Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[gedaagde], zowel in privé als in haar hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van [erflaatster] ,
[gedaagde], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige] ,
[wettelijk vertegenwoordiger] ,in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige] ,
1.De procedure
- de dagvaarding, met zeventien producties;
- de conclusie van antwoord, met vijf producties;
- het tussenvonnis van 14 juni 2023.
Voorafgaand aan deze zitting zijn de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van [eiser] :- de ter griffie op 25 september 2023 ingekomen producties 18 tot en met 23;
- de ter griffie op 9 september 2023 ingekomen productie 24;
2.De feiten
(i) [eiser] voor 40%, [gedaagde] voor 40% en [minderjarige] voor 20% tot erfgenaam benoemd en
(ii) [gedaagde] benoemd tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder.
3.Het geschil
(i) voor recht verklaart dat [gedaagde] haar aandeel in de contante gelden van € 81.590,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, heeft verbeurd;
(ii) voor recht verklaart dat de hiervoor bedoelde gelden toekomen aan [eiser] en aan [minderjarige] en aan elk van hen dienen te worden toegedeeld in de verhouding 66,66% en 33,33 %;
(iii) [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] en aan [minderjarige] te betalen hetgeen [gedaagde] op grond van de verbeurdverklaring verschuldigd is;
(iv) [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] en aan [minderjarige] te betalen het aan hen toekomende deel (40% respectievelijk 20%) van de ten onrechte door [gedaagde] in rekening gebrachte executeurskosten van € 4.591,13.
Tot de nalatenschap behoort een bedrag aan contant geld van
€ 81.590,00. Dit bedrag is in de jaren 2016 – 2021 in gedeelten contant opgenomen en werd in een geldkistje in het huis van de vader en de moeder bewaard.
[gedaagde] heeft de aanwezigheid van dit geldbedrag opzettelijk verzwegen en dit voor de andere erfgenamen verborgen gehouden. [gedaagde] heeft door deze handelswijze haar aandeel in deze gelden verbeurd. Dit geld valt daarmee niet meer onder het als executeur of afwikkelingsbewindvoerder te voeren beheer van [gedaagde] , maar vormt nu een eenvoudige gemeenschap tussen [eiser] en [minderjarige] . [gedaagde] dient dit bedrag overeenkomstig de hiervoor beschreven verdeelsleutel aan [eiser] en [minderjarige] uit te betalen.
Daarnaast heeft [gedaagde] ten onrechte een bedrag van € 4.591,13 aan executeurskosten bij de nalatenschap in rekening gebracht. Dit bedrag dient alsnog in de verdeling tussen de erfgenamen te worden betrokken.