ECLI:NL:RBNHO:2023:10893

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
10266235 \ CV EXPL 23-40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens ernstig verstoorde huurrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, aangeduid als [eiser], heeft de huurovereenkomst met de huurder, aangeduid als [gedaagde], ontbonden en ontruiming van de woning gevorderd. De vordering is gebaseerd op een ernstig verstoorde huurrelatie, waarbij [eiser] heeft gesteld dat hij sinds 2020 door [gedaagde] wordt bedreigd. De huurder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de tekortkomingen niet van dien aard zijn dat ontbinding gerechtvaardigd is.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] huurt een woning van [eiser] voor een huurprijs van € 800,00 per maand. Er is een huurachterstand ontstaan, en [eiser] heeft aangifte gedaan van bedreiging met de dood en fysiek geweld door [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een huurachterstand van € 1.400,00, maar heeft geoordeeld dat deze achterstand te gering is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Echter, de bedreigingen en de verstoorde relatie zijn door de kantonrechter als zodanig ernstig beoordeeld dat ontbinding van de huurovereenkomst wel gerechtvaardigd is.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en een gebruiksvergoeding voor de periode dat hij de woning na de ontruiming in gebruik houdt. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde]. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10266235 \ CV EXPL 23-40
Uitspraakdatum: 30 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M. Leung (Incassocenter B.V.)
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.I. Vervest (Fridsma & Vervest advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 28 november 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 11 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brieven van 30 juni 2023 en 10 juli 2023 nog stukken toegezonden. Na daartoe verkregen toestemming heeft [gedaagde] zich na de zitting bij akte uitgelaten over de producties bij de brief van 10 juli 2023.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt een woning van [eiser]. De woning is gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna ook: de woning). De overeengekomen huurprijs bedraagt
€ 800,00 per maand, contant of per bankoverschrijving voor de 5e van de maand te voldoen.
2.2.
De woning bevindt zich op het erf waarop ook [eiser] zelf woonachtig is.
2.3.
Op 27 juli 2022 heeft [eiser] aangifte gedaan van bedreiging met de dood en fysiek geweld door [gedaagde]. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter de tussen partijen gesloten huurovereenkomst ontbindt en [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van de woning, met machtiging aan [eiser] om bij gebreke daarvan de ontruiming, op kosten van [gedaagde], te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, en tot betaling van een bedrag van € 3.588,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2022. Daarnaast vordert [eiser] dat [gedaagde] veroordeeld zal worden tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 800,00 per maand, voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke zal blijven de woning te ontruimen. Ten slotte vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] heeft aan de vorderingen – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat [gedaagde], ondanks herhaalde aanmaning, vanaf december 2020 meermaals met de (tijdige) betaling van de huur in gebreke is gebleven. Daarnaast stelt [eiser] dat door toedoen van [gedaagde] de huurrelatie tussen partijen ernstig is verstoord.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

Huurachterstand

4.1.
[eiser] vordert betaling van de achterstallige huurtermijnen. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] een bedrag van € 1.600,00 voldaan. Hierdoor bedraagt de huurachterstand volgens [eiser] nog € 1.400,00. [gedaagde] heeft de hoogte van de resterende huurachterstand betwist. Hij voert daartoe aan dat hij de huur over de maanden december 2020 en maart 2022 conform afspraak contant heeft voldaan.
4.2.
Het ligt op de weg van [gedaagde] om de door hem gestelde contante betaling voldoende te onderbouwen. [gedaagde] heeft in dit verband aangevoerd dat hij op 3 december 2020 contant geld heeft opgenomen en daarmee de huur over december 2020 heeft voldaan. Ter onderbouwing hiervan heeft hij een afschrift van voornoemde bankopname overgelegd. [eiser] heeft hiertegen aangevoerd dat [gedaagde] op 16 december 2020 per sms heeft laten weten dat hij betalingsproblemen ondervond (“
[eiser] ben wat later met de huur mede door ink corona etc m wachten wat langer fact zal januapqie(de kantonrechter begrijpt: januari)
wel doen ok gr”). In het licht van dit bericht ligt het niet voor de hand dat [gedaagde] het door hem op 3 december 2020 opgenomen bedrag heeft besteed aan het betalen van de huur over de maand december. De gestelde betaling van de huur over de maand maart 2022, heeft [gedaagde] helemaal niet onderbouwd. De conclusie is dan ook dat ervan uit moet worden gegaan dat deze maanden nog open staan, zodat de kantonrechter de huurachterstand tot een bedrag van € 1.400,00 zal toewijzen. Deze huurachterstand is op zich zelf echter gelet op de hoogte daarvan (minder dan drie maanden) en gelet op de omstandigheid dat [eiser] eerder kennelijk ook geen aanleiding heeft gezien om tot incasso hiervan over te gaan, te gering om de gevorderde ontbinding en ontruiming toe te wijzen.
Verstoorde huurrelatie
4.3.
Partijen twisten verder over de vraag of [gedaagde] zich als goed huurder (artikel 7:213 BW) heeft gedragen en zo niet, of zijn tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Volgens [eiser] is sprake van een ernstig verstoorde huurrelatie, in die zin dat [eiser] sinds 2020 door [gedaagde] wordt bedreigd. Op 27 juli 2022 heeft [eiser] aangifte gedaan van bedreiging met de dood en fysiek geweld door [gedaagde]. In die aangifte staat onder meer:
“(…) [gedaagde] kwam spugend en schreeuwend op mij af. Ik hoorde hem schreeuwen dat ik de incasso moest intrekken. [gedaagde] heeft meer dan drie maanden achterstand in de huur en ik had een gerechtsdeurwaarder ingeschakeld. Uit het niets greep [gedaagde] mij bij de keel. Ik zag ook dat hij met gebalde vuist voor mij stond terwijl hij mijn keel dichtkneep. [gedaagde] haalde niet uit met zijn vuist. Ik stapte achteruit en daardoor kwam de hand los van mijn keel. [gedaagde] was aan het schreeuwen. Ik hoorde hem zeggen: “als je mij uit het huis probeert te zetten, dan maak ik je af” (…)”.Als gevolg van dit incident is [eiser] bang om in zijn eigen woning te verblijven, zo heeft hij tegen de politie verklaard. [gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat hij nooit enige bedreigingen richting [eiser] heeft geuit. Wel heeft hij erkend dat hij [eiser] (boos) heeft aangesproken op de sommatiebrief en dat hij over het algemeen de neiging heeft om snel en primair te reageren.
4.4.
Ter verdere onderbouwing van de (ernstige) verstoring van de huurrelatie heeft [eiser] daags voor de zitting een tweetal sms-berichten en meerdere transcripties van voicemailberichten overgelegd. Volgens [eiser] volgt daaruit dat hij al lange tijd en ook nog recent (kort voor de zitting) door [gedaagde] wordt bedreigd. Gelet op deze toelichting en de verschillende verwijzingen naar de onderhavige procedure in de tekst van de overgelegde producties (e.g. “
nu weer met uitstel gerecht”, “het is nou nog elf dagen(de kantonrechter begrijpt: tot de zitting)
dus je moet echt heel erg snel hiermee stoppen”, “het is nog tien dagen(de kantonrechter begrijpt: tot de zitting)
dus ik blijf in de buurt hier”) gaat de kantonrechter ervan uit dat overgelegde sms- en voicemailberichten dateren van mei en juli 2023.
4.5.
In de transcriptie van de overgelegde voicemailberichten staat, voor zover hier van belang, onder meer het volgende:
“ (…) Ik had je allang onder je lurven moeten grijpen, hè. Weet waar jij godverdomme mee bezig bent, hè. Want het kan een maand of een jaar duren, maar geloof me nou, jij [onhoorbaar, 00:00:36]. Want jij kunt beter dan verdwijnen van deze aardbol als jij mij dit allemaal aandoet, hè (…)”
“(...) Het is nou nog elf dagen (de kantonrechter begrijpt: tot de zitting), je moet echt heel erg, heel erg snel hiermee gaan stoppen, vuile vieze hond dat je er bent. Want er komt ook een dag na jou of jullie hè, vergis je niet (…) Je zit me gewoon al een paar jaar [onhoorbaar, 00:04:50], dat je hoopt dat ik je echt een keer aanvlieg. Daar hoop je op hè, vuile flikker. Nou daar heb ik anderen voor hoor, als dat moet. Kom maar. Jongen, geloof me maar, waar jij mee begonnen bent, je wil het niet weten hè. Dat had je nooit moeten doen, vuile flikker. Kankerhond. (…)”
“(…) De uitspraak is nog [onhoorbaar, 00:04:45], want ik grijp je, jongen. Teringhond. Ik grijp je echt. Wat jij me allemaal aandoet, dat gaat allemaal buiten alle proporties.(…)”
“(…) Hé geloof me nou één ding, je moet echt opdonderden vandaag of morgen. Want jij kan me wel voor de rechter brengen, maar ik breng jou naar… Nou, ik zal niet noemen waar, maar geloof me maar, joh, jij bent mijn ergste nachtmerrie en ik word ook die van jou. (…)”
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de overgelegde sms- en voicemailberichten van hem afkomstig zijn. Daarbij heeft de kantonrechter in overweging genomen dat het taalgebruik in de berichten aansluit bij op de zitting door [gedaagde] gebezigde taalgebruik. De kantonrechter ziet bovendien geen aanleiding om aan de bron en/of de inhoud van de overgelegde berichten te twijfelen. Vast staat dat in de sms- en voicemailberichten (zeer) bedreigende en agressieve taal wordt geuit. Dergelijke communicatie met een verhuurder en tevens buurman past niet bij hetgeen van een goed huurder mag worden verwacht. Daarom is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] zelf ook laakbaar gedrag heeft vertoond door te trachten om op oneigenlijke gronden de huurovereenkomst te beëindigen, maakt dit niet anders, omdat dit de tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] niet wegneemt. Ook het verweer van [gedaagde] dat het in zijn aard ligt om snel en primair te reageren, leidt niet tot een ander oordeel omdat voor het aannemen van een tekortkoming niet noodzakelijk is dat deze aan de tekort schietende partij te wijten is.
4.7.
Volgens [gedaagde] is de tekortkoming van onvoldoende gewicht om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat de woningen weliswaar op hetzelfde erf staan, maar dat het perceel groot genoeg is om een schutting te plaatsen zodat partijen elkaar niet (dagelijks) hoeven te zien. Verder heeft [gedaagde] aangevoerd dat een toewijzing van de ontbindingsvordering voor hem ingrijpende gevolgen heeft, omdat het vanwege het grote tekort aan huurwoningen niet eenvoudig zal zijn een nieuwe woonruimte te vinden. aar staat tegenover dat [eiser] heeft aangevoerd dat hij zich vanwege de bedreigingen onveilig voelt in zijn eigen woning en zich om die reden genoodzaakt ziet om tijdelijk op een camping te verblijven.
4.8.
Het is aannemelijk dat de spanningen tussen partijen tot gevoelens van onveiligheid bij [eiser] leiden, temeer omdat hij geen ervaren, professionele verhuurder is, maar een particuliere verhuurder van een woning die ook nog eens op hetzelfde erf als zijn eigen woning staat. Voor zover het plaatsen van een schutting tussen beide woningen al mogelijk zou zijn, worden de spanningen tussen partijen daarmee onvoldoende weggenomen. [gedaagde] verblijft in dat geval nog steeds in de achtertuin van [eiser], ze kunnen elkaar nog steeds tegenkomen en de bedreigingen via de telefoon worden door een schutting niet weggenomen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat van [eiser], mede gelet op de aard en ernst van de tekortkoming, in de gegeven omstandigheden niet kan worden verlangd dat hij de huurovereenkomst met [gedaagde] voortzet. Het woonbelang van [gedaagde] moet daarvoor wijken. Wel ziet de kantonrechter daarin aanleiding om een iets langere ontruimingstermijn te geven dan gebruikelijk, te weten vier weken.
Nevenvorderingen
4.9.
De gevorderde huur respectievelijk gebruiksvergoeding van € 800,00 per maand zal worden toegewezen vanaf 1 augustus 2023 tot aan de datum van de daadwerkelijke ontruiming van de woning. Daarbij is de grondslag voor toewijzing van de gebruiksvergoeding het bepaalde in artikel 7:225 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.10.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal eveneens worden toegewezen nu gebleken is dat [eiser] genoodzaakt was om buiten rechte kosten te maken ter verkrijging van voldoening van zijn vordering. De brief van 20 juni 2022 waarnaar [eiser] in dit kader verwijst voldoet aan de daaraan in art. 6:96 lid 6 BW gestelde eisen (zie ook HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704). De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar.
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.12.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen. Immers op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen, waarbij de kosten van de ontruiming ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders voor rekening van gedaagde komen.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan het adres [adres] te [plaats] binnen vier weken na betekening van dit vonnis te ontruimen, leeg op te leveren en de sleutels over te dragen aan [eiser];
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 1.988,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2022 tot de dag van de volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] daarnaast om aan [eiser] te betalen € 800,00 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning na 1 augustus 2023 in gebruik houdt
tot aan de datum van ontruiming;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
€ 129,74‬ wegens dagvaardingskosten,
€ 244,00 wegens griffierecht en
€ 597‬,00 (€ 199,00 x 3) wegens salaris gemachtigde;
5.6.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter