gaan en vervolgens naar de kassa te lopen en naast die [slachtoffer] te gaan staan en
- een mes te tonen aan die [slachtoffer] en
- daarbij tegen die [slachtoffer] te roepen: ‘Maak de kassa open!’ en ‘Kassa open’ en
- met een hamer op de kassa te slaan.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
De verdediging heeft betoogd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Verdachte is kort na zijn aanhouding uitvoerig ondervraagd door verbalisanten en geconfronteerd met de bevindingen van verbalisanten terwijl hij naar het politiebureau werd vervoerd. Derhalve was sprake van een verhoorsituatie waarbij verdachte recht had op consultatie- en verhoorbijstand, hetgeen is verzuimd. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Als gevolg hiervan heeft verdachte volgens de verdediging nadeel ondervonden. Het recht op een eerlijk proces is verdachte ontnomen en verdachte wist door deze inbreuk niet welke proceshouding hij moest aannemen in zijn strafzaak. De cliënt-advocaatrelatie was hierdoor aanvankelijk aangetast. Gesteld is dat bij de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening moet worden gehouden met deze schending.
De officier van justitie heeft zich ter zake op het standpunt gesteld dat er inderdaad sprake is van een vormverzuim, maar dat dit niet moet leiden tot strafvermindering. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet is benadeeld, omdat verdachte zichzelf tijdens het verhoor niet heeft geïncrimineerd. Het vormverzuim moet dus worden vastgesteld zonder dat daaraan gevolgen worden verbonden.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 17 februari 2023 kort na zijn aanhouding is verhoord door verbalisanten terwijl hij naar het politiebureau werd vervoerd en dat verdachte hierbij geen gebruik heeft kunnen maken van zijn recht op consultatie- en verhoorbijstand. De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Of hieraan een rechtsgevolg (in de vorm van strafvermindering) moet worden verbonden dient te worden beoordeeld aan de hand van de factoren die zijn genoemd in het tweede lid van artikel 359a Sv, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. De rechtbank onderkent het belang van de rechtsbescherming dat wordt gediend met de consultatie- en verhoorbijstand, zeker bij een minderjarige verdachte. Niet gebleken is echter dat dit belang is geschonden met het vastgestelde vormverzuim. De verdachte heeft zichzelf op geen enkele manier belast tijdens het verhoor in de politieauto. Gedurende het eerstvolgende verhoor, in aanwezigheid van zijn advocaat, heeft hij zich beroepen op zijn zwijgrecht. Daarna is verdachte bekennend gaan verklaren. Niet valt in te zien dat onder deze omstandigheden het belang van rechtsbescherming, een niet-verstoorde cliënt-advocaatrelatie daaronder begrepen, zou zijn geschonden met het verhoor van verdachte in de politieauto. Ook (overigens) is niet gebleken van een dermate ernstig verzuim of nadeel voor verdachte, dat aan het geconstateerde verzuim een rechtsgevolg moet worden verbonden. De rechtbank zal dan ook volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek met betrekking tot het verhoor van verdachte op 17 februari 2023 tijdens het vervoer naar het politiebureau. Het verzoek van de verdediging tot strafvermindering wordt verworpen.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 124 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de Raad in haar rapport van 14 september 2023 en zoals deze ter zitting door de Raad zijn aangevuld. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om verdachte te veroordelen tot een leerstraf van 20 uren (Tools4U) en een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest en onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een overval op een snackbar. Verdachte en zijn mededader zijn met gezichtsbedekking de snackbar [snackbar] binnengegaan. Verdachte heeft een mes getoond aan de eigenares en geroepen dat zij de kassalade moest openmaken. De eigenares is daarop gevlucht waarna de medeverdachte de kassalade heeft geforceerd met een hamer. Verdachten hebben een greep uit de kassa gedaan en zijn vervolgens gevlucht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen geld nodig had maar het wel graag wilde hebben en dat hij zich door de medeverdachte heeft laten overhalen tot het plegen van de overval. Het kennelijke gemak waarmee verdachte zich heeft laten overhalen en samen met de medeverdachte is overgegaan tot het plegen van de gewapende overval, acht de rechtbank zeer zorgelijk. Verdachte en de medeverdachte hebben daarbij niet stilgestaan bij de angst en het persoonlijke leed van het slachtoffer en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. Voor de eigenares van de snackbar, die op dat moment alleen aanwezig was, moet dit een zeer ingrijpende ervaring zijn geweest. Daarnaast is deze gebeurtenis voor de getuigen die op dat moment bij de snackbar aankwamen een beangstigende ervaring geweest. De rechtbank rekent verdachte het feit, mede gelet op voormelde gevolgen, zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 3 augustus 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
  • het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsadvies, gedateerd 14 september 2023, van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad en
  • het over verdachte uitgebrachte briefrapport van de Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de jeugdreclassering), gedateerd van 14 september 2023, van [jeugdreclasseerder] , als jeugdreclasseerder verbonden aan de jeugdreclassering.
Het advies van de Raad houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
De Raad adviseert verdachte te veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een onvoorwaardelijke leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tools4U. Aangevuld met een voorwaardelijke werkstraf, onder algemene- en bijzondere voorwaarden, en eventueel een onvoorwaardelijke werkstraf.
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanrakingen gekomen en is zodoende first offender. De ernst van het feit is hierin opvallend. De Raad maakt zich zorgen over de (gesloten) houding van verdachte. Hij lijkt weinig inzicht te hebben in wat hij heeft gedaan en wat de gevolgen hiervan zijn en ook wil hij geen openheid geven over het netwerk waarin hij zich bevindt of de personen met wie hij omgaat terwijl daarover wel zorgen bestaan. Zowel het algemeen recidiverisico (gebaseerd op het politiedossier) als het dynamisch risicoprofiel (gebaseerd op de uitkomsten vanuit het onderzoek door de Raad), komen uit op gemiddeld. De risicofactoren lijken daarbij het meest te zitten in (1) de relaties, gezien de genoemde zorgen over zijn netwerk, en (2) de vaardigheden, waaronder het onvoldoende kunnen inschatten van situaties en het maken van de verkeerde keuzes.
Ter terechtzitting is namens de Raad aanvullend naar voren gebracht dat de zorgen over verdachte de afgelopen periode zijn toegenomen. Hij houdt zich onvoldoende aan afspraken met de jeugdreclassering, is niet open over waar hij verblijft en hij heeft zijn bijbaantje opgezegd. Het is van groot belang dat verdachte op een stabiele plek gaat verblijven, niet bij zijn ouders, en vanuit daar moet meer grip op de situatie komen. De Raad vraagt zich af of de geadviseerde voorwaardelijke werkstraf een voldoende stok achter de deur is om te voorkomen dat verdachte verkeerde keuzes zal maken. Een voorwaardelijke jeugddetentie is passender gelet op de toenemende zorgen. De Raad wijzigt de geadviseerde bijzondere voorwaarden in die zin dat verdachte:
  • dagbesteding (school en werk) heeft en behoudt;
  • meewerkt aan de Ambulante Coach;
  • meewerkt aan de plaatsing bij Inspire, of een andere soortgelijke instelling;
  • verblijft op een crisisplek, indien en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan een avondklok van 19:00 uur tot 07:00 uur, tenzij anders afgesproken met de jeugdreclassering en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, voor de duur van maximaal drie maanden.
Het briefrapport van de jeugdreclassering van 14 september 2023 houdt onder meer het volgende in. De laatste weken zijn er oplopende zorgen rondom verdachte en verliest de jeugdreclassering, alsmede zijn ouders de grip op hem. Verdachte heeft zelfstandig besloten om drie weken geleden weg te gaan bij het ouderlijk huis, zonder goede opgave van reden. Tegelijkertijd zijn er ook signalen waaruit blijkt dat hij zich vermoedelijk bezighoudt met illegale zaken en zich mogelijk – al dan niet gedwongen- bevindt in een crimineel milieu. Verdachte is de afgelopen weken van adres-naar-adres gegaan, zonder op te geven waar dit is. Verdachte is de laatste tijd verhard in zijn houding/gedrag, en er zijn zorgen om zijn neerslachtige en sombere stemming. Hij is inmiddels ook een aantal keer niet (op tijd) op school aangekomen en gebleken is dat hij heeft gelogen over het hebben van een werkplek.
Gelet op bovenstaande en op de vastberadenheid van verdachte niet terug te willen naar het ouderlijk huis, heeft de jeugdreclassering verdachte aangemeld voor een begeleid wonen traject. Verdachte kan daar pas over twee á drie maanden geplaatst worden. De jeugdreclassering heeft daarom twee keer een crisisplek georganiseerd waar verdachte ter overbrugging kon verblijven maar verdachte werkte hier niet aan mee.
Ter terechtzitting is namens de jeugdreclassering nogmaals aangegeven dat er in toenemende mate veel zorgen zijn over verdachte. Het is ingewikkeld om met verdachte (daarover) in gesprek te gaan. Verdachte is fysiek aanwezig maar komt niet tot een gesprek. Het is van groot belang dat verdachte zich gaat inzetten voor zijn verdere ontwikkeling.
De op te leggen straf
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel, waarbij sprake is van bedreiging met geweld, bedraagt vier maanden jeugddetentie. Als straf verhogende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat verdachte samen met een ander was en dat hij heeft gedreigd met een mes. De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte mee laten wegen zijn blanco strafblad en het feit dat hij spijt heeft betuigd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 87 dagen passend en geboden is en zij zal deze aan verdachte opleggen met aftrek van het voorarrest (26 dagen op de dag van de uitspraak). De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 60 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan de proeftijd zal de rechtbank naast de algemene voorwaarde, na te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, bij niet verrichten te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, en een taakstraf in de vorm van een leerstraf voor de duur van 20 uren, te weten de gedragsinterventie Tools4U, bij niet verrichten te vervangen door 10 dagen jeugddetentie.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft verklaard dat hij daartoe is overgehaald door medeverdachte, een door verdachte genoemde “foute vriend”. O Het dossier biedt meerdere aanknopingspunten om te veronderstellen dat er meer “foute vrienden” zijn. Verdachte wil echter geen openheid geven over met wie hij omgaat. Dit gegeven, in combinatie met het gemiddelde recidiverisico als gevolg van (onder meer) het onvoldoende kunnen inschatten van situaties en het maken van verkeerde keuzes, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een ernstig misdrijf zal begaan. Verder is gebleken dat verdachte zich tijdens de schorsingsperiode regelmatig niet aan de opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden noodzakelijk en tevens in het belang van verdachte. Daarom zal de rechtbank – ambtshalve – bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310 en 312 Sr.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
zevenentachtig (87) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot zestig (60) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • dagbesteding (school en werk) heeft en behoudt;
  • meewerkt aan de Ambulante Coach;
  • meewerkt aan plaatsing bij Inspire, of een andere soortgelijke instelling;
  • verblijft op een crisisplek, indien en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan een avondklok van 19:00 uur tot 07:00 uur, tenzij anders afgesproken met de jeugdreclassering en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, voor de duur van maximaal drie maanden.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- & gezinsbeschermers, gevestigd te Alkmaar, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te stellen op zesentwintig (26) dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
twintig (20) urentaakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tools4U, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
tien (10) dagenjeugddetentie.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
veertig(
40) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
twintig (20) dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat deze taakstraf moet worden voltooid binnen een termijn van negen maanden, te weten uiterlijk op 5 juli 2024.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G.D. de Jong, tevens kinderrechter en mr. T. Fuchs, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Bos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2023.