In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanvraag werd afgewezen omdat deze niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden na indiensttreding was ingediend. Eiser, die sinds 1 september 2021 bij zijn werkgever in dienst is, had zijn werkgever gemachtigd om de aanvraag in te dienen. De werkgever stelde dat de aanvraag op 8 juni 2021 was verzonden, maar het Uwv ontving deze pas op 4 augustus 2022, wat te laat was volgens artikel 2.11 van de Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl).
De rechtbank constateert dat het Uwv fouten heeft gemaakt in de procedure, zoals het niet uitnodigen van eiser voor een hoorzitting en het vermelden van onjuiste wetsartikelen in het besluit. Echter, volgens artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen deze gebreken worden gepasseerd als aannemelijk is dat belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. De rechtbank oordeelt dat eiser niet benadeeld is, omdat de inhoudelijke beoordeling van het Uwv niet zou zijn veranderd door de aanwezigheid van eiser op de hoorzitting.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het Uwv terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat deze te laat was ingediend. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het besluit van het Uwv blijft in stand. Eiser krijgt wel het betaalde griffierecht terug, maar er zijn geen proceskosten vergoed.