ECLI:NL:RBNHO:2023:10945

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
HAA 22/2347
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep inzake de Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft eiseres, een vennootschap onder firma, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, betreffende de beschikking Wet waardering onroerende zaken 2021. Eiseres stelde dat zij de brief van de rechtbank, waarin om een kopie van de volmacht en een uittreksel uit het handelsregister werd gevraagd, niet had ontvangen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat deze brief op de juiste wijze was afgehaald van een PostNL-locatie. De rechtbank overweegt dat de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve moet worden beoordeeld voordat het beroep inhoudelijk kan worden behandeld. Eiseres was op 27 juli 2023 uitgenodigd voor de zitting, meer dan drie weken voor de zittingsdatum, en de rechtbank concludeert dat er geen nadere eisen aan de uitnodiging worden gesteld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat eiseres niet tijdig de gevraagde stukken heeft ingediend. De rechtbank wijst ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de beweerdelijk gemachtigde niet gerechtigd was om namens eiseres beroep in te stellen. De uitspraak is gedaan op 1 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2347

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] V.O.F., te [vestigingsplaats] , eiseres

(beweerdelijk gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn (verweerder).

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder met datum 3 februari 2022, inzake de beschikking Wet waardering onroerende zaken 2021 inzake het object [objectnaam] in [plaats] , beroep ingesteld.
Eiseres heeft nadere stukken en een pinpoint brief ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 september 2023 te Haarlem. Namens eiseres heeft haar beweerdelijk gemachtigde de zitting bijgewoond. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. De griffier heeft eiseres bij brief van 16 mei 2022 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na dagtekening van die brief een schriftelijke machtiging en een uittreksel uit het handelsregister aan de rechtbank te sturen. Hierbij is vermeld dat, indien niet of niet tijdig aan dit verzoek wordt voldaan, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 17 mei 2022 is afgehaald van een PostNL locatie.
2. Eiseres heeft bij brief met dagtekening 7 juni 2022, ter griffie ingekomen op 30 juni 2022, de gevraagde stukken ingediend. Deze brief is dus, meer dan twee weken, na de gestelde termijn ontvangen door de rechtbank.
Beoordeling van het geschil
3. Iemand - niet zijnde een advocaat - die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren, mits de rechtbank de indiener in de gelegenheid heeft gesteld het verzuim binnen een hem daartoe gestelde termijn te herstellen.
4. Indien de (gestelde) procespartij een rechtspersoon is, vraagt de rechtbank tevens om een uittreksel uit het handelsregister om te kunnen beoordelen of de opdracht tot het instellen van beroep bevoegd is gegeven of dat sprake is van indiening door een bevoegde vertegenwoordiger van die rechtspersoon.
5. Ter zitting heeft de beweerdelijk gemachtigde verklaard dat hij de brief van 16 mei 2022 niet heeft ontvangen. Hij verwijst daartoe naar het tijdstip dat vermeld is op het afhaalbewijs: 7.26 uur. De PostNL locatie is dan nog niet open. Verder ontkent de beweerdelijk gemachtigde dat de handtekening op het Track & Trace overzicht van hem is. Als laatste stelt de beweerdelijk gemachtigde zich op het standpunt dat het behandelen van de ontvankelijkheid van het beroep ter zitting, tardief moet worden verklaard. In de uitnodiging van de zitting is niet vermeld dat de ontvankelijkheid van het beroep wordt behandeld.
6. Naar aanleiding van het door de beweerdelijk gemachtigde ter zitting gestelde met betrekking tot de door hem gestelde onjuistheden op het Track & Trace overzicht van PostNL heeft de griffier, via de chat mogelijkheid op de PostNL website: Service & Contact Zakelijk, contact opgenomen met een medewerker van PostNL.
Hier volgt de weergave van dat gesprek:
griffier: Wanneer is de PostNL locatie geopend?
PostNL:
ma t/m vrij 08:30-18.00 en zaterdag 08.30-17.00
griffier: Hoe kan aangetekende post (met handtekening) in het PostNL-systeem vermelden: zending is afgehaald bij PostNL-punt om 7.25 uur?
PostNL:
soms kunnen de updates van het systeem later/vroeger weergaven
griffier: dus de tijd klopt niet altijd?
PostNL:
kan soms variëren
griffier: Mag ik er van uit gaan dat als er staat: afgehaald, de post ook daadwerkelijk is afgehaald?
PostNL:
ja als er staat afgehaald dan is dat ook zo
griffier: in mei 2022, wie zette de handtekening die zichtbaar is in het Track & Trace overzicht?
PostNL:
als het in COVID tijd was kan het een medewerker geweest zijn.
7. Vastgesteld wordt dat de tijd die op het Track & Trace overzicht vermeld staat niet altijd overeen komt met het daadwerkelijke tijdstip van ondertekenen/afhalen. Op 17 mei 2022 werkte PostNL volgens de toen nog geldende COVID afstandsmaatregelen waardoor het poststuk van 16 mei 2022 is ondertekend door een PostNL medewerker in plaats van de beweerdelijk gemachtigde. Daarbij wordt opgemerkt dat degene die de brief afhaalt zich altijd moet identificeren. Een aangetekende brief wordt door PostNL alleen meegegeven aan de geadresseerde. De op bovenstaande gronden gebaseerde ontkenning van de beweerdelijk gemachtigde van eiseres dat het poststuk niet door hem kan zijn afgehaald slaagt niet.
8. De beweerdelijk gemachtigde heeft de brief van 16 mei 2022 op 17 mei 2022 ontvangen. De rechtbank overweegt dat vast staat dat de beweerdelijk gemachtigde met zijn brief gedateerd 7 juni 2022, door de rechtbank ontvangen op 30 juni 2022, een machtiging en uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft overgelegd. Dit betekent dat de gevraagde stukken niet binnen de in voornoemde brief van 16 mei 2022 gestelde termijn en derhalve niet tijdig zijn ingediend. Daarbij wordt opgemerkt dat de enveloppe van deze brief ontbreekt in het dossier. Het is vaste rechtspraak dat bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, wordt uitgegaan van de op de enveloppe geplaatste poststempel Een poststuk met een ontbrekend of onleesbaar poststempel wordt geacht tijdig ter post te zijn bezorgd als het binnen één week na de laatste dag van de termijn is ontvangen. Niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan het niet tijdig overleggen van deze stukken verontschuldigbaar is te achten.
9. Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat de rechtbank tardief moet worden verklaard in het behandelen van de ontvankelijkheid van het beroep overweegt de rechtbank dat artikel 8:56 van de Awb enkel voorschrijft dat partijen na afloop van het vooronderzoek ten minste drie weken tevoren worden uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op de zitting van een bestuursrechter te verschijnen. Eiser is op 27 juli 2023 (zijnde meer dan drie weken voor de zittingsdatum) uitgenodigd voor deze zitting. Nadere eisen worden vanuit de wet niet gesteld aan de uitnodiging van de zitting. De ontvankelijkheid van een beroep moet ambtshalve worden beoordeeld voordat het beroep inhoudelijk behandeld kan worden. De grief slaagt niet.
10. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Verzoek tot vergoeding van immateriële schade
11. In beroep heeft eiseres verzocht om vergoeding van immateriële schade vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit geval een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting achterwege blijven. De rechtbank overweegt daartoe dat in dit geval redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de beweerdelijk gemachtigde niet gerechtigd was om – namens eiseres – beroep in te stellen. Indien in een dergelijk geval degene die niet gerechtigd is een rechtsmiddel aan te wenden toch dat rechtsmiddel aanwendt, bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat de lange duur van de procedure spanning en frustratie bij diegene heeft veroorzaakt. De beweerdelijk gemachtigde is immers geen belanghebbende in de zin van de Awb bij de uitkomst van de procedure. In zo’n geval behoeft de rechter, vanwege het ontbreken van zodanige spanning en frustratie, ook niet vast te stellen of de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank wijst het verzoek om tot vergoeding van immateriële schade daarom af.
Proceskosten
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk en
- wijst het verzoek tot vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
N.E. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).