ECLI:NL:RBNHO:2023:10648

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
15.195949.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de invoer van cocaïne in een geprepareerde onderbroek

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 augustus 2023 op Schiphol werd aangehouden met ongeveer 4683,8 gram cocaïne. De verdachte, die thans gedetineerd is in Justitieel Complex Schiphol, had de cocaïne op zijn lichaam verborgen in een korset en een spijkerbroek. Tijdens de rechtszitting op 10 oktober 2023 heeft de officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S. Meijer, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk de cocaïne had ingevoerd, ondanks zijn verklaring dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de pakketten. De rechtbank achtte deze verklaring onaannemelijk, vooral gezien de omstandigheden waaronder de verdachte de pakketten had ontvangen en de belofte van betaling voor het vervoer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en dat hij verantwoordelijk is voor de zorg van zijn partner en kinderen. De rechtbank heeft ook de ernst van het feit in overweging genomen, gezien de schadelijkheid van cocaïne en de grote hoeveelheid die was ingevoerd, wat duidt op een intentie tot verdere verspreiding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.195949.23 (P)
Uitspraakdatum: 24 oktober 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.H.I. van Dongen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Meijer, advocaat te Beverwijk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 augustus 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 4683,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging
De verdachte is op 7 augustus 2023 per vliegtuig vanuit Suriname op Schiphol aangekomen. De verdachte had op zijn lichaam rondom zijn middel een korset en korte spijkerbroek met daarin pakketten. In die pakketten is in totaal 4683,8 gram cocaïne aangetroffen.
Opzet:
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij afgelopen zomer in Suriname een man heeft ontmoet, ene ‘meester’, met wie hij gedurende zijn verblijf in Suriname meermaals contact had. Zo heeft verdachte onder meer op 26 juli 2023 zijn broeksmaat naar deze ‘meester’ doorgestuurd. De verdachte heeft verklaard dat deze ‘meester’ een dag voordat verdachte naar Nederland zou vertrekken tegen hem heeft gezegd dat hij iets voor hem moest slikken en dat, als hij het niet zou doen, dit problemen zou opleveren voor de familie van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij tegen deze ‘meester’ heeft gezegd dat hij niet kon slikken en dat deze ‘meester’ vervolgens tegen hem heeft gezegd dat hij dan iets zou gaan dragen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist wat deze ‘meester’ daarmee bedoelde en dat hij niet wist wat de inhoud van de pakketten was. Vervolgens heeft deze ‘meester’ de pakketten op zijn lichaam bevestigd en een taxi naar de luchthaven in Suriname geregeld. De verdachte heeft verklaard dat hij € 3.000,- voor het vervoeren van de pakketten zou krijgen.
De rechtbank hecht geen geloof aan deze verklaring van de verdachte over zijn onwetendheid van de inhoud van de pakketten die hij op zijn lichaam droeg. De rechtbank acht het op basis van de door de verdachte genoemde omstandigheden, waaronder de in het vooruitzicht gestelde betaling van € 3.000, onaannemelijk dat de verdachte niet wist dat de pakketten verdovende middelen bevatten. Daar komt bij dat de verdachte aanvankelijk gevraagd werd te ‘slikken’, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank bijna alleen maar om verdovende middelen kan gaan. Dit wordt algemeen bekend verondersteld. De verklaring van de verdachte over de dreiging die hij vanuit ‘meester’ zou hebben ervaren om de pakketten te vervoeren, vindt ook op geen enkele wijze steun in het dossier, met name niet in de analyse van de telecommunicatie die de verdachte met een contact genaamd ‘Meester’ heeft gevoerd. Ook deze verklaring van de verdachte dient als onaannemelijk terzijde te worden geschoven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op de invoer van de cocaïne die in de pakketten is aangetroffen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 7 augustus 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 4683,8 gram cocaïne.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om bij het opleggen van de straf rekening te houden met de naïeve houding van de verdachte. De raadsvrouw heeft daarbij aangevoerd, zonder zich daarbij te willen beroepen op een strafuitsluitingsgrond, dat de verdachte heeft gehandeld onder druk van anderen. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft zich niet eerder schuldig gemaakt aan strafbare feiten en zijn huidige partner en twee kinderen bevinden zich in financiële nood. Hij wil graag vrijkomen om te helpen bij de verzorging van de kinderen en om geld te verdienen, zodat hij zijn partner en kinderen ook financieel kan ondersteunen. De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat de rechtbank Rotterdam in 2023 in meerdere zaken tegen verdachten van invoer van grote hoeveelheden verdovende middelen lagere straffen heeft opgelegd dan opgenomen in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en heeft bepleit daar in onderhavige zaak in het voordeel van de verdachte eveneens rekening mee te houden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit:
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ruim 4600 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van mensen zeer schadelijke stof en daarom moet het gebruik daarvan worden ontmoedigd en is het verboden. Tegen de invoer ervan wordt dan ook streng opgetreden. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het gebruik van en de handel in cocaïne gaan gepaard met veel andere vormen van criminaliteit. Ook om die reden worden forse straffen opgelegd voor de invoer van harddrugs.
Persoon van de verdachte:
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies van 2 oktober 2023 waarin wordt geadviseerd om aan de verdachte geen gedragsinterventies of bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf:
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit de oplegging van een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen wat doorgaans wordt opgelegd voor het invoeren van harddrugs. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vermelden voor het invoeren van een hoeveelheid van 4.000 tot 5.000 gram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 tot 38 maanden. In hetgeen naar voren is gebracht over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet de rechtbank reden om de straf te matigen, in die zin dat zij een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal opleggen,
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar, moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden,met bevel dat
6 (zes) maandenvan deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.S. Selier, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en mr. H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2023.
Mr. H.P.H.I. Cleerdin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.