ECLI:NL:RBNHO:2023:10969

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
15.325592.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarige slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige jongens. De verdachte, geboren op een onbekende datum en ingeschreven op een onbekend adres, heeft in de periode van 1 september 2020 tot en met 21 juni 2021 in de gemeente Heerhugowaard ontuchtige handelingen gepleegd met de slachtoffers, die op dat moment nog geen zestien jaar oud waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig en betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en de deels bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van veertig uur, met een proeftijd van één jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van behandeling voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces zou opleveren. De rechtbank heeft de feiten gekwalificeerd als ontuchtige handelingen met minderjarigen, meermalen gepleegd, en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, ondanks zijn jeugdige leeftijd en psychische beperkingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.325592.21
Uitspraakdatum: 18 oktober 2023
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 4 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
feitelijk verblijvende in [verblijfplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het standpunt van de officier van justitie, [officier van justitie] , dat ertoe strekt dat de rechtbank het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en hem hiervoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, onder algemene en bijzondere voorwaarden zoals in het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) van 25 juli 2023 is vermeld, met uitzondering van het contactverbod.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert en de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard;
- hetgeen door de verdachte en mr. M-J. Bouwman, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht en dat ertoe strekt dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de eerste twee gedachtestreepjes ten aanzien van feit 1 en het eerste gedachtestreepje ten aanzien van feit 2. (Enkel) de laatste gedachtestreepjes bij beide feiten kunnen wel bewezen worden, maar de daar beschreven feitelijkheden betreffen geen ontuchtelijke handeling in de zin van artikel 247 Wetboek van Strafrecht (Sr.), waardoor de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman bepleit geen straf of maatregel op te leggen, of meer subsidiair de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke en lage werkstraf met een proeftijd van een jaar, zonder bijzondere voorwaarden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert en de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, subsidiair dat de vordering dient te worden gematigd.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 21 juni 2021 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland,
(telkens) met [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- duwen van zijn, verdachtes, stijve penis in/tegen het gezicht van die [benadeelde partij 1] , en/of
- drukken van het gezicht van die [benadeelde partij 1] tegen/in spermavlekken van hem, verdachte, en/of
- het naakt liggen boven en/of onder het (naakte) lichaam van die [benadeelde partij 1] waarbij de buiken en de penissen van hem, verdachte en van die [benadeelde partij 1] tegen elkaar aan bewogen;
Feit 2:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 21 juni 2021 in de gemeente Heerhugowaard, in elk geval in Nederland (telkens)
met [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens)
- naar beneden trekken van de broek van die [benadeelde partij 2] en vervolgens het duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de (blote) billen en/of tegen de anus van die [benadeelde partij 2] , en/of
- het naakt liggen boven en/of onder het (naakte) lichaam van die [benadeelde partij 2] waarbij de buiken en de penissen van hem, verdachte en van die [benadeelde partij 2] tegen elkaar aan bewogen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1.
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.2.
Bewijsmotivering
De rechtbank acht de lezingen van de slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zoals deze volgen uit de door hen afgelegde en gedetailleerde studioverhoren geloofwaardig en betrouwbaar en zal daar ook vanuit gaan. Deze lezingen worden bovendien ondersteund door de verklaringen van [pleegouder] , pleegouder van verdachte en de slachtoffers, en door de deels bekennende verklaring van verdachte bij de politie. De rechtbank zal dan ook alle gedachtestreepjes wettig en overtuigend bewezen verklaren en acht daarbij, mede gelet op het leeftijdsverschil tussen verdachte en de slachtoffers, het ontucht bewezen.
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij in de periode van 1 september 2020 tot en met 21 juni 2021 in de gemeente Heerhugowaard, (telkens) met [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het duwen van zijn, verdachtes, stijve penis in/tegen het gezicht van die [benadeelde partij 1] , en
- het drukken van het gezicht van die [benadeelde partij 1] tegen/in spermavlekken van hem, verdachte, en
- het naakt liggen boven en/of onder het naakte lichaam van die [benadeelde partij 1] waarbij de buiken en de penissen van hem, verdachte, en van die [benadeelde partij 1] tegen elkaar aan bewogen;
Feit 2:
hij in de periode van 1 september 2020 tot en met 21 juni 2021 in de gemeente Heerhugowaard, (telkens) met [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het naar beneden trekken van de broek van die [benadeelde partij 2] en vervolgens het duwen van zijn, verdachtes, penis tegen de blote billen en/of tegen de anus van die [benadeelde partij 2] , en
- het naakt liggen boven en/of onder het naakte lichaam van die [benadeelde partij 2] waarbij de buiken en de penissen van hem, verdachte, en van die [benadeelde partij 2] tegen elkaar aan bewogen.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feiten 1 en 2: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, het hierna te noemen psychologisch onderzoek en het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met twee negenjarige jongetjes die met hem in hetzelfde pleeggezin woonden. Door zijn handelen heeft hij ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Bovendien vonden de handelingen plaats in de woning van het pleeggezin, een plek waar de slachtoffers zich veilig zouden moeten voelen. De verdachte was zelf weliswaar ook nog zeer jong ten tijde van het bewezenverklaarde, maar er bestond een voor die leeftijd aanzienlijk leeftijdsverschil van ruim vier jaar. Verdachte had daarmee een zeker overwicht op de beide jonge jongens, die in hun (lichamelijke) ontwikkeling minder ver waren dan hij. Verdachte moet hebben begrepen dat zijn gedrag onwenselijk en ongeoorloofd was. Niet voor niets gebeurde het stiekem en soms ook tegen de kenbare wil van de slachtoffers.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
  • het Pro Justitia psychologisch rapport van 13 april 2023, opgesteld door [psycholoog] , psycholoog;
  • het over verdachte uitgebrachte adviesrapport van de Raad van 25 juli 2023.
Het psychologisch rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Bij [verdachte] is sprake van een autismespectrumstoornis, waarbij de sociaal emotionele beperkingen, waaronder de beperkte empathische vermogens, nog zijn versterkt door een gedragsstoornis, samenhangend met hechtingsproblematiek. Dit betekent voor betrokkene dat er forse sociaal-emotionele beperkingen zijn, waarbij hij zich niet goed in anderen kan verplaatsen, de grenzen van anderen niet goed aanvoelt en egocentrisch kan handelen. Het is waarschijnlijk dat deze beperkingen op het gedrag van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde hebben doorgewerkt.
[verdachte] moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. De deskundige adviseert het tenlastegelegde – indien bewezen – [verdachte] in verminderde mate toe te rekenen.
De deskundige concludeert dat de kans op herhaling van agressief gedrag en de kans op herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag als matig verhoogd dient te worden ingeschat.
De deskundige adviseert een behandeling van [verdachte] die gericht is op zijn autismespectrumstoornis en gedragsstoornis en de gevolgen hiervan op zijn seksuele ontwikkeling, waaronder het aangaan van seksuele contacten met anderen, als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Voortzetting van de plaatsing in [verblijfplaats] is aangewezen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de psycholoog en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal de feiten dan ook in verminderde mate toerekenen aan de verdachte.
De Raad adviseert een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat [verdachte] :
- zijn medewerking verleent aan behandeling bij [verblijfplaats] (GGZ NHN) of een nader te bepalen instantie;
- zijn medewerking verleent aan zijn verblijf bij [verblijfplaats] (GGZ NHN) of vergelijkbare instelling die aansluit bij zijn autismespectrumstoornis, zijn gedragsstoornis en de hechtingsproblematiek;
- zich houdt aan de afspraken die bij [verblijfplaats] worden gehanteerd;
- onderwijs volgt;
- zich houdt aan een contactverbod met de slachtoffers.
De Raad heeft hieraan ter zitting het volgende toegevoegd.
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij nog wel bij pleegouder [pleegouder] thuis komt en daar de hond uitlaat. Een van de slachtoffers woont daar ook. Ook wordt [verdachte] wel eens uitgenodigd om bij een voetbalwedstrijd van dit slachtoffer te kijken. [verdachte] ziet het andere slachtoffer wel eens op straat. De bijzondere voorwaarde ten aanzien van het contactverbod zal moeten luiden dat [verdachte] niet zelfstandig contact heeft met de slachtoffers, maar dat daar altijd een ander bij aanwezig is.
[verdachte] is trouw in het naar school gaan. Hij is altijd aanwezig op school en op zijn stage.
6.2.
Hoofdstraffen
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, het psychologisch rapport, het adviesrapport van de Raad en hetgeen de Raad ter zitting heeft toegevoegd aan haar adviesrapport, een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van veertig uur moet worden opgelegd. De rechtbank houdt hierbij rekening met het tijdsverloop van het strafproces en de ouderdom van de onderhavige zaak en nadrukkelijk ook met de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de persoon van verdachte en zijn beperkingen. Begeleiding en behandeling van verdachte staan voorop bij het beperken van de recidivekans. De rechtbank zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf een proeftijd verbinden van één jaar en overweegt hierbij dat verdachte zich al twee jaar lang heeft gehouden aan afspraken en behandelingen en dat dit goed verloopt. De bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het adviesrapport van de Raad van 25 juli 2023 zullen worden verbonden aan de op te leggen straf, met uitzondering van het volgen van onderwijs en het contactverbod met de slachtoffers, nu ter zitting is gebleken dat daar geen strafvorderlijk relevante redenen (meer) voor zijn.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten op grond van artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht een taakstrafverbod geldt. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten ernstig zijn, maar acht een jeugddetentie hier thans niet op zijn plaats gelet op de jeugdige leeftijd ten tijde van het begaan van deze feiten, het tijdverloop en het advies uit het Pro-Justitia rapport dat het bewezenverklaarde verminderd aan de verdachte valt toe te rekenen.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen. De rechtbank overweegt hiertoe dat tot nu toe onvoldoende is onderbouwd welke specifieke (psychische) schade het ten laste gelegde feit bij de benadeelde partij heeft veroorzaakt. De rechtbank beschikt niet over informatie, waaruit blijkt wat de gevolgen voor de benadeelde partij zijn en volgt niet het standpunt van de advocaat van de benadeelde partij dat het een feit van algemene bekendheid is dat psychische schade bij dergelijke feiten wordt veroorzaakt, mede gelet op de jeugdige leeftijd van het slachtoffer.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
VEERTIG (40) URENtaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door TWINTIG (20) DAGEN jeugddetentie, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van één jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zal meewerken aan behandeling bij [verblijfplaats] (GGZ NHN) of een nader te bepalen instantie;
  • zal meewerken aan zijn verblijf bij [verblijfplaats] (GGZ NHN) of vergelijkbare instelling die aansluit bij zijn autismespectrumstoornis, zijn gedragsstoornis en de hechtingsproblematiek;
  • zich houdt aan de afspraken die bij [verblijfplaats] worden gehanteerd.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting, gevestigd te Haarlem, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van Beek, voorzitter,
mr. E.C.M. van Mierlo en mr. P.A. Hesselink, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2023.
Mrs. E.C.M. van Mierlo en P.A. Hesselink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.