ECLI:NL:RBNHO:2023:10828

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
29 oktober 2023
Zaaknummer
15/346162-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling tijdens steekincident in Schagen

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekincident in Schagen op 12 november 2021. Tijdens dit incident raakte het slachtoffer, [slachtoffer 1], ernstig gewond door een diepe steekwond in zijn rug, terwijl een tweede slachtoffer, [slachtoffer 2], een snijwond in zijn dijbeen opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten heeft samengewerkt om de slachtoffers te verwonden, waarbij zij meerdere messen hebben gebruikt. De verdachte ontkende zelf te hebben gestoken, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege zijn ADHD-problematiek, maar legde hem toch een gevangenisstraf van 30 maanden op, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/346162-21 (P)
Uitspraakdatum: 7 februari 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[detentieadres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van Eck, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. A.W. Hoogland, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
primair
hij op of omstreeks 12 november 2021 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een of meer ander(en), althans alleen:
- heeft/hebben afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en/of
- naar het Piet Mondriaanpark en/of naar de steeg/het pad tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en/of naar de Rembrandtlaan is/zijn gegaan en/of
- een of meerdere mes (sen), althans scherpe/puntige (steek)voorwerpen, mee heeft/hebben genomen, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, heeft/hebben gestoken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 12 november 2021 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) (steek)wond in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad) (waardoor er inwendig letsel is ontstaan, te weten: een bloeding uit een spier waardoor er bloed in de borstkas is terecht gekomen en/of een (gedeeltelijke) klaplong), althans in het (boven)lichaam en/of een (snij)wond in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger) (waardoor er peesletsel is ontstaan), althans in de hand, heeft toegebracht,
door voornoemde persoon tezamen en in vereniging, althans alleen, met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp te steken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), althans in het (boven)lichaam en/of te steken in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger), althans in de hand;
meer subsidiairhij op of omstreeks 12 november 2021 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een of meer ander(en), althans alleen:
- heeft/hebben afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en/of
- naar het Piet Mondriaanpark en/of naar de steeg/het pad tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en/of naar de Rembrandtlaan is/zijn gegaan en/of
- een of meerdere mes (sen), althans scherpe/puntige (steek)voorwerpen, mee heeft/hebben genomen waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, heeft/hebben gestoken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben gestoken in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger), althans in de hand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op of omstreeks 12 november 2021 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een of meer ander(en), althans alleen:
- heeft/hebben afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en/of
- naar het Piet Mondriaanpark en/of naar de steeg/het pad tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en/of naar de Rembrandtlaan is/zijn gegaan en/of
- een of meerdere mes(sen), althans scherpe/puntige (steek)voorwerpen, mee heeft/hebben genomen, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, heeft/hebben gestoken in het (dij)been van die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij op een of meerdere tijdstip(pen) of omstreeks 12 november 2021 te Schagen, althans in Nederland, (telkens) openlijk, te weten, in het Piet Mondriaanpark en/of op of aan de Rembrandtlaan en/of in een steeg/pad tussen het Piet Mondriaanpark en/of de Rembrandtlaan, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- (een) perso(o)n(en), te weten tegen: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- tegen goed(eren), te weten tegen: een of meerdere ra(am(en) van een woning gelegen op of aan de [adres] en/of tegen een auto (merk: Volkswagen en/of kenteken: [kenteken] )
door:
- (met) (een) mes(sen) en/of (een) schroevendraaier(s), althans (met) (een) scherpe/puntige voorwerp(en) te zwaaien en/of stekende bewegingen te maken in de richting en/of nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , althans (een) mes (sen) en/of schroevendraaier(s), althans (een) scherpe/puntige voorwerp(en) in de hand(en) te hebben in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 1] met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp te steken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), althans in het (boven)lichaam en/of in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger), althans in de hand en/of
- die [slachtoffer 2] met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp te steken in het (dij)been, althans in het lichaam en/of
- een stekende en/of zwaaiende beweging te maken met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, in de richting van het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] (welke beweging die [slachtoffer 3] (grotendeels) heeft kunnen ontwijken, maar welk voorwerp zijn gezicht/hoofd wel heeft geraakt) en/of
- te trappen en/of te schoppen tegen de knie en/of tegen het been van die [slachtoffer 3] en/of
- te trappen en/of te schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
- (een) slaande en/of stompende beweging(en) te maken in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 3] en/of
- (een) slaande en/of stompende en/of trappende en/of schoppende beweging(en) te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- een kliko, althans een vuilnisbak tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien en/of te duwen en/of
- te duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (al dan niet waardoor (een van) deze perso(o)n(en) (krachtig) tegen een (raam van een) voordeur van een woning gelegen op of aan de [adres] is/zijn aangekomen) en/of
- grind, althans (een) ste(e)n(en) en/of kiezel(s) te gooien naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (welke perso(o)n(en) al dan niet voor een of meerdere ra(a)m(en) van een woning gelegen op of aan de [adres] stond(en)) en/of in de richting van een of meerdere ra(a)m(en)) van een woning gelegen op of aan de [adres] en/of
- te vechten in de nabijheid van een auto (merk: Volkswagen en/of kenteken [kenteken] ) en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen, dan wel in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de woorden te zeggen“: "Kanker mongool, ik ga je dood steken" en/of "Ik steek je neer" en/of "Steek hem dood" en/of "Niet stoppen, wij maken ze dood, wij maken ze dood" en/of "Maak hem af", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primaire ten laste gelegde feit en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier volgt dat de verdachte en medeverdachten geopereerd hebben als een groep ten tijde van de steekpartij, zelfs met een voorafgaand plan, waarbij zij alle drie een mes in handen hebben gehad en waarbij ook tijdens het incident werd geroepen: “steek ze dood”. Zij hebben hierbij zodanig nauw en bewust samengewerkt, dat er sprake is van medeplegen van steken in de borst, hand en in het dijbeen van de slachtoffers. De officier acht de lezing van de slachtoffers aannemelijker dan die van de groep van de verdachte. Deze lezing sluit aan bij de eerdere uitlatingen en het gedrag van de medeverdachte [medeverdachte 1] . De lezing past ook beter bij de wijze waarop de groep van de verdachte was voorbereid. Tenslotte hebben de slachtoffers direct na het incident verklaringen afgelegd; dit sluit afstemming uit. De groep van de verdachte heeft juist later verklaard en het dossier bevat aanwijzingen dat de verklaringen van deze groep op elkaar zijn afgestemd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte is meegegaan met de medeverdachte [medeverdachte 2] , omdat diens broer [medeverdachte 1] in de problemen zou zijn. De verdachte heeft zelf geen afspraak gemaakt met [slachtoffer 2] . Hij ontkent een mes te hebben meegenomen naar de confrontatie. Hij heeft nooit een voornemen gehad om een mes te gebruiken, laat staan een voornemen om [slachtoffer 1] samen met anderen opzettelijk van het leven te beroven. Dit blijkt uit geen enkele verklaring van alle gehoorde verdachten, slachtoffers en de getuigen. Hij ontkent te hebben gestoken en dit wordt ook niet ondersteund door de bewijsstukken en verklaringen. Hij heeft enkel gezwaaid met het mes dat hij op enig moment van iemand heeft afgepakt om de aangevers op afstand te houden. Er is geen sprake van medeplegen van poging tot doodslag. Volgens de verdachte zijn de slachtoffers geraakt met een mes bij de confrontatie met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De verdachte en weer andere medeverdachten bevonden zich op dat moment op zodanige afstand, dat volgens de raadsman is komen vast te staan dat de verdachte niet heeft gestoken en dat zijn rol bovendien niet inwisselbaar is met degene die heeft gestoken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
3.3.2.1 Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen het volgende vast.
Op vrijdag 12 november 2021 vindt er een woordenwisseling plaats tussen aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) bij eethuis Pomme de Terre in Schagen. Naar aanleiding van deze woordenwisseling is [slachtoffer 2] op zoek gegaan naar de verblijfplaats van [medeverdachte 1] . Hij is in [adres] geweest, waar [medeverdachte 1] zou wonen, en heeft daar bij een woning aangebeld. Ook heeft hij via via het telefoonnummer van [medeverdachte 1] bemachtigd, waarna hij heeft geappt en gebeld om met hem af te spreken. [medeverdachte 1] heeft daarop aangegeven dat hij bij de Vomar was. Later heeft hij voorgesteld dat zij elkaar konden treffen in het Piet Mondriaanpark. Vast staat dat [medeverdachte 1] diverse mensen heeft benaderd om met hem mee te gaan naar het park. [slachtoffer 2] heeft zijn broer [slachtoffer 1] en zijn zwager [slachtoffer 3] meegevraagd.
[slachtoffer 2] is samen met zijn broer en zwager naar het park gegaan. De verdachte is samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het park gegaan. Ook zijn in ieder geval aanwezig [naam 1] , [naam 2] , en [naam 3] .
Het gevecht tussen de groepen begint in de steeg bij het park. Daarna verplaatst het zich naar de Rembrandtlaan. Na afloop van het gevecht blijkt dat [slachtoffer 1] in zijn schouder een steekwond heeft en in zijn hand een snijwond. [slachtoffer 2] heeft een snijwond in zijn dijbeen. Vaststaat dat [slachtoffer 1] in de steeg bij het park in zijn schouder is gestoken en niet op de Rembrandtlaan.
De verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben allen verklaard in meer of mindere mate een bijdrage aan het geweld te hebben geleverd, maar allen ontkennen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te hebben gestoken.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) een poging tot doodslag door [slachtoffer 1] te steken en (het medeplegen van) een poging tot zware mishandeling door [slachtoffer 2] te steken en aan openlijke geweldpleging vanwege zijn deelname aan de vechtpartij.
De rechtbank is zich ervan bewust geweest dat de diverse betrokkenen in deze zaak (de aangevers, de verdachte, de twee medeverdachten die tegelijk terecht staan, de drie medeverdachten die later terechtstaan en diverse getuigen) zeer veel verklaringen hebben afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris. Zeker in het geval van verschillende (mede)verdachten geldt dat hun verklaringen op diverse onderdelen lang niet altijd consistent en/of geloofwaardig zijn, waarbij soms de indruk bestaat dat zij, na onderling contact, hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
De rechtbank is dan ook behoedzaam geweest met het gebruik van diverse verklaringen van met name de (mede)verdachten.
3.3.2.2 Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2
Opzet op de dood
Diepe steekverwonding in de rug
[slachtoffer 1] heeft zoals gezegd onder meer één diepe steekverwonding in de rug, waarbij door zijn kleding heen gestoken is; ten aanzien van die steekverwonding overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de medische verklaring van de forensisch arts [naam 4] van 18 januari 2022 is gebleken dat er sprake was van een ongeveer 10 centimeter grote steekverwonding aan de linker rugzijde, waarbij inwendig letsel is ontstaan, namelijk: een bloeding uit een spier waardoor er bloed in de borstkas werd gezien en een gedeeltelijke klaplong. De arts heeft verklaard dat er in de basis sprake was van een letsel met potentieel ernstige lichamelijke gevolgen. In potentie had dit dodelijk letsel kunnen zijn als er meer inwendige schade was ontstaan.
Naar algemene ervaringsregels levert het steken op een dergelijke plek een aanmerkelijke kans op de dood op: het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de nabijheid van die plek vitale organen en belangrijke (slag)aderen bevinden. Als deze geraakt worden is in de regel sprake van een levensbedreigende situatie die tot de dood van het slachtoffer kan leiden. Nu het algemene ervaringsregels betreft, heeft iedereen, dus ook de verdachte, wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans.
Het ging in casu om een dynamische situatie in het donker, waarbij de verdachte, de medeverdachten en [slachtoffer 1] op momenten dicht bij elkaar hebben gestaan, zodat de kans op een dodelijke verwonding (bij gebrek aan controle) door te steken eerder moet worden aangenomen. In aanmerking genomen dat er door de kleding van [slachtoffer 1] heen gestoken is, en er desalniettemin sprake was van een diepe verwonding, moet dit met aanzienlijke kracht zijn gebeurd.
In die omstandigheden, in onderling samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat degene die stak en daarmee deze diepe steekverwonding in de rug van [slachtoffer 1] veroorzaakte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg daarvan zou overlijden. De rechtbank acht derhalve bewezen, dat het opzet van degene die op bedoelde plek heeft gestoken – in de zin van voorwaardelijk opzet – was gericht op het van het leven beroven van [slachtoffer 1] .
Onduidelijk wie de diepe steekwond toebracht
Op grond van het dossier kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de diepe steekverwonding bij [slachtoffer 1] heeft toegebracht. Niemand heeft met eigen ogen gezien dat de verdachte [slachtoffer 1] op de bewuste plek in de rug stak. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij denkt dat [medeverdachte 1] hem heeft gestoken, omdat hij [medeverdachte 1] met een mes in zijn handen heeft zien staan. [slachtoffer 2] heeft aangegeven dat [medeverdachte 1] gestoken heeft, maar dat een ander [slachtoffer 1] in zijn rug moet hebben gestoken. De verdachte heeft zelf een mes gehad (afgepakt van een onbekend gebleven persoon) en daarmee voor zijn borst van links naar rechts heeft gezwaaid. Hoewel het dus zeer wel mogelijk is dat de verdachte de bewuste steekverwonding heeft toegebracht is die conclusie - bij gebrek aan rechtstreeks bewijs - voor de rechtbank te kort door de bocht, met name ook omdat uit het dossier kan worden afgeleid dat ook ten minste twee andere personen op enig moment een mes hebben gehad bij de vechtpartij. Anders gezegd: de verdachte is voor zover het betreft de diepe steekverwonding niet zonder meer de enige mogelijke dader.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of de verdachte toch de poging doodslag kan worden aangerekend, maar dan in de vorm van medepleger.
Medeplegen poging tot doodslag
Juridisch kader medeplegen
De deelnemingsvorm medeplegen ziet op een bewuste en nauwe samenwerking gericht op de totstandkoming van een strafbaar feit. Een vooropgezet plan hoeft aan het medeplegen niet ten grondslag te liggen, want medeplegen kan ook als een opwelling uit de situatie voortkomen en zelfs stilzwijgend plaatsvinden. Ook hoeft niet iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage(n) van de andere medepleger(s) aan het strafbare feit. Wel dient bij de medepleger sprake te zijn van een zogenoemd ‘dubbel’ opzet dat bestaat in een wil die zowel op het tot stand brengen van het feit gericht is als op de samenwerking met de andere dader of daders. Toereikend daarvoor is een globaal opzet dat met behulp van een voorwaardelijk opzet-redenering tot bewijs kan leiden. Bij medeplegen gaat het om een samendoen, waarbij de samenwerking de kenmerken heeft van een geleverde rechtstreekse en substantiële bijdrage aan het vervullen van de centrale delictsbestanddelen. Bij de beoordeling van de feitelijke gedragingen kunnen als elementen voor het bewijs van de nauwe samenwerking worden aangemerkt: de intensiteit van de samenwerking, eventuele taakverdeling, de rol in voorbereiding, gezamenlijke uitvoering en afhandeling en het belang van die rol, het zich niet terugtrekken op daarvoor geëigende tijdstippen en aanwezigheid op de beslissende momenten.
Tussenstap: de verdachte had een mes en wist dat er messen aanwezig waren
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de verdachte een mes heeft gehad bij de confrontatie met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verdachte heeft ter zitting (en eerder al bij de politie) verklaard dat ze er meteen op af zijn gerend toen [medeverdachte 1] werd geslagen, dat hij een mes pakte van iemand in de steeg, hij weet niet van wie, en dat het klopt dat hij in de steeg gezwaaid heeft met dat mes. Hij was zich er ook van bewust dat ook anderen met messen aanwezig waren. Uit zijn eigen verklaring blijkt niet alleen dat hij een persoon met een mes ziet bij de confrontatie, maar ook dat jongens uit de vriendengroep messen hebben. Tot slot is er door aangevers en diverse getuigen verklaard dat er woorden als “(dood)steken” zijn geroepen in het park, zodat de verdachte zich ook daarom ervan bewust moest zijn geweest dat er mensen uit zijn groep met messen aanwezig waren.
De confrontatie in de steeg bij het Piet Mondriaanpark
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat er geen sprake was van een concreet doorgesproken plan, maar dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de medeverdachte [medeverdachte 1] en zijn vrienden, waaronder de verdachte, uit waren op een treffen met [slachtoffer 2] . Hetgeen uiteindelijk is gebeurd met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is niet volkomen uit de lucht komen vallen. De verdachte en zijn medeverdachten dragen donkere kleding, capuchons en mondkapjes, kennelijk om herkenning te voorkomen. Er is afgesproken in het Piet Mondriaanpark, een donkere plek waar weinig mensen zijn en geen camera’s. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] tegen de groep jongens, die zich verzameld hadden bij de Vomar, gezegd dat hij mensen nodig had, die voor hem opkwamen en hem kwamen helpen. Ook de verdachte is gebeld door [medeverdachte 1] om te komen en is ook gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank moest de verdachte er niet alleen serieus rekening mee houden dat er een aanmerkelijke kans was dat een vechtpartij met [slachtoffer 2] zou uitmonden in een vechtpartij met de groep, maar was er ook een serieus risico op een steekpartij. De verdachte wist dat er veel jongens uit zijn vriendengroep over een mes beschikten. Hij heeft deze risico’s op de koop toegenomen en is naar de afspraak met [slachtoffer 2] meegegaan met zijn (bewapende) vrienden. Zodra de confrontatie ontstond, is - een deel van - de groep met de verdachte in het gevecht betrokken. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat het de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn geweest die als eerste in de steeg met de groep [slachtoffers] in gevecht zijn geraakt. Dit voorgaande, het afspreken, verzamelen in het park, in camouflerende kleding en het gezamenlijk optrekken, wijst op bewust gezamenlijk handelen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich, terwijl het hele gebeuren zeer duidelijk uit de hand was gelopen op geen enkel moment gedistantieerd; eerder is er sprake van een situatie waarbij alle remmen los zijn gegaan. Dit blijkt ook uit de verklaringen van getuigen dat er geroepen wordt over (dood-)steken. Vervolgens heeft de groep [slachtoffers] zich op enig moment verplaatst en is de hele groep achter hen aan blijven rennen naar de Rembrandtlaan. Hieruit blijkt eveneens van een nauwe en bewuste samenwerking. In ieder geval de kern van de groep van de verdachte is voor, tijdens en na het incident qua samenstelling steeds hetzelfde geweest. De verklaring van de verdachte dat er al gestoken was op het moment dat hij het mes pakte, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het is onduidelijk wanneer er gestoken is en door wie. Het enige wat vaststaat is dat het in de steeg gebeurd moet zijn, terwijl er meerdere personen, waaronder ook de verdachte, betrokken waren bij de vechtpartij tussen de twee groepen. De rechtbank concludeert dat er sprake was van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking met het doel om aangever met messen te steken dat er sprake is van medeplegen. De verdachte en de twee medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn hiermee tezamen verantwoordelijk voor de gedragingen van een ieder, alsmede voor de consequenties daarvan, zodat in het midden kan blijven wie welke gedragingen heeft verricht. Het voorgaande, in samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] heeft geprobeerd van het leven te beroven, door hem met een mes in de rug te steken.
Medeplegen poging tot zware mishandeling
Uit de medische verklaring van de forensisch arts [naam 4] van 23 december 2021 volgt dat er sprake was van een 1,5 centimeter diepe steekwond op het rechterbovenbeen. Naar algemene ervaringsregels levert het ongecontroleerd met een mes steken in een bovenbeen de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, zoals een slagaderlijke bloeding of een doorsnijding van zenuwen, oploopt. Op basis van eerder genoemde omstandigheden, in onderling samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat degene die stak en daarmee deze steekverwonding in het been van [slachtoffer 2] veroorzaakte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht derhalve bewezen, dat het opzet van degene die op bedoelde plek heeft gestoken – in de zin van voorwaardelijk opzet – was gericht op zware mishandeling van [slachtoffer 2] . Uit de hiervoor opengenomen overwegingen volgt ook dat bewezen is dat er sprake is van medeplegen van dit steken.
3.3.2.3 Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor onder rechtsoverweging 3.3.2.2. opgenomen overwegingen volgt dat ook bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte heeft dit ook bekend en het volgt ook uit de camerabeelden van het gevecht in de voortuin van de woning aan [adres] , waarop te zien dat de verdachte een mes in zijn linkerhand heeft en een karatetrap richting [slachtoffer 2] geeft. Dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat dit een afwerende trap is, volgt niet uit deze beelden waarop te zien is dat de verdachte in de Rembrandtlaan met anderen [slachtoffer 2] zodanig achteruit drijft richting een woning dat hij wordt ingesloten.
3.3.2.4 Conclusie ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1 tot en met 3
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 primaire feit, het onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
primairhij op 12 november 2021 te Schagen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
opzettelijk van het leven te beroven, met anderen:
- heeft afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en
- naar het Piet Mondriaanpark en naar de steeg tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en naar de Rembrandtlaan is gegaan en
- meerdere messen mee heeft genomen waarna hij, verdachte, en/of zijn mededaders met een mes, heeft/hebben gestoken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op 12 november 2021 te Schagen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met anderen:
- heeft afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en
- naar het Piet Mondriaanpark en naar de steeg tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en naar de Rembrandtlaan is gegaan en
- meerdere messen mee heeft genomen, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededaders met een mes heeft/hebben gestoken in het dijbeen van die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij op meerdere tijdstippen op 12 november 2021 te Schagen, (telkens) openlijk, te weten, in het Piet Mondriaanpark en aan de Rembrandtlaan en in een steeg tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten tegen: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- tegen goederen, te weten tegen: een of meerdere ramen van een woning gelegen aan de [adres] door:
- met messen te zwaaien en stekende bewegingen te maken in de richting en nabijheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , en
- die [slachtoffer 1] met een mes te steken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad) en in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger), en
- die [slachtoffer 2] met een mes te steken in het dijbeen, en
- een stekende en zwaaiende beweging te maken met een mes, in de richting van het gezicht of het hoofd, van die [slachtoffer 3] en
- te trappen tegen de knie van die [slachtoffer 3] en
- te trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en
- (een) slaande bewegingen) te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- een kliko tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen en
- grind, althans stenen en/of kiezels te gooien naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en0
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen, dan wel in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de woorden te zeggen: "Kanker mongool, ik ga je dood steken" en/of "Ik steek je neer" en/of "Steek hem dood" en/of "Niet stoppen, wij maken ze dood, wij maken ze dood" en/of “Maak hem af”.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
Feit 1 primair
Het medeplegen van poging tot doodslag;
en
Feit 2
Het medeplegen van poging tot zware mishandeling;
en
Feit 3
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd dat de verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel de openlijke geweldpleging kan worden opgelegd. Hij heeft aangevoerd dat een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, waaraan de bijzondere voorwaarden dienen te worden verbonden, aan de verdachte zou moeten worden opgelegd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag, het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, en openlijke geweldpleging.
Tijdens een confrontatie tussen de verdachte en de groep waarin hij verkeerde enerzijds en de slachtoffers anderzijds zijn de slachtoffers met een mes gestoken, waarbij het slachtoffer [slachtoffer 1] dusdanig diep in zijn rug gestoken dat het gemakkelijker nog erger had kunnen aflopen. Hoewel het de verdachte bekend was dat een gewapende confrontatie met [slachtoffer 2] in de lucht hing, is de verdachte er niet van weggebleven. Integendeel, hij is meegegaan met zijn vrienden, terwijl hij zich ervan bewust was dat er messen die avond aanwezig waren. De verdachte heeft ook niet geaarzeld om een mes te pakken en hiermee rond te zwaaien.
Ook in deze zaak is wederom gebleken dat jongeren op steeds meer plekken in Nederland
regelmatig messen bij zich dragen en het gebruik van deze wapens niet schuwen op het moment dat er - in hun beleving – een ruzie moet worden uitgevochten. Dit zorgt voor onrust en onveiligheid in de maatschappij en specifiek in die betreffende woonwijk in Schagen, waar niet alleen in een park, maar ook in voortuinen van woningen gevochten is. Het voorhanden hebben van een mes vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, en dit leidt tot steeds meer steekincidenten met vaak een zeer ernstige afloop. Zoals blijkt uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het gebeuren als zeer ingrijpend ervaren. De rechtbank neemt dit alles de verdachte zeer kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen het strafblad van de verdachte van 23 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (gewelds)feiten, maar dat deze feiten van te lang geleden dateren om daarmee in strafverzwarende zin rekening mee te houden.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia psychiatrisch rapport van 3 maart 2022, opgesteld door dr. D.J. Vinkers, psychiater. Door de verdachte is aan dit onderzoek geen medewerking verleend.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het Pro Justitia psychologisch onderzoek van 14 maart 2022, opgesteld door drs. S.A. Moonen, psycholoog. Uit het psychologisch onderzoek, waaraan de verdachte heeft meegewerkt, volgt dat de verdachte lijdende is aan een psychische stoornis in de zin van ADHD, tegen de achtergrond van een sociaal-emotionele scheefgroei en impulsregulatieprobelmatiek in bredere zin. Deze problematiek is aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Vanuit zijn ADHD-problematiek is de verdachte geneigd impulsief te handelen, in deze situatie versterkt door loyaliteit naar zijn vrienden. De psycholoog heeft geadviseerd bij bewezenverklaring van de feiten om deze in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De kans op herhaling van gewelddadig gedrag en van andersoortig grensoverschrijdend gedrag wordt door de psycholoog als hoog in geschat, terwijl het risico op ernstig gewelddadig gedrag ten hoogste matig is in specifieke omstandigheden. Het risico op gewelddadig handelen wordt genuanceerd gewogen temeer daar er geen patroon van ernstige geweldsfeiten is (laatste veroordeling dateert van 2017). De agressie van de verdachte is vooral reactief en impulsief en het is ook de samenhang tussen de (sociaal-emotionele en ADHD) problematiek van de verdachte zijn leefomstandigheden en verkeren in overlastgevende groepen, die hem verzeild doet raken in probleemsituaties. Er zijn nauwelijks beschermende factoren die het risico daarop doen matigen. De psycholoog heeft onvoldoende argumenten gevonden aan de hand van de wegingslijst, die aanleiding geven om het minderjarigenstrafrecht te adviseren.
De psycholoog heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met toezicht door de reclassering. Het toezicht zou gericht kunnen zijn op het monitoren van de praktische invulling van de voorwaarden, zoals die wordt vormgegeven middels de begeleiding van Fourzorg. Behandeling lijkt op dit moment niet opportuun, nu de verdachte eerst in praktische zin zijn leven op de rit moet krijgen, In tweede instantie is het raadzaam om behandeling in te zetten, gericht op onder andere emotie- en agressieregulatie, copingvaardigheden en trauma- en ADHD-gerelateerde klachten.
De rechtbank heeft tenslotte kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 12 april 2022 van [reclasseringswerkster] als reclasseringswerker verbonden aan de Reclassering Nederland alsmede de e-mail van [reclasseringswerkster] van 23 januari 2023.
De reclassering schat het risico op recidive op hoog. Er is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Tevens is de verdachte reeds meerdere malen veroordeeld. Het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog. De verdachte is tweemaal eerder veroordeeld wegens een geweldsdelict. Tevens zijn er aanwijzingen voor agressieregulatieproblematiek. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. De verdachte heeft in het verleden eenmaal eerder onder toezicht gestaan en hield zich destijds aan de voorwaarden. Daarnaast geeft de verdachte aan dat hij overal zijn medewerking aan zal verlenen.
De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte wordt verdacht van een ernstig feit, hij maakt niet actief deel uit van een gezin en er is geen sprake van de noodzaak tot voortzetting van onderwijs. Daarnaast geeft hij aan "absoluut niet naar een jeugdgevangenis te willen".
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
• Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
• Ambulante behandeling
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
• Contactverbod
• Locatieverbod (met elektronische monitoring)
• Locatiegebod (met elektronische monitoring)
• Dagbesteding
• Meewerken aan schuldhulpverlening
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies over, maakt deze tot de hare en volgt de genoemde adviezen, waaronder het advies het volwassenenrecht toe te passen en de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de straf.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte als ook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Gelet op het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat in beginsel niet kan worden volstaan met een andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat de feiten aan de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend heeft naar het oordeel van de rechtbank wel een strafmatigend effect op de op te leggen straf. Bovendien is de verdachte blijkens de rapportages van de reclassering bereid mee te werken aan de in die rapportages voorgestelde bijzondere voorwaarden. Alles afwegende en gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank geen aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van dertig maanden dient te worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, tien maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering is geadviseerd.
Gelet op het feit dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat en de noodzakelijk geachte behandeling nog niet plaats heeft gevonden is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht (Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank is namelijk van oordeel dat het gevaar concreet en direct is, gelet op de lage geweldsdrempel en de vanzelfsprekende aanwezigheid van messen in de groep waartoe [verdachte] die dag behoorde.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de jas merk North Face, dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade als gevolg van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering ziet wat betreft de materiële schade op kosten en inkomstenverlies.
De gestelde materiële schade uit kosten bestaat uit de volgende schadeposten:
1. Beschadigde kleding € 778,49
2. Daggeldvergoeding ziekenhuisopname € 186,-
3. Parkeerkosten ziekenhuisopname € 48,-
4. Reiskosten ziekenhuisopname € 174,71
5. Tegemoetkoming mantelzorg € 1.120,-
6. Kosten i.v.m. wondverzorging € 280,-
7. Kosten i.v.m. pijnstilling en herstel € 420,-
8. Tegemoetkoming huishoudelijke hulp € 882,-
9. Beschadigd en vervangen beddengoed € 300,-
10. Eigen Risico zorgverzekering € 364,30
11. Behandeling Lijf & Visie (fysio) € 250,50
12. Behandeling Performance Fysio (fysio) € 160,-
13. Kosten in verband met mislopen vlucht € 55,-
14. Kosten passagier i.v.m. wondverzorging € 152,-
15. Plaatsing camerasysteem woning € 2.943,-
16. Toekomstige schade € 10.000,-
De gestelde schade uit inkomstenverlies bestaat uit reeds geleden inkomstenverlies van € 64.815,- en toekomstig inkomstenverlies van € 1.312.500,-.
De benadeelde partij heeft verzocht hem voor wat betreft de toekomstige schade (zowel post 16 als inkomstenverlies) niet-ontvankelijk te verklaren.
Verder stelt de benadeelde partij dat sprake is van immateriële schade ten bedrage van
€ 100.000,-. De benadeelde partij heeft verzocht een gedeelte hiervan groot € 10.000,- toe te wijzen en hem voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
Tot slot heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 4.456,-, bestaande uit vier punten van € 1.114,-.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat betreft de reeds geleden materiële schade toe te wijzen, met uitzondering van post 15 Plaatsing camerasysteem woning alsook post 16 Toekomstige schade.
Daarnaast heeft zij verzocht de gevorderde immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 10.000,- .
Ten aanzien van de toe te kennen bedragen heeft zij verzocht die hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor wat betreft de verzochte kostenvergoeding voor rechtsbijstand heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat twee van de gevorderde punten voor vergoeding in aanmerking komen, waarbij moet worden uitgegaan van telkens een bedrag van € 956,-.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] betwist.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal hierna de afzonderlijke schadeposten bespreken.
Schadepost 1: beschadigde kleding
De rechtbank acht aannemelijk dat de kleding die [slachtoffer 1] droeg ten tijde van de ten laste gelegde feiten onherstelbaar is beschadigd. Uit de stukken blijkt echter niet hoe oud deze kledingstukken waren. De rechtbank schat de waarde hiervan op een bedrag van € 400,- en zal de post tot dat bedrag toewijzen en voor het overige afwijzen.
Schadepost 2: daggeldvergoeding ziekenhuisopname
Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij zes dagen in het ziekenhuis heeft gelegen. De rechtbank acht de gevorderde daggeldvergoeding van € 186,- in verband met de ziekenhuisopname van zes dagen dan ook toewijsbaar.
Schadepost 6: kosten i.v.m. wondverzorging
De rechtbank zal de gevorderde kosten in verband met wondverzorging toewijzen tot een bedrag van € 101,38, nu dat bedrag is onderbouwd met een kassabon. Voor het overige zal de rechtbank deze post afwijzen.
Schadepost 10: eigen risico zorgverzekering
De benadeelde partij heeft met stukken onderbouwd dat hij over het jaar 2022 een bedrag van € 335,42 aan eigen risico heeft moet betalen in verband met de zorgkosten als gevolg van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het in 2022 betaalde bedrag aan eigen risico van € 28,88 blijkt uit de stukken niet dat dit gaat om zorgkosten in verband met de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de post eigen risico zorgverzekering dan ook toewijzen tot € 335,42 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Schadeposten 3, 4, 5, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16:
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de schadeposten 3 (parkeerkosten ziekenhuisopname), 4 (reiskosten ziekenhuisopname), 5 (tegemoetkoming mantelzorg), 7 (kosten i.v.m. pijnstilling en herstel), 8 (tegemoetkoming huishoudelijke hulp), 9 (beddengoed), 11 (behandeling Lijf & Visie (fysio)), 12 (behandeling Performance Fysio (fysio)), 13 (kosten i.v.m. mislopen vlucht), 14 (kosten passagier i.v.m. wondverzorging), 15 (plaatsing camerasysteem woning) en 16 (toekomstige schade) niet-ontvankelijk verklaren, nu deze posten onvoldoende zijn onderbouwd.
Bij schadepost 7 (kosten i.v.m. pijnstelling en herstel) is niet onderbouwd dat de overgelegde stukken zien op medicijnen of middelen die zijn voorgeschreven in het kader van het letsel dat is opgelopen bij de ten laste gelegde feiten. Bij schadeposten 11 en 12 (fysiotherapie) is niet onderbouwd dat de benadeelde partij voor deze kosten niet verzekerd was. Bij schadeposten 13 (kosten i.v.m. mislopen vlucht) en 14 (kosten passagier i.v.m. wondverzorging) is onder meer niet duidelijk op wiens naam de betreffende tickets stonden.
De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde schadepost 15 (plaatsing camerasysteem) afwijzen. Daartoe overweegt de rechtbank dat, nog afgezien van het feit dat slechts een offerte is overgelegd, de kosten voor het plaatsen van een camerasysteem in dit geval geen rechtstreekse schade betreffen als gevolg van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van schadeposten 3, 4, 5, 8, 9 en 16 zijn geen stukken overgelegd en deze posten zijn, mede gelet op de betwisting daarvan, zonder nadere onderbouwing onvoldoende aannemelijk.
Schade bestaande uit (geleden en toekomstig) inkomstenverlies
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde schade bestaande uit geleden en toekomstig inkomstenverlies niet-ontvankelijk verklaren, nu deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Zo zijn er geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat de benadeelde partij tot maart 2022 niet heeft kunnen werken en sindsdien slechts gedeeltelijk. Ook blijkt uit de stukken niet dat de benadeelde partij vijf dagen zou werken. Uit de als bijlage 12 overgelegde facturen blijkt slechts dat hij in de periode in 2019 waar deze facturen op zien twee dagen per week heeft gewerkt. Al met al roept deze post bij de rechtbank dermate veel vragen op dat geen gebruik wordt gemaakt van de schattingsbevoegdheid.
Gelet op het voorgaande acht rechtbank € 1.022,80 (te weten de som van € 400,- + € 186.- + € 101,38 + € 335,42) aan materiele schade toewijsbaar.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de gepleegde feiten immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 6.000,-. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige gedeelte worden afgewezen.
Toewijsbaar bedragDe rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] toewijzen tot een bedrag van € 7.022,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat de verdachte en zijn medeverdachten op grond van de wet ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. De verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De door hem tot op heden gemaakte kosten worden vastgesteld op € 956,- (1 punt voor het opstellen van de vordering en 1 punt voor de zitting, met een waarde van € 478,- per punt).
8.2
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade als gevolg van de ten laste gelegde feiten, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij stelt dat sprake is van immateriële schade ten bedrage van € 50.000,-. De benadeelde partij heeft verzocht een gedeelte hiervan van € 5.000,- toe te wijzen en hem voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 5.000,- en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] betwist.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de ten laste gelegde feiten immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige gedeelte worden afgewezen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat de verdachte en zijn medeverdachten op grond van de wet ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. De verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De door hem tot op heden gemaakte kosten worden vastgesteld op € 956,- (1 punt voor het opstellen van de vordering en 1 punt voor de zitting, met een waarde van € 478,- per punt).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 57, 141, 287, en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, en 3, ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
-
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)De veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door de GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gericht op het leren van goede keuzes maken en meer stabiliteit te krijgen in het dagelijks leven plus het uitvoeren van diagnostiek. De behandeling moet nog starten. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van een passende woonplaats, ook als dat in betekent een verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in onderhavige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- Locatieverbod (met elektronische monitoring)
De veroordeelde bevindt zich niet in de gemeente Schagen (zie de kaart op bladzijde 4 van het reclasseringsrapport van 12 april 2022). Hij werkt mee aan
elektronische monitoring op dit locatieverbod. Hij gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft.
Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de advocaat van betrokkene dit locatieverbod (deels) laten vervallen. De aansluiting van het elektronische controlemiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum.
De aansluiting zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting.
- Locatiegebod (met elektronische monitoring)
De veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft hij een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het
buitenland zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de advocaat van de veroordeelde de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
- Elektronische monitoringmiddelen
Een combinatie van een locatiegebod en een locatieverbod met elektronische monitoring is
geïndiceerd. Het toepassen van elektronische monitoring is mogelijk. Het onderzoek naar de
haalbaarheid heeft opgeleverd dat aan de voorwaarden voldaan kan worden.
De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden op de 3e werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum van de schorsing.
De aansluiting zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad.
- Dagbesteding
De veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van zinvolle en structurele dagbesteding, te bepalen door de reclassering.
- Meewerken aan schuldhulpverlening
De veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.022,80, bestaande uit € 1.022,80 als vergoeding voor de materiële en € 6.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 956,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige (materiële schadeposten, te weten
€ 13.202,61 niet-ontvankelijk), wijst de vordering voor wat betreft het bedrag € 3.510,10 aan materiële schadeposten af, en verklaart de benadeelde partij met betrekking tot het gevorderde inkomstenverlies van € 1.377.315,00 niet-ontvankelijk.
Wijst het meerdere door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan immateriële schade te weten € 4.000,00 af.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.022,80, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal 70 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan 12 november 2021, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 956,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,00, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal 35 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. STK Jas (Omschrijving: G1327205, blauw, merk: The North Face).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mrs. M. Ramondt en S.W. van Kasbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2023.
Mr. S.W. van Kasbergen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.