ECLI:NL:RBNHO:2023:10826

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
29 oktober 2023
Zaaknummer
15/310023-21 en 15/029820-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling bij steekincident in Schagen

Op 7 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een steekincident in Schagen op 12 november 2021. Tijdens dit incident raakte het slachtoffer, [slachtoffer 1], ernstig gewond door een steekwond in de rug, terwijl een tweede slachtoffer, [slachtoffer 2], een snijwond in het dijbeen opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen heeft samengewerkt om deze geweldsdelicten te plegen, waarbij de intentie bestond om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De verdachte ontkende zelf te hebben gestoken, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en belediging van ambtenaren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/310023-21 en 15/029820-21 (TUL) (P)
Uitspraakdatum: 7 februari 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van Eck, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1primairhij op of omstreeks 12 november 2021 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een of meer ander(en), althans alleen:
- heeft/hebben afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en/of
- naar het Piet Mondriaanpark en/of naar de steeg/het pad tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en/of naar de Rembrandtlaan is/zijn gegaan en/of
- een of meerdere mes(sen), althans scherpe/puntige (steek)voorwerpen, mee heeft/hebben genomen waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, heeft/hebben gestoken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 12 november 2021 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) (steek)wond in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad) (waardoor er inwendig letsel is ontstaan, te weten: een bloeding uit een spier waardoor er bloed in de borstkas is terecht gekomen en/of een (gedeeltelijke) klaplong), althans in het (boven)lichaam en/of een (snij)wond in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger) (waardoor er peesletsel is ontstaan), althans in de hand, heeft toegebracht, door voornoemde persoon tezamen en in vereniging, althans alleen, met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp te steken in de rug
(ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), althans in het (boven)lichaam en/of te steken in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger), althans in de hand;
meer subsidiairhij op of omstreeks 12 november 2021 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een of meer ander (en), althans alleen:
- heeft/hebben afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en/of
- naar het Piet Mondriaanpark en/of naar de steeg/het pad tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en/of naar de Rembrandtlaan is/zijn gegaan en/of
- een of meerdere mes(sen), althans scherpige/puntige (steek)voorwerpen, mee heeft/hebben genomen waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, heeft/hebben gestoken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben gestoken in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger), althans in de hand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op of omstreeks 12 november 2021 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een of meer ander (en), althans alleen:
- heeft/hebben afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en/of
- naar het Piet Mondriaanpark en/of naar de steeg/het pad tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en/of naar de Rembrandtlaan is/zijn gegaan en/of
- een of meerdere mes(sen), althans scherpe/puntige (steekjvoorwerpen, mee heeft/hebben genomen, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, heeft/hebben gestoken in het(dij)been van die [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij op een of meerdere tijdstip (pen) of omstreeks 12 november 2021 te Schagén, althans in Nederland, (telkens) openlijk, te weten, in het Piet Mondriaanpark en/of op of aan de Rembrandtlaan en/of in een steeg/pad tussen het Piet Mondriaanpark en/of de Rembrandtlaan, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- (een) perso(o)n(en), te weten tegen: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- tegen goed(eren), te weten tegen: een of meerdere ra(am(en) van een woning gelegen op of aan de [adres] en/of tegen een auto (merk: Volkswagen en/of kenteken: [kenteken] ) door:
-(met) (een) mes(sen) en/of (een) schroevendraaier(s), althans (met) (een) scherpe/puntige voorwerp (en) te zwaaien en/of stekende bewegingen te maken in de richting en/of nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , althans (een) mes(sen) en/of schroevendraaier(s), althans (een) scherpe/puntige voorwerp (en) in de hand(en) te hebben in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 1] met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp te steken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), althans in het (boven)lichaam en/of in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger),
althans in de hand en/of
- die [slachtoffer 2] met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp te steken in het (dij)been, althans in het lichaam en/of
- een stekende en/of zwaaiende beweging te maken met een mes, althans met een scherp/puntig voorwerp, in de richting van het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] (welke beweging die [slachtoffer 3] (grotendeels) heeft kunnen ontwijken, maar welk voorwerp zijn gezicht/hoofd wel heeft geraakt) en/of
- te trappen en/of te schoppen tegen de knie en/of tegen het been van die [slachtoffer 3] en/of
- te trappen en/of te schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
-(een) slaande en/of stompende beweging(en) te maken in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 3] en/of
- (een) slaande en/of stompende en/of trappende en/of schoppende beweging(en) te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- een kliko, althans een vuilnisbak tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien en/of te duwen en/of
- te duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (al dan niet waardoor (een van) deze perso(o)n(en) (krachtig) tegen een (raam van een) voordeur van een woning gelegen op of aan de [adres] is/zijn aangekomen) en/of
- grind, althans (een) ste(e)n(en) en/of kiezel(s) te gooien naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (welke perso(o)n(en) al dan niet voor een of meerdere ra(a)m(en) van een woning gelegen op of aan de [adres] stond(en)) en/of in de richting van een of meerdere ra(a)m(en)) van een woning gelegen op of aan de [adres] en/of
- te vechten in de nabijheid van een auto (merk: Volkswagen en/of kenteken [kenteken] ) en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen, dan wel in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de woorden te zeggen: "Kanker mongool, ik ga je dood steken" en/of "Ik steek je neer" en/of "Steek hem dood" en/of "Niet stoppen, wij maken ze dood, wij maken ze dood" en/of “Maak hem af”, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
Feit 4hij op een of meerdere tijdstip(pen) op 25 januari 2022 te Alkmaar, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk twee, althans een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten: [slachtoffer 4] (arrestantenverzorger bij de politie Noord-Holland) en/of [slachtoffer 5] (arrestantenverzorger bij de politie Noord-Holland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening (te weten: gedurende haar/hun werkzaamheden van/als arrestantenverzorger), in haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar/hun (telkens) de woorden toe te voegen: “Jullie zijn kankerhoeren” en/of “Ik hoop dat jullie de kanker krijgen” en/of “Ik hoop dat je moeder kanker krijgt en dood gaat" en/of “Jullie voelen je hier heel stoer maar wacht maar als jullie buiten lopen vieze kankerhoeren” en/of “Jouw kankermoeder is zeker al dood vieze kankersnol” en/of “Ik onthoud jullie allemaal vieze kankerhoer”, althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Feit 5hij op een of meerdere tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 25 januari 2022 tot en met 28 januari 2022 te Alkmaar, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk (terwijl hij, verdachte in een cellencomplex verbleef):
- een wc (in zijn, verdachtes, cel) en/of de cellengang en/of
- een intercom (in zijn, verdachtes, cel) en/of
- een deur en/of een deurpost (in zijn, verdachtes, cel) en/of
- een muur (in zijn, verdachtes, cel),
in elk geval (telkens) enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de politie Noord-Holland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primaire feit en de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier volgt dat de verdachte en medeverdachten geopereerd hebben als een groep ten tijde van de steekpartij, zelfs met een voorafgaand plan, waarbij zij alle drie een mes in handen hebben gehad en waarbij ook tijdens het incident werd geroepen: “steek ze dood”. Zij hebben hierbij zodanig nauw en bewust samengewerkt, dat er sprake is van medeplegen van steken in de borst, hand in het dijbeen van de slachtoffers. De officier acht de lezing van de slachtoffers aannemelijker dan die van de groep van de verdachte. Deze lezing sluit aan bij de eerdere uitlatingen en het gedrag van de medeverdachte [medeverdachte 1] . De lezing past ook beter bij de wijze waarop de groep van de verdachte was voorbereid. Tenslotte hebben de slachtoffers direct na het incident verklaard; dit sluit afstemming uit. De groep van de verdachte heeft juist later verklaard en het dossier bevat aanwijzingen dat de verklaringen van deze groep op elkaar zijn afgestemd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bepleit. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in deze zaak lijkt uit te worden gegaan van de “waarheid” van de verliezende partij, de slachtoffers. Het is echter [slachtoffer 2] geweest die de afspraak heeft gemaakt en het zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die [medeverdachte 1] hebben aangevallen. De verdachte is zijn broer te hulp geschoten en heeft daarbij [slachtoffer 1] van [medeverdachte 1] afgeduwd. De verdachte had geen mes en heeft ook niet gestoken. Dit volgt ook niet uit de bewijsmiddelen. De stills van de camerabeelden zijn heel onduidelijk; niet kan worden vastgesteld dat NNM2 de verdachte is.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Ten aanzien van feiten 4 en 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring die de verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2023;
  • het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] van 25 januari 2022 (dossierpagina 924 e.v.);
  • het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] van 25 januari 2022 (dossierpagina 927 e.v.);
  • het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] van 27 januari 2022 (dossierpagina 930 e.v.);
  • het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 7] van 28 januari 2022 (dossierpagina 932 e.v).
3.3.2
Bewijsmotivering ten aanzien van het onder 1 primaire en onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.3.2.1 Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen het volgende vast.
Op vrijdag 12 november 2021 vindt er een woordenwisseling plaats tussen aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) bij eethuis Pomme de Terre in Schagen. Naar aanleiding van deze woordenwisseling is [slachtoffer 2] op zoek gegaan naar de verblijfplaats van [medeverdachte 1] . Hij is in de [adres] geweest, waar [medeverdachte 1] zou wonen, en heeft daar bij een woning aangebeld. Ook heeft hij via het telefoonnummer van [medeverdachte 1] bemachtigd, waarna hij heeft geappt en gebeld om met hem af te spreken. [medeverdachte 1] heeft daarop aangegeven dat hij bij de Vomar was. Later heeft hij voorgesteld dat zij elkaar konden treffen in het Piet Mondriaanpark. Vast staat dat [medeverdachte 1] diverse mensen heeft benaderd om met hem mee te gaan naar het park. [slachtoffer 2] heeft zijn broer [slachtoffer 1] en zijn zwager [slachtoffer 3] meegevraagd.
[slachtoffer 2] is samen met zijn broer en zwager naar het park gegaan. [medeverdachte 1] is samen met de verdachte in het park. Ook zijn in ieder geval aanwezig medeverdachte [medeverdachte 2] en [naam 1] , [naam 2] , en [naam 3] . Het gevecht tussen de groepen begint in de steeg bij het park. Daarna verplaatst het zich naar de Rembrandtlaan. Na afloop van het gevecht blijkt dat [slachtoffer 1] in zijn schouder een steekwond heeft en in zijn hand een snijwond. [slachtoffer 2] heeft een snijwond in zijn dijbeen. Vaststaat dat [slachtoffer 1] in de steeg bij het park in zijn schouder is gestoken en niet op de Rembrandtlaan.
De verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben allen verklaard in meer of mindere mate een bijdrage aan het geweld te hebben geleverd, maar allen ontkennen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te hebben gestoken. De verdachte ontkent überhaupt op enig moment tijdens het gevecht een mes te hebben vastgehad.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) een poging tot doodslag door [slachtoffer 1] te steken en (het medeplegen van) een poging tot zware mishandeling door [slachtoffer 2] te steken en aan openlijke geweldpleging vanwege zijn deelname aan de vechtpartij.
De rechtbank is zich ervan bewust geweest dat de diverse betrokkenen in deze zaak (de aangevers, de verdachte, de twee medeverdachten die tegelijk terecht staan, de drie medeverdachten die later terechtstaan en diverse getuigen) zeer veel verklaringen hebben afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris. Zeker in het geval van verschillende (mede)verdachten geldt dat hun verklaringen op diverse onderdelen lang niet altijd consistent en/of geloofwaardig zijn, waarbij soms de indruk bestaat dat zij, na onderling contact, hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
De rechtbank is dan ook behoedzaam geweest met het gebruik van diverse verklaringen van met name de (mede)verdachten.
3.3.2.2 Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2
Opzet op de dood
Diepe steekverwonding in de rug
[slachtoffer 1] heeft zoals gezegd onder meer één diepe steekverwonding in de rug, waarbij door zijn kleding heen gestoken is; ten aanzien van die steekverwonding overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de medische verklaring van de forensisch arts [naam 4] van 18 januari 2022 is gebleken dat er sprake was van een ongeveer 10 centimeter grote steekverwonding aan de linker rugzijde, waarbij inwendig letsel is ontstaan, namelijk: een bloeding uit een spier waardoor er bloed in de borstkas werd gezien en een gedeeltelijke klaplong. De arts heeft verklaard dat er in de basis sprake was van een letsel met potentieel ernstige lichamelijke gevolgen. In potentie had dit dodelijk letsel kunnen zijn als er meer inwendige schade was ontstaan.
Naar algemene ervaringsregels levert het steken op een dergelijke plek een aanmerkelijke kans op de dood op: het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de nabijheid van die plek vitale organen en belangrijke (slag)aderen bevinden. Als deze geraakt worden is in de regel sprake van een levensbedreigende situatie die tot de dood van het slachtoffer kan leiden. Nu het algemene ervaringsregels betreft, heeft iedereen, dus ook de verdachte, wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans.
Het ging in casu om een dynamische situatie in het donker, waarbij de verdachte, de medeverdachten en [slachtoffer 1] op momenten dicht bij elkaar hebben gestaan, zodat de kans op een dodelijke verwonding (bij gebrek aan controle) door te steken eerder moet worden aangenomen. In aanmerking genomen dat er door de kleding van [slachtoffer 1] heen gestoken is, en er desalniettemin sprake was van een diepe verwonding, moet dit met aanzienlijke kracht zijn gebeurd.
In die omstandigheden, in onderling samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat degene die stak en daarmee deze diepe steekverwonding in de rug van [slachtoffer 1] veroorzaakte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] als gevolg daarvan zou overlijden. De rechtbank acht derhalve bewezen, dat het opzet van degene die op bedoelde plek heeft gestoken – in de zin van voorwaardelijk opzet – was gericht op het van het leven beroven van [slachtoffer 1] .
Onduidelijk wie de diepe steekwond toebracht
Op grond van het dossier kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de diepe steekverwonding bij [slachtoffer 1] heeft toegebracht. Niemand heeft met eigen ogen gezien dat de verdachte [slachtoffer 1] op de bewuste plek in de rug stak. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij denkt dat [medeverdachte 1] hem heeft gestoken, omdat hij [medeverdachte 1] met een mes in zijn handen heeft zien staan. [slachtoffer 2] heeft aangegeven dat [medeverdachte 1] gestoken heeft, maar dat een ander [slachtoffer 1] in zijn rug moet hebben gestoken. Hoewel het dus zeer wel mogelijk is dat de verdachte de bewuste steekverwonding heeft toegebracht, is die conclusie - bij gebrek aan rechtstreeks bewijs - voor de rechtbank te kort door de bocht, met name ook omdat uit het dossier kan worden afgeleid dat ten minste twee andere personen een mes hebben gehad bij de vechtpartij. Anders gezegd: de verdachte is voor zover het betreft de diepe steekverwonding niet zonder meer de enige mogelijke dader.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of de verdachte toch de poging doodslag kan worden aangerekend, maar dan in de vorm van medepleger.
Medeplegen poging tot doodslag
Juridisch kader medeplegen
De deelnemingsvorm medeplegen ziet op een bewuste en nauwe samenwerking gericht op de totstandkoming van een strafbaar feit. Een vooropgezet plan hoeft aan het medeplegen niet ten grondslag te liggen, want medeplegen kan ook als een opwelling uit de situatie voortkomen en zelfs stilzwijgend plaatsvinden. Ook hoeft niet iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage(n) van de andere medepleger(s) aan het strafbare feit. Wel dient bij de medepleger sprake te zijn van een zogenoemd ‘dubbel’ opzet dat bestaat in een wil die zowel op het tot stand brengen van het feit gericht is als op de samenwerking met de andere dader of daders. Toereikend daarvoor is een globaal opzet dat met behulp van een voorwaardelijk opzet-redenering tot bewijs kan leiden. Bij medeplegen gaat het om een samendoen, waarbij de samenwerking de kenmerken heeft van een geleverde rechtstreekse en substantiële bijdrage aan het vervullen van de centrale delictsbestanddelen. Bij de beoordeling van de feitelijke gedragingen kunnen als elementen voor het bewijs van de nauwe samenwerking worden aangemerkt: de intensiteit van de samenwerking, eventuele taakverdeling, de rol in voorbereiding, gezamenlijke uitvoering en afhandeling en het belang van die rol, het zich niet terugtrekken op daarvoor geëigende tijdstippen en aanwezigheid op de beslissende momenten.
Tussenstap: de verdachte had een mes en wist dat er messen aanwezig waren
Op de camerabeelden van de Rembrandtlaan is te zien dat de persoon beschreven als NNM2 een groot mes in zijn hand heeft. NNM2 is door twee verbalisanten herkend als de verdachte. Ook [naam 1] verklaart dat NNM2 de verdachte is. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte NNM2 is en dat deze in ieder geval aan het einde van de avond zichtbaar op beeld met een mes in zijn hand staat. Ook zijn er voldoende aanwijzingen dat de verdachte aan het begin van de avond, voorafgaand aan de confrontatie, een mes in zijn bezit heeft. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat de verdachte een mes had meegenomen. Dat de verdachte ontkent een mes te hebben gehad tijdens de confrontatie met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gelet op het voorgaande niet geloofwaardig.
De verklaring van de verdachte dat hij bij anderen geen mes heeft gezien en zich niet bewust was van de aanwezigheid van messen die avond, is eveneens ongeloofwaardig. De medeverdachten [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hebben allebei verklaard dat het algemeen bekend is dat de jongens in hun groep messen hadden. Op de camerabeelden van de Rembrandtlaan is bij de medeverdachte [medeverdachte 2] duidelijk zichtbaar in beeld dat hij een groot mes vasthoudt. Tot slot is er door aangevers en diverse getuigen ook verklaard dat er woorden als “(dood)steken” zijn geroepen in het park. Onder deze omstandigheden moet de verdachte zich ervan bewust zijn geweest dat mensen van zijn groep messen hadden.
De confrontatie in de steeg bij het Piet Mondriaanpark
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat er geen sprake was van een concreet doorgesproken plan, maar dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte uit was op een treffen met [slachtoffer 2] . Hetgeen uiteindelijk is gebeurd met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is niet volkomen uit de lucht komen vallen. De verdachte en zijn medeverdachten dragen donkere kleding, capuchons en mondkapjes, kennelijk om herkenning te voorkomen. Er is afgesproken in het Piet Mondriaanpark, een donkere plek waar weinig mensen zijn en geen camera’s. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] tegen de groep jongens, die zich verzameld hadden bij de Vomar, gezegd dat hij mensen nodig had, die voor hem opkwamen en hem kwamen helpen. Ook de verdachte heeft verklaard dat hij zijn broer te hulp ging schieten. Naar het oordeel van de rechtbank moest de verdachte er niet alleen serieus rekening mee houden dat er een aanmerkelijke kans was dat een vechtpartij met [slachtoffer 2] zou uitmonden in een vechtpartij met ook zijn vrienden, maar was er ook een serieus risico op een steekpartij. In de eerste plaats natuurlijk, omdat de verdachte zelf een mes meenam naar de afspraak. In de tweede plaats door de verklaringen van de medeverdachten dat het algemeen bekend is dat veel mensen in zijn vriendengroep een mes bij zich hebben. Het is niet aannemelijk dat de verdachte hiervan niet op de hoogte was. De verdachte heeft deze risico’s op de koop toegenomen en is bewapend naar de afspraak met [slachtoffer 2] gegaan met zijn (bewapende) vrienden. Zodra de confrontatie ontstond, is – een deel van – de groep van de verdachte in het gevecht betrokken. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat het de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn geweest die als eerste in de steeg met de groep [slachtoffers] in gevecht zijn geraakt. De steeg is ook de plek geweest waar [slachtoffer 1] in ieder geval één keer is gestoken, namelijk in zijn schouder. Dit voorgaande, het afspreken, verzamelen in het park, in camouflerende kleding en het gezamenlijk optrekken, wijst op bewust gezamenlijk handelen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich, terwijl het hele gebeuren zeer duidelijk uit de hand was gelopen, op geen enkel moment gedistantieerd; eerder is er sprake van een situatie waarbij alle remmen los zijn gegaan. Dit blijkt ook uit de verklaringen van getuigen dat er geroepen wordt over (dood)steken. Vervolgens heeft de groep [slachtoffers] zich op enig moment verplaatst en is de hele groep achter hen aan blijven rennen naar de Rembrandtlaan. Hieruit blijkt eveneens van een nauwe en bewuste samenwerking. In ieder geval de kern van de groep van de verdachte is voor, tijdens en na het incident qua samenstelling steeds hetzelfde geweest. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat er sprake was van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking met het doel om aangever met messen te steken dat er sprake is van medeplegen. De verdachte en de twee medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn hiermee tezamen verantwoordelijk voor de gedragingen van een ieder, alsmede voor de consequenties daarvan, zodat in het midden kan blijven wie welke gedragingen heeft verricht. Het voorgaande, in samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] heeft geprobeerd van het leven te beroven, door hem met een mes in de rug te steken.
Medeplegen poging tot zware mishandeling
Uit de medische verklaring van de forensisch arts [naam 4] van 23 december 2021 volgt dat er sprake was van een 1,5 centimeter steekwond op de rechterbovenbeen. Naar algemene ervaringsregels levert het ongecontroleerd met een mes steken in een bovenbeen de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, zoals een slagaderlijke bloeding of een doorsnijding van zenuwen, oploopt. Op basis van eerder genoemde omstandigheden, in onderling samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat degene die stak en daarmee deze steekverwonding in het been van [slachtoffer 2] veroorzaakte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht derhalve bewezen, dat het opzet van degene die op bedoelde plek heeft gestoken – in de zin van voorwaardelijk opzet – was gericht op zware mishandeling van [slachtoffer 2] . Uit de hiervoor opengenomen overwegingen volgt ook dat bewezen is dat er sprake is van medeplegen van dit steken.
3.3.2.3 Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor onder rechtsoverweging 3.3.2.2. opgenomen overwegingen volgt dat ook bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte heeft dit ook bekend.
3.3.2.4 Conclusie ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1 tot en met 3
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 primaire feit, het onder 2 en onder 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
primairhij op 12 november 2021 te Schagen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
opzettelijk van het leven te beroven, met anderen:
- heeft afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en
- naar het Piet Mondriaanpark en naar de steeg tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en naar de Rembrandtlaan is gegaan en
- meerdere messen mee heeft genomen waarna hij, verdachte, en/of zijn mededaders met een mes, heeft/hebben gestoken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad), van die [slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op 12 november 2021 te Schagen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met anderen:
- heeft afgesproken met [slachtoffer 2] in het Piet Mondriaanpark en
- naar het Piet Mondriaanpark en naar de steeg tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan en naar de Rembrandtlaan is gegaan en
- meerdere messen mee heeft genomen, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededaders met een mes heeft/hebben gestoken in het dijbeen van die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3hij op meerdere tijdstippen op 12 november 2021 te Schagen, (telkens) openlijk, te weten, in het Piet Mondriaanpark en aan de Rembrandtlaan en in een steeg tussen het Piet Mondriaanpark en de Rembrandtlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- personen, te weten tegen: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- tegen goederen, te weten tegen: een of meerdere ramen van een woning gelegen aan de [adres] door:
- met messen te zwaaien en stekende bewegingen te maken in de richting en nabijheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , en
- die [slachtoffer 1] met een mes te steken in de rug (ter hoogte van de onderzijde van het linkerschouderblad) en in de vinger (ter hoogte van de strekzijde van de knokkel van de middelvinger), en
- die [slachtoffer 2] met een mes te steken in het dijbeen, en
- een stekende en zwaaiende beweging te maken met een mes, in de richting van het gezicht of het hoofd, van die [slachtoffer 3] en
- te trappen tegen de knie van die [slachtoffer 3] en
- te trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en
- (een) slaande bewegingen) te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- een kliko tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen en
- grind, althans stenen en/of kiezels te gooien naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en0
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen, dan wel in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de woorden te zeggen: "Kanker mongool, ik ga je dood steken" en/of "Ik steek je neer" en/of "Steek hem dood" en/of "Niet stoppen, wij maken ze dood, wij maken ze dood" en/of “Maak hem af”.
Feit 4hij op 25 januari 2022 te Alkmaar telkens opzettelijk twee ambtenaren, te weten: [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening (te weten: als arrestantenverzorger), in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hun de woorden toe te voegen: “Jullie zijn kankerhoeren” en “Ik hoop dat jullie de kanker krijgen” en “Ik hoop dat je moeder kanker krijgt en dood gaat" en “Jullie voelen je hier heel stoer maar wacht maar als jullie buiten lopen vieze kankerhoeren” en “Jouw kankermoeder is zeker al dood vieze kankersnol” en “Ik onthoud jullie allemaal vieze kankerhoer”,
Feit 5hij in de periode van 25 januari 2022 tot en met 28 januari 2022 te Alkmaar telkens opzettelijk en wederrechtelijk terwijl hij, verdachte in een cellencomplex verbleef:
- een wc in verdachtes cel en de cellengang en
- een intercom in verdachtes cel en
- een deur en een deurpost in verdachtes cel en
- een muur in verdachtes cel,
in elk geval (telkens) enig goed, dat geheel of ten dele aan de politie Noord-Holland toebehoorde, heeft beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
Feit 1 primair
Het medeplegen van poging tot doodslag;
en
Feit 2
Het medeplegen van poging tot zware mishandeling;
en
Feit 3
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
en overigens:
Feit 4
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 5
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tweeënveertig maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak van de feiten 1, 2, 4 en 5, geen verweer met betrekking tot de strafmaat gevoerd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag, het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging.
Tijdens een confrontatie tussen de verdachte en de groep waarin hij verkeerde enerzijds en de slachtoffers anderzijds zijn de slachtoffers met een mes gestoken. Daarbij is het slachtoffer [slachtoffer 1] dusdanig diep in zijn rug gestoken dat het gemakkelijker nog erger had kunnen aflopen. Hoewel een gewapende confrontatie met [slachtoffer 2] in de lucht hing, is de verdachte er niet van weggebleven. Integendeel, hij heeft er bewust voor gekozen om kennelijk bewapend mee te gaan, met alle gevolgen van dien. Ook in deze zaak is wederom gebleken dat jongeren op steeds meer plekken in Nederland regelmatig messen bij zich dragen en het gebruik van deze wapens niet schuwen op het moment dat er - in hun beleving - een ruzie moet worden uitgevochten. Dit zorgt voor onrust en onveiligheid in de maatschappij en specifiek in die betreffende woonwijk in Schagen, waar niet alleen in een park, maar ook in de voortuin van een woning is gevochten. Het voorhanden hebben van een mes vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk en dit leidt tot steeds meer steekincidenten met vaak een zeer ernstige afloop. Zoals blijkt uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het gebeuren als zeer ingrijpend ervaren. De rechtbank neemt dit alles de verdachte zeer kwalijk.
Na zijn aanhouding heeft de verdachte twee arrestantenverzorgers beledigd. Arrestantenverzorgers moeten hun werk kunnen doen, zonder dat zij hierbij worden beledigd. De verdachte heeft echter laten zien totaal geen ontzag te hebben voor het gezag van deze ambtenaren. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het beschadigen en tijdelijk onbruikbaar maken van zijn cel. Hij heeft het toilet doen verstoppen, waardoor de cel en de daaraan gelegen gang is overgelopen met water. Hij heeft voorts de muren bekrast en de intercom beschadigd. Door aldus te handelen heeft de verdachte de betrokkenen overlast bezorgd en ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de politie.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten (belaging, bedreiging en vernieling). Deze veroordelingen en het feit dat de verdachte nog in een proeftijd liep ten tijde van de bewezenverklaarde feiten hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Dat weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 25 april 2022 van [reclasseringswerkster] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland en het aanvullend voorlichtingsrapport, gedateerd 6 januari 2023 van [reclasseringswerkster] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld. De verdachte is eerder veroordeeld voor een geweldsdelict, hij heeft geen dagbesteding, een laag (legaal) inkomen en er is sprake van middelenmisbruik (cannabis). De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke staf met bijzondere voorwaarden. In het aanvullend reclasseringsadvies is aangegeven dat de reclassering dit advies handhaaft. Er is eerder geprobeerd de verdachte middels begeleid wonen te begeleiden, toen was hij een stuk
jonger en hier niet toe gemotiveerd. Vanuit het onderzoek van de reclassering is gemerkt dat
de verdachte bewust stilstaat bij wat hij wil met zijn leven. Hij bemerkt de negatieve consequenties van het strafbare gedrag en hij spreekt de wens uit een pro-sociaal bestaan op te bouwen. Dit is passend bij zijn leeftijd, waar vaker een afname van delictgedrag te zien is. Dit maakt dat vanuit de reclassering is besloten in te zetten op het verminderen van recidive middels de eerder geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte als ook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Gelet hierop en nu de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten terwijl hij eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een forse vrijheidsbenemende straf. Voorts heeft de rechtbank meegewogen de verklaring van de verdachte op zitting dat hij niet zal meewerken aan de bijzondere voorwaarden en daarmee slechts heeft ingestemd om eerder vrij te komen. Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tweeënveertig maanden dient te worden opgelegd met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade als gevolg van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering ziet wat betreft de materiële schade op kosten en inkomstenverlies.
De gestelde materiële schade uit kosten bestaat uit de volgende schadeposten:
1. Beschadigde kleding € 778,49
2. Daggeldvergoeding ziekenhuisopname € 186,-
3. Parkeerkosten ziekenhuisopname € 48,-
4. Reiskosten ziekenhuisopname € 174,71
5. Tegemoetkoming mantelzorg € 1.120,-
6. Kosten i.v.m. wondverzorging € 280,-
7. Kosten i.v.m. pijnstilling en herstel € 420,-
8. Tegemoetkoming huishoudelijke hulp € 882,-
9. Beschadigd en vervangen beddengoed € 300,-
10. Eigen Risico zorgverzekering € 364,30
11. Behandeling Lijf & Visie (fysio) € 250,50
12. Behandeling Performance Fysio (fysio) € 160,-
13. Kosten in verband met mislopen vlucht € 55,-
14. Kosten passagier i.v.m. wondverzorging € 152,-
15. Plaatsing camerasysteem woning € 2.943,-
16. Toekomstige schade € 10.000,-
De gestelde schade uit inkomstenverlies bestaat uit reeds geleden inkomstenverlies van
€ 64.815,- en toekomstig inkomstenverlies van € 1.312.500,-.
De benadeelde partij heeft verzocht hem voor wat betreft de toekomstige schade (zowel post 16 als inkomstenverlies) niet-ontvankelijk te verklaren.
Verder stelt de benadeelde partij dat sprake is van immateriële schade ten bedrage van
€ 100.000,-. De benadeelde partij heeft verzocht een gedeelte hiervan groot € 10.000,- toe te wijzen en hem voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
Tot slot heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 4.456,-, bestaande uit vier punten van € 1.114,-.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat betreft de reeds geleden materiële schade toe te wijzen, met uitzondering van post 15 Plaatsing camerasysteem woning alsook post 16 Toekomstige schade.
Daarnaast heeft zij verzocht de gevorderde immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 10.000,- .
Ten aanzien van de toe te kennen bedragen heeft zij verzocht die hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor wat betreft de verzochte kostenvergoeding voor rechtsbijstand heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat twee van de gevorderde punten voor vergoeding in aanmerking komen, waarbij moet worden uitgegaan van telkens een bedrag van € 956,-.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] betwist.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal hierna de afzonderlijke schadeposten bespreken.
Schadepost 1: beschadigde kleding
De rechtbank acht aannemelijk dat de kleding die [slachtoffer 1] droeg ten tijde van de ten laste gelegde feiten onherstelbaar is beschadigd. Uit de stukken blijkt echter niet hoe oud deze kledingstukken waren. De rechtbank schat de waarde hiervan op een bedrag van € 400,- en zal de post tot dat bedrag toewijzen en voor het overige afwijzen.
Schadepost 2: daggeldvergoeding ziekenhuisopname
Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij zes dagen in het ziekenhuis heeft gelegen. De rechtbank acht de gevorderde daggeldvergoeding van € 186,- in verband met de ziekenhuisopname van zes dagen dan ook toewijsbaar.
Schadepost 6: kosten i.v.m. wondverzorging
De rechtbank zal de gevorderde kosten in verband met wondverzorging toewijzen tot een bedrag van € 101,38, nu dat bedrag is onderbouwd met een kassabon. Voor het overige zal de rechtbank deze post afwijzen.
Schadepost 10: eigen risico zorgverzekering
De benadeelde partij heeft met stukken onderbouwd dat hij over het jaar 2022 een bedrag van € 335,42 aan eigen risico heeft moet betalen in verband met de zorgkosten als gevolg van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het in 2022 betaalde bedrag aan eigen risico van € 28,88 blijkt uit de stukken niet dat dit gaat om zorgkosten in verband met de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de post eigen risico zorgverzekering dan ook toewijzen tot € 335,42 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Schadeposten 3, 4, 5, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16:
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de schadeposten 3 (parkeerkosten ziekenhuisopname), 4 (reiskosten ziekenhuisopname), 5 (tegemoetkoming mantelzorg), 7 (kosten i.v.m. pijnstilling en herstel), 8 (tegemoetkoming huishoudelijke hulp), 9 (beddengoed), 11 (behandeling Lijf & Visie (fysio)), 12 (behandeling Performance Fysio (fysio)), 13 (kosten i.v.m. mislopen vlucht), 14 (kosten passagier i.v.m. wondverzorging), 15 (plaatsing camerasysteem woning) en 16 (toekomstige schade) niet-ontvankelijk verklaren, nu deze posten onvoldoende zijn onderbouwd.
Bij schadepost 7 (kosten i.v.m. pijnstelling en herstel) is niet onderbouwd dat de overgelegde stukken zien op medicijnen of middelen die zijn voorgeschreven in het kader van het letsel dat is opgelopen bij de ten laste gelegde feiten. Bij schadeposten 11 en 12 (fysiotherapie) is niet onderbouwd dat de benadeelde partij voor deze kosten niet verzekerd was. Bij schadeposten 13 (kosten i.v.m. mislopen vlucht) en 14 (kosten passagier i.v.m. wondverzorging) is onder meer niet duidelijk op wiens naam de betreffende tickets stonden.
De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde schadepost 15 (plaatsing camerasysteem) afwijzen. Daartoe overweegt de rechtbank dat, nog afgezien van het feit dat slechts een offerte is overgelegd, de kosten voor het plaatsen van een camerasysteem in dit geval geen rechtstreekse schade betreffen als gevolg van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van schadeposten 3, 4, 5, 8, 9 en 16 zijn geen stukken overgelegd en deze posten zijn, mede gelet op de betwisting daarvan, zonder nadere onderbouwing onvoldoende aannemelijk.
Schade bestaande uit (geleden en toekomstig) inkomstenverlies
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde schade bestaande uit geleden en toekomstig inkomstenverlies niet-ontvankelijk verklaren, nu deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Zo zijn er geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat de benadeelde partij tot maart 2022 niet heeft kunnen werken en sindsdien slechts gedeeltelijk. Ook blijkt uit de stukken niet dat de benadeelde partij vijf dagen zou werken. Uit de als bijlage 12 overgelegde facturen blijkt slechts dat hij in de periode in 2019 waar deze facturen op zien twee dagen per week heeft gewerkt. Al met al roept deze post bij de rechtbank dermate veel vragen op dat geen gebruik wordt gemaakt van de schattingsbevoegdheid.
Gelet op het voorgaande acht rechtbank € 1.022,80 (te weten de som van € 400,- + € 186.- + € 101,38 + € 335,42) aan materiële schade toewijsbaar.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de gepleegde feiten immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 6.000,-. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige gedeelte worden afgewezen.
Toewijsbaar bedragDe rechtbank zal gelet op het voorgaande de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] toewijzen tot een bedrag van € 7.022,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat de verdachte en zijn medeverdachten op grond van de wet ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. De verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De door hem tot op heden gemaakte kosten worden vastgesteld op € 956,- (1 punt voor het opstellen van de vordering en 1 punt voor de zitting, met een waarde van € 478,- per punt).
7.2
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade als gevolg van de ten laste gelegde feiten, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij stelt dat sprake is van immateriële schade ten bedrage van € 50.000,-. De benadeelde partij heeft verzocht een gedeelte hiervan van € 5.000,- toe te wijzen en hem voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 5.000,- en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] betwist.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de ten laste gelegde feiten immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal voor het overige gedeelte worden afgewezen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat de verdachte en zijn medeverdachten op grond van de wet ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. De verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De door hem tot op heden gemaakte kosten worden vastgesteld op € 956,- (1 punt voor het opstellen van de vordering en 1 punt voor de zitting, met een waarde van € 478,- per punt).

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 30 april 2021 in de zaak met parketnummer 15-029820-21 heeft de politierechter te Noord-Holland de verdachte ter zake van belaging en vernieling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 4 augustus 2021 aan de verdachte toegezonden.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 30 juli 2021 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de proeftijd met een jaar verlengd dient te worden en daarbij de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd is door de reclassering, op te leggen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 47, 55, 57, 63, 141, 287, 266, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.022,80, bestaande uit € 1.022,80 als vergoeding voor de materiële en € 6.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 956,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige (materiële schadeposten, te weten
€ 13.202,61) niet-ontvankelijk, wijst de vordering voor wat betreft het bedrag € 3.510,10 aan materiele schadeposten af, en verklaart de benadeelde partij met betrekking tot het gevorderde inkomstenverlies van € 1.377.315,00 niet-ontvankelijk.
Wijst het meerdere door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan immateriële schade te weten € 4.000,00 af.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.022,80, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal 70 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan 12 november 2021, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 956,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,00, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal 35 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15-029820-21 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Holland d.d. 30 april 2021.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mrs. M. Ramondt en S.W. van Kasbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2023.
Mr. S.W. van Kasbergen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.