ECLI:NL:RBNHO:2023:10870

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
HAA 22/3150
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming NOW 1 door de rechtbank Noord-Holland

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 27 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres, een bloembollenkwekerij, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor tegemoetkoming op grond van de NOW 1 beoordeeld. Eiseres had een tegemoetkoming aangevraagd vanwege een verwacht omzetverlies van 35% als gevolg van de coronamaatregelen. De aanvraag werd echter afgewezen omdat verweerder, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, concludeerde dat de omzetdaling niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar van het seizoenspatroon van het bedrijf. Eiseres had eerder een voorschot van € 13.446,00 ontvangen, maar moest dit bedrag terugbetalen omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van de NOW 1, die vereisen dat er sprake moet zijn van een omzetdaling van ten minste 20% door buitengewone omstandigheden.

De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht artikel 3 van de NOW 1 heeft toegepast en dat de seizoensgebonden omzetdaling niet kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. Eiseres voerde aan dat de NOW-regeling geen rekening hield met seizoenswerk en dat de afwijzing in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde tegemoetkoming en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3150

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Vaas),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: P. Nicolai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de vaststelling van de definitieve berekening van de tegemoetkoming op grond van de Eerste Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW 1).
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 10 februari 2022 eiseres medegedeeld dat zij niet voldoet aan alle eisen voor de tegemoetkoming. De aanvraag is afgewezen en eiseres dient het ontvangen voorschot van € 13.446,00 terug te betalen. Met het bestreden besluit van 13 mei 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Bij brief van 27 juli 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de behandeling van het beroep verwezen naar de meervoudige kamer. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld vóór 25 augustus 2023 kenbaar te maken of zij een nadere zitting willen. Partijen hebben niet gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

2. Eiseres exploiteert een bloembollenkwekerij. Op 25 mei 2020 heeft eiseres een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW 1 aangevraagd in verband met een verwacht omzetverlies van 35% vanaf 1 maart 2020. Met het besluit tot subsidieverlening van 4 juni 2020 heeft verweerder over de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2020 een tegemoetkoming van € 16.808,00 toegekend. Er is een voorschot in de tegemoetkoming in de loonkosten ter hoogte van € 13.446,00 verstrekt.
3. Op 21 juni 2021 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW 1.
4. Verweerder heeft onderzoek gedaan naar de opgave van het omzetdalingspercentage en de daaraan ten grondslag liggende gegevens in de aanvraag tot vaststelling van 21 juni 2021. Het conceptrapport dat verweerder heeft opgesteld is ter reactie aan eiseres voorgelegd. Deze reactie is in het definitieve rapport van 1 februari 2022 verwerkt. Verweerder komt tot de conclusie dat de omzetdaling is veroorzaakt door het seizoenspatroon van het bedrijf. Er is in het geval van eiseres geen sprake van een acute terugval in de omzet vanwege een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend. Eiseres voldoet daarom volgens verweerder niet aan de vereisten van artikel 3 van de NOW 1.
5. Bij besluit van 10 februari 2022 heeft verweerder vastgesteld dat het bedrijf een omzetverlies van minder dan 20% heeft. Om mogelijk recht te hebben op een definitieve tegemoetkoming moet het omzetverlies 20% of hoger zijn. Omdat eiseres niet voldoet aan alle eisen voor een tegemoetkoming heeft verweerder de aanvraag afgewezen en het voorschot van € 13.446,00 van eiseres teruggevorderd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
6. Op 11 mei 2022 heeft een hoorzitting in bezwaar plaatsgevonden. Bij besluit van 13 mei 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat artikel 3 van NOW 1 het doel van de tegemoetkoming beschrijft. Het doel is om werkgevers tegemoet te komen in de betaling van de loonkosten, indien sprake is van een acute terugval in de omzet met ten minste 20% gedurende een periode van drie maanden, vanwege een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend, zodat zij werknemers in dienst kunnen houden voor de uren die zij werkten voordat sprake was van deze terugval. Verweerder stelt vervolgens dat uit het onderzoek is gebleken dat de door eiseres opgegeven omzetdaling is veroorzaakt door het seizoenspatroon waar het bedrijf jaarlijks mee te maken heeft. Er is daarom geen sprake van een acute terugval in de omzet vanwege een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico gerekend kunnen worden. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Standpunt eiseres
7. Eiseres voert in beroep primair aan dat het argument van verweerder – dat de omzetdaling bij eiseres veroorzaakt zou zijn door het seizoenspatroon – de beslissing dat eiseres geen recht heeft op de tegemoetkoming NOW 1 niet kan dragen. Door de snelheid waarmee de NOW-regeling werd opgezet, is met seizoenswerk géén rekening gehouden. [1] Dit was voorzien en hiervoor is nadien een aparte regeling opgesteld. De NOW-regeling kent derhalve bewust geen mogelijkheid om af te wijken met betrekking tot seizoenswerk in positieve dan wel negatieve zin. Daarbij heeft de wetgever er bewust voor gekozen om geen hardheidsclausule op te nemen in de regeling. Dit alles overziend kan de afwijzing van verweerder, die gebaseerd is op het doel van de regeling, niet slagen, nu de wetgever willens en wetens heeft gekozen voor de regeling in deze vorm en afwijking(en) hiervan heeft uitgesloten. Het seizoenspatroon van het bedrijf doet daardoor niet ter zake, aldus eiseres.
8. Subsidiair voert eiseres in beroep aan dat er wel sprake is van een omzetterugval die werd veroorzaakt door een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden, die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico gerekend kunnen worden. De handel in bloembollen stond met name in maart en april 2020 onder zeer grote druk door de uitbraak van corona. In maart 2020 viel de handel in bloembollen in eerste instantie volledig stil. [2] In de periode van half maart 2020 tot en met eind april 2020 werden er bij eiseres geen bloembollen besteld. Het bestelde bedrag aan bloembollen in de periode van maart tot en met mei 2020 lag meer dan 20% lager dan in dezelfde periode in 2019 en 2021. De omzetterugval werd dus veroorzaakt door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend, aldus eiseres.
9. Eiseres stelt zich tenslotte op het standpunt dat de toepassing van de NOW 1 in dit geval in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de aanvraag van eiseres om de tegemoetkoming op grond van de NOW 1 heeft afgewezen en het als voorschot betaalde bedrag heeft teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
11. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mag de aanvraag worden afgewezen op grond van artikel 3 van de NOW 1?
12. Het standpunt van eiseres, dat verweerder artikel 3 niet ten grondslag had mogen leggen aan de afwijzing van de aanvraag om tegemoetkoming, volgt de rechtbank niet. In artikel 3 van de NOW 1 staat het volgende:

Het doel van deze regeling is om werkgevers tegemoet te komen in de betaling van de loonkosten, indien sprake is van een acute terugval in de omzet met ten minste 20% gedurende een periode van drie maanden, vanwege een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend, zodat zij werknemers in dienst kunnen houden voor de uren die zij werkten voordat sprake was van deze terugval.”
13. Verweerder stelt dat uit dit uitdrukkelijk omschreven doel volgt dat de in de NOW 1 vermelde omzetdaling altijd moet worden gelezen als omzetdaling als gevolg van buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend. Deze omstandigheden kunnen volgens verweerder gelegen zijn in de verstrekkende maatregelen die de overheid heeft genomen vanwege de uitbraak van het coronavirus, maar ook een brand of een overstroming in het bedrijf kunnen buitengewone omstandigheden zijn waarop de subsidieregeling ziet.
14. In de toelichting bij de NOW 1 [3] staat over artikel 3 het volgende:
“[…] De NOW heeft als doel om het in tijden van acute en zware terugval in de omzet van ten minste 20% werkgevers mogelijk te maken om hun werknemers zoveel mogelijk in dienst te houden voor de uren die zij werkten voordat sprake was van die zware terugval. Ter ondersteuning van werkgevers kunnen zij op grond van de NOW een subsidie ontvangen met als doel het tegemoetkomen in de betaling van loonkosten. […]
De NOW is van toepassing op situaties waarin sprake is van een omzetdaling van ten minste 20% over een driemaandsperiode wegens buitengewone omstandigheden, zoals de verstrekkende maatregelen die de overheid heeft genomen vanwege de uitbraak van het COVID-19-coronavirus, die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend. Om werkgevers snel duidelijkheid en zekerheid te bieden, hoeft daarbij niet aangetoond te worden in welke mate de buitengewone omstandigheden aan de omzetdaling van ten minste 20% bijdragen of al hebben bijgedragen. Hoewel de uitbraak van het COVID-19-coronavirus en de daarmee verband houdende vergaande overheidsmaatregelen de aanleiding vormen voor het vervangen van de WTV-regeling door deze subsidieregeling, ziet deze subsidieregeling niet alleen op bedrijven die een omzetdaling hebben als gevolg van deze genoemde omstandigheden in verband met de uitbraak van het COVID-19-coronavirus. Een andere situatie van buitengewone omstandigheden waarop deze subsidieregeling ziet, is bijvoorbeeld een omzetdaling als gevolg van brand in het bedrijf van de werkgever.
De NOW is zodanig ingericht dat werkgevers en werknemers snel worden bediend, terwijl wordt voldaan aan de doelstelling van de subsidie, namelijk het dempen van de gevolgen van buitengewone omstandigheden die het de werkgever onmogelijk maken om de loonkosten van zijn werknemers te blijven voldoen. […]”
15. Uit de toelichting op artikel 3 van de NOW 1 blijkt dat deze buitengewone omstandigheden niet gerelateerd hoeven te zijn aan de coronamaatregelen, maar wel dat er sprake moet zijn van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan een omzetdaling heeft plaatsgevonden. Artikel 3 NOW 1 moet aldus worden aangemerkt als een eerste voorwaarde om recht op een subsidie op grond van de NOW 1 te kunnen krijgen en vormt daarmee dus de drempel bij toegang tot de regeling. Indien niet aan het doel om werkgevers te compenseren voor het in dienst houden van werknemers ingeval van buitengewone gewone omstandigheden is voldaan, komt verweerder vervolgens niet toe aan het toetsen van de voorwaarden en uitsluitingsgronden van de NOW 1.
Werd de omzetterugval veroorzaakt door buitengewone omstandigheden?
16. Het standpunt van eiseres dat er sprake is van een omzetterugval die veroorzaakt is door een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico gerekend kunnen worden, volgt de rechtbank niet. Uit het rapport van bevindingen van verweerder blijkt dat eiseres handelt in tulpen en lelies. De tulpen worden voornamelijk in de periode tussen juli en september geleverd. De lelies worden geleverd tussen oktober en december. Dit is door eiseres niet weersproken. De omzetdaling in de periode maart tot en met mei hangt dus samen met het seizoenspatroon van het bedrijf. Dit is een jaarlijks terugkomend patroon en niet aan te merken als een buitengewone omstandigheid als bedoeld in de NOW 1.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat de door eiseres aangehaalde krantenartikelen van algemene aard zijn en geen duidelijkheid geven over de specifieke situatie van eiseres. Ook het door eiseres overgelegde overzicht van bestellingen is onvoldoende concreet onderbouwd en geeft de rechtbank geen aanleiding om aan de conclusie van verweerder te twijfelen.
Is er sprake van strijd met beginselen van behoorlijk bestuur?
17. Het is de rechtbank niet gebleken dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, nu dit standpunt door eiseres niet nader is onderbouwd. Voor zover eiseres een beroep heeft willen doen op het evenredigheidsbeginsel heeft verweerder tevens voldoende gemotiveerd dat er geen feiten en omstandigheden zijn die aanleiding hadden moeten geven om van de vaste gedragslijn af te wijken. Evenmin is gebleken dat eiseres door de terugvordering van de subsidie bijzonder nadeel heeft ondervonden. Deze grond slaagt dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk, voorzitter, en mr. M. Jurgens en mr. H.H. Riemeijer, leden, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar de toelichting bij de NOW 1 (
2.Eiseres verwijst naar twee krantenartikelen van 16 en 26 maart 2020.
3.