ECLI:NL:RBNHO:2023:10660

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
23/955
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor geluidsabsorberende Kokowall in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 26 oktober 2023, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een geluidsabsorberende Kokowall beoordeeld. Eiseres had de vergunning aangevraagd om een Kokowall te plaatsen als erfafscheiding, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal had deze aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Kokowall terecht als erfafscheiding werd aangemerkt, maar dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom er niet van het bestemmingsplan kon worden afgeweken. De rechtbank stelde vast dat de Kokowall, die 3 meter hoog zou zijn, in strijd was met de regels die een maximale hoogte van 2 meter voor erfafscheidingen voorschrijven. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij alle relevante omstandigheden van de situatie van eiseres in acht genomen moeten worden. Eiseres had de Kokowall aangevraagd omdat zij geluidsoverlast ervoer van haar buren, en de rechtbank concludeerde dat verweerder niet adequaat had gereageerd op de argumenten van eiseres met betrekking tot de noodzaak van de Kokowall als geluidswerende voorziening. De rechtbank gaf verweerder 6 weken de tijd om een nieuw besluit te nemen en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/955

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Wassink),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal, verweerder
(gemachtigde: mr. S.J.M. Schulpen).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor een ‘Kokowall noice reducer’ (de Kokowall).
1.2
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 25 april 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 11 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2
Het beroep is gegrond
.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de Kokowall terecht aangemerkt als erfafscheiding, maar niet goed gemotiveerd waarom in het licht van het afwijkingenbeleid en de specifieke omstandigheden niet van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3. Eiseres heeft op 17 februari 2022 een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de Kokowall ingediend. De Kokowall is aangevraagd als erfafscheiding. Eiseres woont op het perceel [perceel 1] . De Kokowall zal op zo’n 60 centimeter van de erfgrens met het naastgelegen perceel, [perceel 2] , komen achter de voorgevelrooilijn. Het oorspronkelijke plan voorzag in een Kokowall die ook voor de voorgevelrooilijn zou komen. Na bezwaar is dit aangepast tot alleen achter de voorgevelrooilijn. Het gaat om een wal van 3 meter hoog, met een betonnen fundering en een stalen constructie. Verder is de beoogde Kokowall gemaakt van natuurlijk materiaal. Eiseres wil de Kokowall aan beide kanten met hedera laten begroeien. Eiseres wil de Kokowall plaatsen omdat zij geluidsoverlast ervaart van haar buren.
Beoordelingskader
4. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning afgewezen. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verweerder dat heeft kunnen doen. Daarvoor is het van belang te benadrukken dat de aanvraag alleen nog ziet op het plaatsen van de Kokowall achter de voorgevelrooilijn. Voor de beoordeling is dan het volgende juridisch kader van belang:
-Het Bestemmingsplan Aerdenhout 2012 (het bestemmingsplan), waaruit volgt dat op het deel van het perceel waar de Kokowall moet komen de bestemmingen ‘Tuin’ en ‘Wonen’ rusten.
-De Nota Ruimtelijke Beoordeling 2017 (het afwijkingenbeleid),
-De Structuurvisie Bloemendaal.
Niet in geschil is dat de ‘Beleidsregels Erfafscheidingen gemeente Bloemendaal 2017’ en de Nota Hekken en Hagen niet van toepassing zijn op deze aanvraag.
Bestreden besluit
5.1
In het bestreden besluit heeft verweerder de weigering van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van de Kokowall in stand gelaten, onder een aanvullende motivering.
5.2
Verweerder heeft de Kokowall onder verwijzing naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) aangemerkt als een erfafscheiding, omdat het bouwwerk de functie en uitstraling heeft om het erf af te scheiden. [1] Een erfafscheiding mag volgens de planregels zowel op gronden met de bestemming ‘Tuin’ als op gronden met de bestemming ‘Wonen’ (vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn) niet hoger zijn dan 2 meter. [2] De beoogde Kokowall is 3 meter hoog.
5.3
Voor het gedeelte dat achter de voorgevelrooilijn ligt, heeft verweerder in het bestreden besluit nader gemotiveerd waarom hij niet wil meewerken aan afwijking van het bestemmingsplan. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het in de bezwaarfase gevraagde advies van de Afdeling Ruimtelijke Ordening. Die heeft de aanvraag getoetst aan het afwijkingenbeleid. In hoofdstuk 2 van het afwijkingenbeleid staat in drie beleidsregels beschreven wanneer wordt meegewerkt aan een aanvraag om afwijking van het bestemmingsplan:
1. Als sprake is van:
- een verzoek dat voldoet aan het beleid zoals vastgesteld in de Structuurvisie Bloemendaal (de structuurvisie) of;
- een verzoek dat voldoet aan het beleid zoals vastgesteld in de Nota bijgebouwen 2017 of;
- een verzoek waarop een bijzondere omstandigheid van toepassing is.
2. Als de ontwikkeling past binnen provinciale en regionale afspraken over woningbouw, detailhandel en kantoorlocaties.
3. Als het verzoek ten goede komt aan de drie waarden van de ruimtelijke kwaliteit.
5.4
De Afdeling Ruimtelijke Ordening heeft een negatief advies gegeven, omdat niet wordt voldaan aan deze beleidsregels. Aan beleidsregel 1 wordt niet voldaan omdat de aanvraag niet past in de structuurvisie, omdat in de structuurvisie staat dat het beleid in de landgoederenzone waarin het perceel zich bevindt is gericht op behoud van kwaliteit en vitaliteit. Daarom is in de landgoederenzone vereist dat met het bouwplan de ruimtelijke kwaliteit toeneemt. Dat is niet het geval. Voor de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit verwijst de Afdeling Ruimtelijke Ordening naar beleidsregel 3.
Beleidsregel 2 is niet van toepassing.
Aan beleidsregel 3 wordt niet voldaan omdat de ruimtelijke kwaliteit door het plaatsen van de Kokowall afneemt. De Kokowall wijkt namelijk sterk af van de in de buurt voorkomende alternatieven en heeft een negatief effect op de natuurlijke uitstraling van de omgeving (de belevingswaarde). De ruimtelijke kwaliteit daalt door de Kokowall ook omdat er meer schaduw op naastgelegen percelen zal vallen (de gebruikswaarde) en omdat de Kokowall niet als duurzaam wordt beschouwd (toekomstwaarde).
5.6
Over het argument van eiseres dat de Kokowall nauwelijks zichtbaar zal zijn vanwege de natuurlijke uitvoering en de plaatsing achter de bestaande erfafscheiding en de bestaande struiken en heesters stelt de Afdeling Ruimtelijke Ordening dat de Kokowall vanwege de hoogteoverschrijding van ruim 1 meter weldegelijk zichtbaar is. Dit zal in ieder geval zo zijn in de wintermaanden, als de begroeiing afneemt. Ook al zou de Kokowall met winterharde planten begroeid worden, zou dit geen oplossing zijn, omdat verweerder het naburige perceel niet kan verplichten om bij de kant van de Kokowall die naar dat perceel is gericht met een bepaald soort groen aan te planten en te onderhouden.
5.7
In het kader van deze beroepsprocedure heeft verweerder nogmaals advies De Afdeling Ruimtelijke Ordening gevraagd. Opnieuw is een negatief advies gegeven met als voornaamste reden dat de Kokowall niet past bij de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en dat de Kokowall zorgt voor meer schaduw op het naastgelegen perceel.
Bespreking beroepsgronden
Heeft verweerder de Kokowall ten onrechte aangemerkt als erfafscheiding?
6.1
Eiseres voert aan dat de Kokowall niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat verweerder de Kokowall ten onrechte heeft aangemerkt als een erfafscheiding. Het betreft een geluidswerende voorziening die niet tot doel heeft het terrein af te scheiden. Er staat namelijk al een hekwerk dat terreinafscheiding ten doel heeft. Een achter dat hekwerk op eigen terrein te plaatsen Kokowall kan uit de aard van de zaak niet opnieuw de functie hebben om het ene eigendom met het andere af te scheiden. Verweerder heeft dit argument in navolging van de commissie ten onrechte ter zijde geschoven.
Voorts volgt uit de rechtspraak dat terreinafscheidingen hekwerken zijn. [3] De Kokowall is geen hekwerk. Het heeft ook niet de uitstraling om een terrein af te scheiden. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat een Kokowall zo dicht mogelijk bij de bron van het geluid moet worden geplaatst om de beste werking te hebben. De plaatsing (en ook de hoogte) heeft dus te maken met de functie van geluidswering en niet met die van terreinafscheiding.
Bovenstaande heeft tot gevolg dat de Kokowall valt onder de regels zoals bepaald in artikel 14.2.2, onder e, en 17.2.3, onder e, van het bestemmingsplan, betreffende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Volgens beide regels is de maximale bouwhoogte daarvan 3 meter.
Daar komt bij dat het begrip ‘erfafscheiding’ niet los kan worden gezien van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kent geen definitie van dit begrip. Het kent wel een definitie van het begrip ‘erf’, namelijk ‘wonen buiten het bouwvlak’. [4] Dat betekent dat een erfafscheiding alleen kan zien op de bestemming ‘wonen’ en dan alleen buiten het bouwvlak. Op haar perceel is geen bouwvlak bepaald, dus de definitie van het begrip ‘erf’ kan geen rol spelen. De jurisprudentie die verweerder aanhaalt om te onderbouwen dat de aanvraag beoordeeld moet worden als een aanvraag om een vergunningsaanvraag voor een erfafscheiding, kan dus ook geen rol spelen. Dat betekent dat alleen getoetst kan worden op het begrip ‘terreinafscheiding’. Daarvan is geen definitie in het bestemmingsplan. Gezien de genoemde rechtspraak zijn terreinafscheidingen alleen hekwerken en daarvan is hier dus geen sprake.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er weldegelijk strijd is met het bestemmingsplan, omdat de Kokowall volgens jurisprudentie gezien moet worden als een erfafscheiding [5] , en niet als een bouwwerk geen gebouw zijnde. De Kokowall is door eiseres ook aangevraagd als erfafscheiding en komt, zoals op de plattegrond is aangegeven, op de erfgrens te liggen, althans, net achter de bestaande erfafscheiding. Dat niemand de Kokowall vanaf de openbare weg kan waarnemen, doet niet af aan de vergunningplicht en de strijd met het bestemmingsplan.
Dat een erfafscheiding slechts kan zien op de bestemming ‘wonen’ en dan wel buiten het bouwvlak, is niet juist. De definitie voor erf is afgeleid uit jurisprudentie van de Afdeling. [6] Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Uit de systematiek van een bestemmingsplan kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw afgelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden, maar dat is hier niet het geval.
6.3.1
Naar het oordeel van de rechtbank is de Kokowall aan te merken als een erfafscheiding. Uit de door verweerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 25 augustus 2021 volgt weliswaar dat de functie van belang is, maar dat de Kokowall een geluidwerende functie heeft en niet wordt geplaatst om het perceel af te scheiden, omdat er al een terreinafscheiding staat, maakt nog niet dat daarmee ook geen sprake is van een erfafscheiding. Dat is af te leiden uit de overige overwegingen uit deze uitspraak. Daaruit volgt allereerst dat het feit dat de Kokowall niet op de erfafscheiding komt, maar een stukje daarvoor geen verschil maakt. Ook volgt uit deze uitspraak dat er meerdere erfafscheidingen op een perceel achter elkaar kunnen staan en dat deze samen door hun situering en samenhang een erfafscheiding vormen. Het feit dat er tussen de Kokowall en de erfgrens een haag/hekwerk staat, maakt dus niet dat de Kokowall geen erfafscheiding vormt. Verder is de Afdeling van oordeel dat het feit dat het object ook een andere functie heeft er niet aan af doet dat het als erfafscheiding moet worden aangemerkt. Het feit dat de Kokowall ook een geluidswerende voorziening is, is daarvoor dus niet van belang.
Verder vindt de rechtbank van belang dat de Kokowall dient, zoals ook door eiseres aangegeven, om haar perceel af te schermen van het geluid van het naburige perceel en dat om deze functie goed te kunnen dienen, de Kokowall zo dicht mogelijk bij het naburige perceel geplaatst moet worden. De enige reden dat deze niet op de erfgrens wordt geplaatst maar een stukje daarvoor, is dat daar al een haag/hekwerk staat.
De conclusie is dat de Kokowall gezien de functie en plaatsing vlak achter de al bestaande erfafscheiding zo dicht mogelijk langs het naastgelegen perceel een erfafscheiding is. De beroepsgrond slaagt niet.
6.3.2
Omdat de Kokowall is aan te merken als een erfafscheiding zijn artikel 14.2.2, onder b, en 17.2.3, onder b, van het bestemmingsplan van toepassing. De Kokowall is daarmee in strijd omdat deze hoger is dan 2 meter. Om de Kokowall toe te staan is dus afwijking van het bestemmingsplan nodig.
Heeft verweerder goed gemotiveerd waarom zij niet wil meewerken aan afwijking van het bestemmingsplan?
7.1
Eiseres voert aan dat verweerder het bouwplan in bezwaar ten onrechte opnieuw getoetst heeft aan de structuurvisie. Verweerder heeft de strijdigheid met de structuurvisie tijdens de hoorzitting losgelaten, maar in het bestreden besluit wordt de structuurvisie toch weer opgeworpen als – naar het lijkt – nieuwe weigeringsgrond voor zover de Kokowall achter de voorgevelrooilijn is gesitueerd. Dat is tegenstrijdig omdat de structuurvisie blijkbaar niet geldt voor het gedeelte voor de voorgevelrooilijn, maar wel voor het gedeelte daarachter. Ook staat op de detailkaart van de gemeente Aerdenhout wel dat het perceel van eiseres in de landgoederenzone valt, maar haar perceel valt niet onder de definitie van ‘landgoed’. Ook is het zo dat al zou de structuurvisie al van toepassing zijn, het bouwplan past bij de doelen die daarin gesteld worden. Eiseres haalt een deel uit de structuurvisie aan waarin staat dat hoge hekken aan de voorzijde van woningen geweerd worden, omdat het uitgangspunt is een zichtrelatie te creëren tussen de openbare ruimte en de hoofdgebouwen. Er is in haar geval geen sprake van een hoog hek aan de voorzijde, de Kokowall staat loodrecht op de voorzijde. De Kokowall is vanaf de openbare ruimte niet zichtbaar. Ook heeft de Kokowall een natuurlijke uitstraling, omdat deze gemaakt is van natuurlijke materialen en, zoals door eiseres ter zitting toegelicht, zij de Kokowall aan beide zijden met hedera zal gaan laten begroeien. Aangezien de Kokowall op haar erf komt te staan, kan zij er ook voor zorgen dat de Kokowall aan de zijde van het naastgelegen perceel begroeid wordt.
Ook merkt eiseres op dat het op deze locatie überhaupt niet mogelijk is om op haar perceel een zichtlocatie te creëren, omdat aan de voorzijde van de percelen een natuurbestemming geldt en die bestemming houdt niet in dat zichtrelaties kunnen worden gecreëerd.
Voor wat betreft de overige regels die verweerder hanteert voor afwijking van het bestemmingsplan stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder daar een onjuiste toepassing aan heeft gegeven.
7.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor de vraag of hij wil meewerken aan afwijking, de aanvraag aan de juiste regels is getoetst en daarmee ook terecht is getoetst aan de structuurvisie. Verweerder blijft bij zijn standpunt zoals ingenomen in het bestreden besluiten, dat de Kokowall niet past bij de waarden die voor de landgoederenzone staan genoemd in de structuurvisie.
7.3.1
De rechtbank stelt voorop dat de structuurvisie van toepassing is op deze aanvraag. De structuurvisie komt in het bestreden besluit aan de orde in een ander kader dan waar eiseres naar verwijst, namelijk dat van de Nota Ruimtelijke Beoordeling 2017 (het afwijkingenbeleid) voor de beoordeling van het gedeelte
achterde voorgevenrooilijn. Verder is de vraag of het perceel van eiseres nu wel of niet als een landgoed is aan te merken, niet van belang. Op pagina 31 van de structuurvisie staat namelijk dat (ook) in villagebieden het karakter van een doorlopende groene zoom van tuinen moet worden gehandhaafd. Ook staat op pagina 22 dat per zone kernkwaliteiten zijn vastgesteld. Hieruit volgt dat de kernkwaliteiten zoals die in de structuurvisie zijn vastgesteld gelden voor het hele gebied waarin ook het perceel van eiseres ligt onafhankelijk van de vraag of het perceel is aan te merken als landgoed. Uit de structuurvisie volgt dat het belangrijkste uitgangspunt voor de gehele landgoederenzone het behoud van de natuurlijke uitstraling is.
7.3.2
De volgende vraag is of verweerder zijn afwijkingenbeleid, waar de structuurvisie onderdeel van is, op de juiste wijze in zijn besluitvorming heeft betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank is de algemene stelling van verweerder dat hij de Kokowall niet wil, omdat deze niet past bij het karakter van de landgoederenzone, een ondeugdelijke motivering. Ter uitvoering van het afwijkingenbeleid heeft verweerder vragen opgenomen die als richtlijn gelden voor het beoordelen van de ruimtelijke kwaliteit bij aanvragen om afwijking van het bestemmingsplan. Zoals door verweerder ter zitting erkend, zijn deze vragen niet betrokken in het advies dat verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Ook is verweerder er ten onrechte van uitgegaan dat de Kokowall niet aan beide kanten zal worden beplant met een groenblijvende klimop. Eiseres kan immers zelf zorgdragen voor de aanleg en het onderhoud daarvan, nu de Kokowall 60 centimeter van de erfgrens wordt geplaatst. Het bestreden besluit is daarom in strijd met het motiveringsbeginsel zoals neergelegd in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen. De beroepsgrond slaagt.
7.3.3
De rechtbank draagt verweerder op om de aanvraag met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen nogmaals voor te leggen aan de Afdeling Ruimtelijke Ordening en op basis daarvan een nieuw besluit te nemen. Verweerder dient het nieuw te nemen besluit te motiveren met een op het specifieke perceel van eiseres gerichte afweging en zal daarbij alle voor de situatie van eiseres relevante omstandigheden moeten meewegen.

Conclusie en gevolgen

8.1
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.2
De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over te nemen. Dit omdat verweerder het door de rechtbank geconstateerde gebrek in de motivering moet herstellen. Daarbij zal verweerder een nieuwe afweging moeten maken, met inachtneming van deze uitspraak. Het is aan verweerder om die afweging te maken.
8.3
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor 6 weken.
8.4
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 december 2022;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Bestemmingsplan ‘ Aerdenhout 2012’
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de in lid 14.1.1 bedoelde gronden geldt, dat:
(…)
b. vanaf 1 m achter de voorgevelrooilijn de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht;
(…)
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de in lid 17.1.1 bedoelde gronden geldt dat:
(…)
b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar de openbare weg zijn gericht;
(…)

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:990, en:
2.Respectievelijk artikel 14.2.2, onder b, en 17.2.3, onder b, van het bestemmingsplan.
3.Eiseres verwijst naar:
4.Artikel 1.38 van het bestemmingsplan.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1870,
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 15 september 1997, ECLI:NL:RVS:1997:AA3601.