Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de Kokowall terecht aangemerkt als erfafscheiding, maar niet goed gemotiveerd waarom in het licht van het afwijkingenbeleid en de specifieke omstandigheden niet van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
-De Nota Ruimtelijke Beoordeling 2017 (het afwijkingenbeleid),
Beleidsregel 2 is niet van toepassing.
Aan beleidsregel 3 wordt niet voldaan omdat de ruimtelijke kwaliteit door het plaatsen van de Kokowall afneemt. De Kokowall wijkt namelijk sterk af van de in de buurt voorkomende alternatieven en heeft een negatief effect op de natuurlijke uitstraling van de omgeving (de belevingswaarde). De ruimtelijke kwaliteit daalt door de Kokowall ook omdat er meer schaduw op naastgelegen percelen zal vallen (de gebruikswaarde) en omdat de Kokowall niet als duurzaam wordt beschouwd (toekomstwaarde).
Voorts volgt uit de rechtspraak dat terreinafscheidingen hekwerken zijn. [3] De Kokowall is geen hekwerk. Het heeft ook niet de uitstraling om een terrein af te scheiden. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat een Kokowall zo dicht mogelijk bij de bron van het geluid moet worden geplaatst om de beste werking te hebben. De plaatsing (en ook de hoogte) heeft dus te maken met de functie van geluidswering en niet met die van terreinafscheiding.
Bovenstaande heeft tot gevolg dat de Kokowall valt onder de regels zoals bepaald in artikel 14.2.2, onder e, en 17.2.3, onder e, van het bestemmingsplan, betreffende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Volgens beide regels is de maximale bouwhoogte daarvan 3 meter.
Daar komt bij dat het begrip ‘erfafscheiding’ niet los kan worden gezien van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kent geen definitie van dit begrip. Het kent wel een definitie van het begrip ‘erf’, namelijk ‘wonen buiten het bouwvlak’. [4] Dat betekent dat een erfafscheiding alleen kan zien op de bestemming ‘wonen’ en dan alleen buiten het bouwvlak. Op haar perceel is geen bouwvlak bepaald, dus de definitie van het begrip ‘erf’ kan geen rol spelen. De jurisprudentie die verweerder aanhaalt om te onderbouwen dat de aanvraag beoordeeld moet worden als een aanvraag om een vergunningsaanvraag voor een erfafscheiding, kan dus ook geen rol spelen. Dat betekent dat alleen getoetst kan worden op het begrip ‘terreinafscheiding’. Daarvan is geen definitie in het bestemmingsplan. Gezien de genoemde rechtspraak zijn terreinafscheidingen alleen hekwerken en daarvan is hier dus geen sprake.
Dat een erfafscheiding slechts kan zien op de bestemming ‘wonen’ en dan wel buiten het bouwvlak, is niet juist. De definitie voor erf is afgeleid uit jurisprudentie van de Afdeling. [6] Uitgangspunt is dat het gehele perceel bij een hoofdgebouw in beginsel als erf kan worden aangemerkt. Uit de systematiek van een bestemmingsplan kan voortvloeien dat bepaalde verder van het hoofdgebouw afgelegen delen van een perceel niet als erf aangemerkt kunnen worden, maar dat is hier niet het geval.
De conclusie is dat de Kokowall gezien de functie en plaatsing vlak achter de al bestaande erfafscheiding zo dicht mogelijk langs het naastgelegen perceel een erfafscheiding is. De beroepsgrond slaagt niet.
Ook merkt eiseres op dat het op deze locatie überhaupt niet mogelijk is om op haar perceel een zichtlocatie te creëren, omdat aan de voorzijde van de percelen een natuurbestemming geldt en die bestemming houdt niet in dat zichtrelaties kunnen worden gecreëerd.
Voor wat betreft de overige regels die verweerder hanteert voor afwijking van het bestemmingsplan stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder daar een onjuiste toepassing aan heeft gegeven.
achterde voorgevenrooilijn. Verder is de vraag of het perceel van eiseres nu wel of niet als een landgoed is aan te merken, niet van belang. Op pagina 31 van de structuurvisie staat namelijk dat (ook) in villagebieden het karakter van een doorlopende groene zoom van tuinen moet worden gehandhaafd. Ook staat op pagina 22 dat per zone kernkwaliteiten zijn vastgesteld. Hieruit volgt dat de kernkwaliteiten zoals die in de structuurvisie zijn vastgesteld gelden voor het hele gebied waarin ook het perceel van eiseres ligt onafhankelijk van de vraag of het perceel is aan te merken als landgoed. Uit de structuurvisie volgt dat het belangrijkste uitgangspunt voor de gehele landgoederenzone het behoud van de natuurlijke uitstraling is.