ECLI:NL:RBNHO:2023:10645

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
15.002314.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden terzake poging tot doodslag op vader en dochter en mishandeling politieambtenaren

Op 24 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 1 januari 2023 in Egmond aan Zee, waar de verdachte zijn dochter en haar vader aanviel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster met kracht om haar nek heeft vastgepakt en geprobeerd heeft haar te wurgen, terwijl hij ook dreigende uitspraken deed. De vader van de aangeefster kwam tussenbeide en werd door de verdachte bewusteloos geslagen en vervolgens met kracht tegen het hoofd geschopt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en mishandeling van de vader en heeft hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die ten tijde van de feiten in een acute psychose verkeerde door middelengebruik. De verdachte is veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van het geweld hebben ondervonden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.002314.23 (P)
Uitspraakdatum: 24 oktober 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in P.I. Haaglanden, PPC.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. de Leeuw, van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. Docter, advocaat te Alkmaar en van hetgeen de ter zitting aanwezige benadeelde partijen al dan niet via hun advocaat, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- deze [benadeelde 1] met zijn armen en/of hand(en) bij/om haar nek en/of keel (met kracht) heeft vastgepakt, en/of
- aldus een nekklem aanleggend (met kracht) de nek en/of keel toegeknepen en/of dicht geknepen heeft, en/of
- daarbij draaiende bewegingen met zijn hand(en) en/of armen makend om de nek van [benadeelde 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- deze [benadeelde 1] met zijn armen en/of hand(en) bij/om haar nek en/of keel (met kracht) heeft vastgepakt, en/of
- aldus een nekklem aanleggend (met kracht) de nek en/of keel toegeknepen en/of dicht geknepen heeft, en/of
- daarbij draaiende bewegingen met zijn hand(en) en/of armen makend om de nek van [benadeelde 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) [benadeelde 1] heeft mishandeld door
- deze [benadeelde 1] met zijn armen en/of hand(en) bij/om haar nek en/of keel (met kracht) vast te pakken, en/of
- aldus een nekklem aanleggend (met kracht) de nek en/of keel toe (dicht) te knijpen, en/of
- daarbij draaiende bewegingen met zijn hand(en) en/of armen makend om de nek van [benadeelde 1].
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- deze [benadeelde 2] , terwijl hij (bewusteloos) op de grond lag, meermalen telkens met kracht, althans tenminste éénmaal, met zijn - verdachte - geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt dan wel geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- deze [benadeelde 2] , terwijl hij (bewusteloos) op de grond lag, meermalen telkens met kracht, althans tenminste éénmaal, met zijn - verdachte - geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt dan wel geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) [benadeelde 2] heeft mishandeld door deze [benadeelde 2] ,
met zijn - verdachte - tot vuist gebalde (rechter) hand tegen het hoofd ter hoogte van diens (rechter)slaap te slaan dan wel te stompen, en/of
vervolgens, terwijl [benadeelde 2] (bewusteloos) op de grond lag, meermalen, althans éénmaal, (telkens) met kracht, met zijn - verdachte - geschoeide voet tegen het hoofd te trappen dan wel te schoppen;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2023 te Alkmaar, een ambtenaar, [benadeelde 3] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door deze [benadeelde 3] (met kracht) met zijn - verdachte - tot vuist gebalde hand te slaan en/of te stompen tegen het hoofd ter hoogte van de rechterzijde van het gelaat van [benadeelde 3] ;
4.
hij op of omstreeks 4 januari 2023 te Haarlem, een ambtenaar, [benadeelde 4] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als politie-ambtenaar, medewerker afdeling arrestantenzaken, heeft mishandeld door deze [benadeelde 4] (met kracht) en/of (aanhoudend) in de pink-vinger van zijn rechterhand te bijten.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft zich daarbij ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat naar de uiterlijke verschijningsvorm de handelingen van de verdachte zijn te kwalificeren als poging tot doodslag.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake kan zijn van poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te stellen dat er een aanmerkelijke kans was op de dood van de aangeefster of het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Onder andere is er geen letselverklaring waaruit enig letsel blijkt.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat ook hier het (voorwaardelijk) opzet op de dood ontbreekt en dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daarbij aangevoerd dat de verdachte geen schoenen aanhad die direct forse schade kunnen aanrichten bij trappen of schoppen tegen het hoofd. Ook uit de letselverklaring volgt niet dat het letsel dusdanig was en dat er met zoveel kracht zou zijn geschopt, dat er een aanmerkelijke kans op de dood van de aangever heeft bestaan.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen opmerkingen ten aanzien van het bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 1 primair:
Gedragingen van de verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de aangeefster met beide armen in een stevige wurggreep hield. Zij heeft verklaard dat zij voelde dat hij haar keel dicht drukte en dat zij moeilijk kon ademhalen. Ook heeft zij verklaard dat zij voelde dat de verdachte aan haar nek begon te draaien waarbij zij het gevoel kreeg dat hij haar nek wilde breken. Een getuige die te hulp schoot, naar aanleiding van wat hij waarnam, heeft verklaard dat hij zag dat de aangeefster van achteren werd gewurgd en dat dit er vrij heftig uitzag; haar strot werd dichtgeknepen met de arm van de verdachte. Hij had één arm om haar nek en met die andere arm hield hij die arm op zijn plek en zette hij druk. De aangeefster heeft de verdachte op een zeker moment nog horen roepen “she’s dead”, hetgeen ook werd gehoord door haar vader. Ook in de beschrijving van de camerabeelden van het Hospice in Egmond aan Zee zijn dergelijke bewoordingen opgenomen.
Poging en uiterlijke verschijningsvorm
Een poging tot een misdrijf is slechts dan strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard (artikel 45 Sr). Van een dergelijk begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf is volgens vaste rechtspraak sprake indien de feitelijke handelingen kunnen worden beschouwd als gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de hiervoor weergegeven gedragingen van de verdachte en de voortdurende gerichtheid op de hals/nek van de aangeefster daarbij, bezien in de context van het toegepaste forse geweld en in samenhang met de uitlating van de verdachte (“she’s dead”), naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan worden beschouwd als een begin van uitvoering van het onder 1 primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag. Het afsnijden van de luchttoevoer door verwurging is een gedraging die, wanneer deze lang genoeg voortduurt, leidt tot bewustzijnsverlies en overlijden. Dat de aangeefster tijdig uit de wurggreep van de verdachte is geraakt is niet aan de verdachte te danken, maar aan de vader van de aangeefster en de getuigen die te hulp zijn geschoten om haar te ontzetten.
Feit 2 primair:
Gedragingen van de verdachte
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de aangever met één klap bewusteloos heeft geslagen, waarna de verdachte de aangever tegen het hoofd heeft getrapt, alsof zijn hoofd een voetbal was en hierna meerdere malen met zijn geschoeide voet op het hoofd van de aangever heeft gestampt.
(Voorwaardelijk) opzet op de dood
Ook hier geldt naar het oordeel van de rechtbank dat de hiervoor weergegeven gedragingen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte de aangever wilde doden. Opzet in onvoorwaardelijke vorm kan daarom niet worden aangenomen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Opzet in deze vorm is aanwezig wanneer de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg door zijn handelen zal intreden.
Het uit de bewijsmiddelen blijkende aanzienlijke geweld dat tegen de aangever is gepleegd, levert naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op dat hij hierdoor zou komen te overlijden. Daarvoor is het van belang dat de verdachte, nadat hij de aangever met één klap bewusteloos had geslagen, meermalen met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd van de bewusteloze aangever heeft geschopt en getrapt. Getuigen verklaren dat de verdachte vol en keihard tegen het hoofd schopte, door hen omschreven ‘alsof de verdachte tegen een voetbal trapte’, en dat hij vervolgens meerdere malen op het hoofd van de bewusteloze aangever stampte. Zij hebben verklaard dat zij op dat moment vreesden voor zijn leven. De aangever heeft letsel opgelopen aan meerdere zijden van zijn hoofd.
Het hoofd is een kwetsbaar lichaamsdeel en het krachtig met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd kan levensbedreigend zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geweld dat de verdachte heeft toegepast, zoals hiervoor omschreven, terwijl de aangever bewusteloos op de grond lag, naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de aangever bewust heeft aanvaard.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair.
hij op 1 januari 2023 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- deze [benadeelde 1] met kracht met zijn armen om haar nek en keel heeft vastgepakt, en
- aldus een nekklem aanleggend met kracht de nek en/of keel toegeknepen en dicht geknepen heeft, en
- daarbij draaiende bewegingen met zijn armen makend om de nek van [benadeelde 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair.
hij op 1 januari 2023 te Egmond aan Zee, gemeente Bergen (NH) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] opzettelijk van het leven te beroven,
- deze [benadeelde 2] , terwijl hij bewusteloos op de grond lag, meermalen telkens met kracht, met zijn geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt en geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 1 januari 2023 te Alkmaar, een ambtenaar, [benadeelde 3] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door deze [benadeelde 3] met kracht met zijn tot vuist gebalde hand te stompen tegen het hoofd ter hoogte van de rechterzijde van het gelaat;
4.
hij op 4 januari 2023 te Haarlem, een ambtenaar, [benadeelde 4] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als politie-ambtenaar, medewerker afdeling arrestantenzaken, heeft mishandeld door deze [benadeelde 4] met kracht en aanhoudend in de pink van zijn rechterhand te bijten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair, telkens:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4, telkens:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte bij het plegen van de tenlastegelegde feiten handelde vanuit een door drugs veroorzaakte psychose. Toch moet de verdachte strafrechtelijk, zij het in sterk verminderde zin, verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden en de gevolgen daarvan, nu de opgetreden psychose deels aan zichzelf te wijten is geweest. Verdachte heeft namelijk zelf de keuze gemaakt om naast zijn (door een arts in Duitsland voorgeschreven) dagelijkse hoeveelheid cannabis, in Amsterdam gekochte cannabis en paddo’s te gebruiken. Dat de verdachte niet heeft geweten of kunnen voorzien dat een psychose zou optreden als gevolg van het middelengebruik, doet hier niet aan af.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte als gevolg van een psychose zijn handelen ten tijde van de ten laste gelegde feiten niet meer onder controle had zodat hij, ook gelet op de conclusie van de deskundigen in het psychiatrisch pro justitia onderzoek, ten tijde van de het plegen van de feiten als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Hij dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daarbij aangevoerd dat het ontstaan van een dergelijke acute psychose voor de verdachte niet voorzienbaar was. Van ‘culpa in causa’ is geen sprake, omdat niet kan worden uitgesloten dat de psychose ook zonder aanvullend middelengebruik zou zijn ontstaan.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat aan een verdachte bij wie ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde feit sprake was van – kort gezegd – een psychische stoornis, onder omstandigheden een beroep kan toekomen op de in artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) omschreven strafuitsluitingsgrond. Dit is het geval als ten tijde van dat feit bij de verdachte sprake was van een stoornis en de verdachte als gevolg van die stoornis niet kon begrijpen dat dat feit wederrechtelijk was of niet in staat was om in overeenstemming te handelen met zijn begrip van de wederrechtelijkheid van dat feit. Het is daarbij aan de rechter om vast te stellen of van zo’n stoornis sprake is.
De rechtbank heeft kennis genomen van het pro justitia deskundigenonderzoek van [psychiater 1] , psychiater, en [psychiater 2] , psychiater (destijds:) i.o., die onderzoek hebben gedaan naar de geestvermogens van de verdachte en daarover een rapportage hebben uitgebracht d.d. 20 maart 2023. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de ‘aanvullende verklaring’ van de deskundige [psychiater 1] , gedateerd 15 april 2023, naar aanleiding van een aanvullende vraagstelling van de officier van justitie. De deskundige [psychiater 2] is voorts ter terechtzitting verschenen en gehoord. Op basis van de conclusies van de deskundigen, die de rechtbank op dit punt volgt en overneemt, kan worden vastgesteld dat ten tijde van de tenlastegelegde feiten bij de verdachte sprake was van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en van een stoornis in het gebruik van cannabis. De verdachte verkeerde ten tijde van het tenlastegelegde in een acute psychose.
De deskundigen hebben in hun rapport van 20 maart 2023 geadviseerd de gepleegde feiten
in het geheel nietaan de verdachte toe te rekenen. Zijn handelen was in overwegende mate door zijn psychotische impulsen gestuurd en zijn impulscontrole was fors verminderd.
In het rapport is tevens het volgende vermeld:
Uit het dossier volgt dat bij betrokkene al in de dagen voorafgaande het ten laste
gelegde sprake was van lichte psychotisch verschijnselen. Desondanks ging betrok-
kene door met cannabis gebruik en heeft daarnaast nog truffels (psilocybine) gebruikt waardoor hij psychotisch ontregelde. Deze combinatie van cannabis en psilocybine heeft aannemelijk de al aanwezigen lichte psychotische symptomen
van betrokkene fors versterkt en geleid tot een acute psychotisch ontregeling ten tijde van het ten laste gelegde.
In de aanvullende verklaring heeft de deskundige [psychiater 1] (samengevat) aangegeven dat bij hun conclusie omtrent de volledige ontoerekeningsvatbaarheid is uitgegaan van de thans geldende driepuntsschaal (volledig toerekeningsvatbaar – verminderd toerekeningsvatbaar – ontoerekeningsvatbaar). Bij beschouwing volgens de voorheen geldende vijfpuntsschaal zou gedragskundig te overwegen zijn de tenlastegelegde feiten
in sterk verminderde mateaan de verdachte toe te rekenen:
“Gezien de eerdere ervaringen van de betrokkene met middelengebruik is het aannemelijk dat betrokkene wel had kunnen weten dat hij in een psychisch labiele toestand zou kunnen komen door zijn gebruik. Een ernstige psychotische ontregeling zoals ten tijde van het ten laste gelegde was voor hem echter niet te voorzien.
Naar mening van de onderzoekers is de opgetreden acute psychose alleen gedeeltelijk aan het handelen van betrokkene zelf te wijten met betrekking tot zijn middelengebruik. Het bestaan van de psychose kan niet los gezien worden van zijn langdurige cannabis afhankelijkheid en de in het onderhavig onderzoek geconstateerde verhoogde psychosegevoeligheid. In het geval van betrokkene lijkt het erop dat zowel het cannabis- als het truffelgebruik hebben bijgedragen aan de acute psychose”.
Uit vast jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat, indien er een verband bestaat tussen een bij de verdachte aanwezige stoornis en het door hem gepleegde delict, maar de verdachte die stoornis verwijtbaar bij zichzelf heeft doen ontstaan, een beroep op art. 39 Sr wegens
culpa in causa(eigen schuld aan de oorzaak) niet zal slagen. Strafbare feiten, gepleegd onder invloed van alcohol of drugs, kunnen aan de verdachte worden toegerekend indien hij verwijtbaar is komen te verkeren in een toestand van ziekelijke storing van zijn geestvermogens. Wetenschap of redelijke voorzienbaarheid van het concrete gevolg van het middelengebruik is daarbij niet vereist.
In het kader van de vraag naar de toerekenbaarheid neemt de rechtbank in het onderhavige geval het volgende in aanmerking.
De verdachte gebruikte jarenlang dagelijks (medicinale) cannabis voor zijn ADHD, hem
voorgeschreven door [bedrijf] te Frankfurt. Ter onderbouwing heeft de raadsvrouw ter terechtzitting enkele Duitse stukken per mail naar de rechtbank verzonden. Een van deze documenten bevat een ‘Aufklärung’ die door de tolk ter terechtzitting is vertaald. Blijkens deze ‘Aufklärung’ is de verdachte onder meer ingelicht over de gevaren van overdosering en van het gebruik van de voorgeschreven cannabis in combinatie met andere psychoactieve substanties.
De verdachte heeft verklaard dat hij, naast de hem voorgeschreven cannabis, in Duitsland eerder paddo’s en andere drugs heeft gebruikt. Deze hebben nooit een soortgelijk effect gehad als deze keer. De verdachte is daags voor de tenlastegelegde feiten naar Nederland gekomen en voelde zich tijdens de reis naar Nederland al niet zo goed. Hij heeft verklaard dat hij zich voelde alsof hij van alles afgesloten was, alsof hij een reis aan het maken was in het land van Harry Potter. Hij had zich niet eerder zo gevoeld. In Nederland heeft hij met zijn vrienden cannabis en paddo’s gekocht, welke ze op oudejaarsavond hebben gebruikt. De cannabis en paddo’s maakten het alleen maar erger, aldus de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, ondanks de waarschuwing voor overdosering en nevengebruik en ondanks zijn labiele geestestoestand tijdens de reis naar Nederland, toch heeft ervoor heeft gekozen om op oudejaarsavond (aanvullende) cannabis en daarbij ook paddo’s / truffels te gebruiken, waarvan bekend is dat deze een hallucinerend of psychedelisch effect hebben. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte strafrechtelijk – zij het in sterk verminderde zin – verantwoordelijk moet worden gehouden voor zijn daden en de gevolgen daarvan. Dit omdat, gelet op wat hiervoor is overwogen, de opgetreden psychose deels aan hemzelf te wijten is geweest. Zeker toen hij zich psychisch al niet goed en stabiel voelde, kon de verdachte weten dat het gebruik van zijn voorgeschreven cannabis in combinatie met in Amsterdam gekochte cannabis en paddo’s/truffels niet ontbloot is van risico en dat zijn functioneren daardoor zodanig kon worden beïnvloed dat daaruit riskant gedrag zou kunnen ontstaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat het psychisch functioneren na het gebruik van bovengenoemde middelen van persoon tot persoon verschilt. Dat de verdachte niet heeft geweten of heeft kunnen voorzien dat een acute psychose zou optreden als gevolg van het gebruik van de drugs doet aan zijn verantwoordelijkheid niet aan af.
Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. De officier van justitie heeft bij haar strafeis aangevoerd dat een toezicht opgelegd bij de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de rechtbank van 30 augustus 2023 binnen de WETS-procedure nog steeds niet is overgenomen door de Duitse autoriteiten. De verdachte zit nog steeds vast in voorlopige hechtenis en we weten dus niet of de verdachte de geboden kansen waarmaakt. Reeds om die reden acht de officier van justitie een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen zodat de Duitse autoriteiten tijd krijgen om het toezicht over te nemen en op gang te krijgen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis d.d. 30 augustus 2023 van de raadkamer te vernietigen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, indien de rechtbank niet uitgaat van volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte en komt tot strafoplegging, op het standpunt gesteld dat, gelet op het als laag ingeschatte recidiverisico, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
De raadsvrouw heeft daarbij verzocht de voorlopige hechtenis met onmiddellijk ingang op te heffen, subsidiair direct te schorsen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich om te beginnen schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op een willekeurige voorbijgangster, [benadeelde 1] . Uit het niets is zij door de verdachte van achteren om haar nek gepakt waarbij de verdachte haar heeft geprobeerd te wurgen en haar nek om te draaien. Erger is voorkomen door de vader van de aangeefster die werd gealarmeerd door hulpgeschreeuw van zijn dochter. Vervolgens heeft de verdachte zich gericht op de vader, aangever [benadeelde 2] . Hij is door de verdachte met één klap bewusteloos geslagen. De verdachte heeft de aangever, toen hij bewusteloos op de grond lag, met kracht tegen het hoofd geschopt en meerdere keren met kracht op het hoofd gestampt. Slechts door ingrijpen van omstanders is ook hier erger voorkomen.
Door zijn handelen heeft de verdachte op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangevers. Beide aangevers waren op weg naar hun vader/opa die in het hospice op sterven lag. Door het handelen van de verdachte zijn beide aangevers niet bij zijn overlijden aanwezig geweest. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Uit de door de aangevers voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat zij nog dagelijks te kampen hebben met de psychische gevolgen van het tegen hen gepleegde geweld.
Na zijn aanhouding heeft de verdachte zich in het cellencomplex van het politiebureau en tijdens het overbrengen naar de rechtbank schuldig gemaakt aan de mishandeling van politieambtenaren. In het politiebureau heeft hij een politieambtenaar met kracht in het gezicht gestompt en tijdens zijn transport naar de rechtbank heeft hij een politieambtenaar met kracht in de pink gebeten. Geweld tegen politieambtenaren, belast met een publieke taak, is onacceptabel. Het gedrag van de verdachte getuigt van gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Een en ander rekent de rechtbank de verdachte ernstig aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank, naast de eerdergenoemde psychiatrische pro justitia rapportage, in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake enig feit is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 september 2023 van S. Janssen als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor Den Haag, waarin het volgende wordt geconcludeerd en geadviseerd:
De reclassering ziet verband tussen de ten laste gelegde feiten, de psychische toestand en het middelengebruik van betrokkene. Dit verband is ook bevestigd middels Pro Justitia onderzoek. Gekeken naar de leefomstandigheden kan gezegd worden dat betrokkene tot zijn aanhouding goed functioneerde en sociaal-maatschappelijk ingebed was in de maatschappij. Er is goed contact met familie en betrokkene heeft een relatie. Deze omstandigheden worden als beschermend gezien. Wel is jarenlang sprake van structureel cannabisgebruik. Ook is uit het onderzoek naar voren gekomen dat betrokkene al langer psychotische symptomen vertoonde, maar hier geen hulp voor heeft gezocht.Betrokkene toonde in de gesprekken met de reclassering probleembesef en enig inzicht in zijn gedrag en problematiek. Hij is erg geschrokken van wat er is gebeurd en betuigde zijn spijt richting de slachtoffers.Momenteel is betrokkene al maanden gedetineerd in het PPC. De reclassering deelt de mening van de andere onderzoekers dat het voor betrokkene goed zou zijn om spoedig naar Duitsland terug te keren, zodat hij kan beginnen aan zijn herstel en zijn leven weer kan oppakken. Als betrokkene in oktober niet aan zijn studie kan beginnen, heeft dit grote gevolgen voor zijn toekomst. De reclassering zie momenteel voldoende mogelijkheden om hem in een ambulant kader te laten behandelen. Dit zou betekenen dat betrokkene bij zijn moeder kan intrekken, kan afstuderen en zijn werk op kan pakken.De reclassering ziet mogelijkheden om betrokkene onder bijzondere voorwaarden een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en hem spoedig terug te laten keren naar Duitsland. Hierbij adviseert de reclassering om hem een toezicht op te leggen, een ambulante behandelverplichting bij een forensische polikliniek, verplichte dagbesteding zoals studie of werk en een middelenverbod met controle hierop. Betrokkene heeft aangegeven mee te willen werken. Tot slot adviseert de reclassering om aan betrokkene een locatieverbod op te leggen voor de gemeente Bergen om de rust voor de slachtoffers te bewaren.De reclassering heeft overleg gehad met de Buitenlandbalie. Voor zover onze kennis reikt is het mogelijk om bovenstaand toezicht met bijzondere voorwaarden over te dragen naar Duitsland. Het lokaal parket zal de overdracht in gang moeten zetten.Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met onderstaande bijzondere voorwaarden:- meldplicht bij de reclassering- ambulante behandeling- drugsverbod- alcoholverbod- contactverbod- locatieverbod- dagbesteding
In het psychiatrisch pro justitia rapport van 20 maart 2023 is vermeld dat de kans op recidive laag tot matig verhoogd wordt geschat. De verdachte heeft aannemelijk een kwetsbaarheid voor een psychotische stoornis waarbij zijn instabiliteit vooral door middelengebruik toeneemt. Hij zou gebaat zijn bij een verslavingsbehandeling gericht op abstinentie. Daarvoor staat hij open en hij stelt zich coöperatief op. Een behandeling zou naar mening van de rapporteurs goed te realiseren zijn binnen de kaders van een zorgmachtiging, van waaruit ook repatriëring naar Duitslang georganiseerd zou kunnen worden.
In een emailbericht van de officier van justitie aan de rechtbank ten behoeve van de zitting van 17 april 2023 is het volgende vermeld:
De aanvraag voor de Zorgmachtiging is afgewezen. Volgens de behandelaar in het PPC waar hij verblijft, is verdachte stabiel genoeg om naar buiten te gaan. Hij wil graag terug naar Duitsland. Zorg is wel geïndiceerd. Dat zal hij dan in Duitsland op moeten pakken.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies die hierboven zijn weergegeven. Gelet op de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid ten tijde van de gepleegde feiten, het laag tot matig verhoogde recidive risico en het feit dat behandeling is aangewezen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte spoedig in staat moet worden gesteld terug te keren naar Duitsland. Zij is daarom van oordeel dat dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd en zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daaraan zal daaraan een proeftijd van twee jaren worden verbonden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden die door Reclassering Nederland zijn geadviseerd. Tot deze voorwaarden behoort een contactverbod met de slachtoffers, maar niet het door de Reclassering geadviseerde locatieverbod voor de gemeente Bergen (NH), nu oplegging daarvan aan een overname van het toezicht door de Duitse autoriteiten in de weg staat.
De rechtbank gaat er vanuit dat de Duitse autoriteiten ingevolge het kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van de Europese Unie dit toezicht zo spoedig mogelijk zullen overnemen. De reclassering is tot die tijd de aangewezen instelling om te monitoren of de verdachte de voorwaarden nakomt.

7.Vorderingen benadeelde partijen

7.1
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.234,80 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
aanschaf bril
aanschaf alarmsysteem
kosten medicatie
kosten psycholoog (gestalttherapie)
parkeerkosten bezoek psycholoog
reiskosten in verband met gesprek met officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van materiële schade op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de aanschaf van een alarmsysteem dient te worden afgewezen omdat er geen rechtstreeks verband is met de feiten. Ten aanzien van de reiskosten onder post 6 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze moeten worden aangemerkt als proceskosten. Ten aanzien van de overig gevorderde materiële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht deze te matigen, gelet op vergelijkbare uitspraken.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade met betrekking tot de posten onder 1, 3, 4 en 5 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. Deze schade is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De schade met betrekking tot de aanschaf van een alarmsysteem moet worden afgewezen, nu er onvoldoende rechtstreeks verband is tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij pijn heeft ondervonden. Daarnaast blijkt uit de toelichting op de vordering en uit het dossier dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte ook geestelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op aard en ernst van de normschending kan dit eveneens worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Gelet op de gevolgen die het bewezenverklaarde voor haar heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen plegen te worden toegekend, komt een bedrag van € 3.000,- de rechtbank billijk voor.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 4.023,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 22,77.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.331,90 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
aanschaf bril
eigen risico zorgverzekering
facturen psycholoog
facturen osteopathie
kosten taxi
reis en parkeerkosten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van materiële schade op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de aanschaf van een nieuwe bril moet worden afgewezen, nu uit de aangifte niet blijkt dat de aangever een bril op had ten tijde van het ten laste gelegde, dan wel dat er een bril zou zijn beschadigd op dat moment. De raadsvrouw heeft bepleit om ook de taxikosten af te wijzen, omdat niet is gebleken dat de aangever niet tot fietsen of besturen van een auto in staat is geweest. Ten aanzien van de reiskosten naar de zitting heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze moeten worden afgewezen, nu de aangever met een gemachtigde advocaat procedeert. De reiskosten naar het Openbaar Ministerie dienen volgens de raadsvrouw te worden aangemerkt als proceskosten.
Voor wat betreft de overige materiële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht deze fors te matigen, gelet op vergelijkbare uitspraken.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade met betrekking tot de posten onder 1, 2, 3, 4 en 5 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. Deze schade is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Over de bril merkt de rechtbank nog op dat ter zitting gezien is dat de benadeelde partij een bril draagt en dat het wel zeer aannemelijk is dat deze door de handelingen van de verdachte als hierboven geschetst beschadigd/vernield is geraakt.
De reiskosten naar het Openbaar Ministerie tot een bedrag van € 24,55, dienen naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als proceskosten. De overige gevorderde reiskosten naar de rechtbank moeten naar het oordeel van de rechtbank worden afgewezen nu de aangever procedeert met een advocaat.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. Daarnaast blijkt uit de toelichting op de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte ook geestelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op aard en ernst van de normschending kan dit eveneens worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Gelet op de gevolgen die het bewezenverklaarde voor hem heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen plegen te worden toegekend, komt een bedrag van € 4.500,- de rechtbank billijk voor.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 6.643,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 24,55.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 300,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Gelet op de gevolgen die het bewezenverklaarde voor hem heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen plegen te worden toegekend, komt een bedrag van € 300,- de rechtbank billijk voor.
De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling politieambtenaar] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.4
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 625,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd tot een bedrag van € 200,-.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij door de verdachte met kracht in zijn pink is gebeten en als gevolg hiervan letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. De pink van de aangever is nog langere tijd ongevoelig geweest, hetgeen de aangever deed denken aan hetgeen er was gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en wat op de zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
De benadeelde partij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Gelet op de gevolgen die het bewezenverklaarde voor hem heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen plegen te worden toegekend, komt een bedrag van € 500,- de rechtbank billijk voor.
De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling politieambtenaar] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 287, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor te Den Haag en zich hierna blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt. Zodra de overdracht van het toezicht naar een Duitse reclasseringsorganisatie rond is, zal deze Duitse reclasseringsorganisatie het toezicht overnemen. Tot die tijd zal GGZ Reclassering Fivoor de verantwoordelijkheid dragen voor het toezicht en dient betrokkene met deze organisatie contact te houden;
  • zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • geen alcohol gebruikt en zal meewerken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt met de slachtoffers, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, studie en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, tot het moment waarop het toezicht door de Duitse autoriteiten wordt overgenomen.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde 1] geleden schade tot een bedrag van
€ 4.023,04 (vierduizend drieëntwintig euro en vier cent), bestaande uit € 3.000,- als vergoeding voor de materiële en € 1.023,04 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 22,77, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 4.023,04 (vierduizend drieëntwintig euro en vier cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 6.643,06 (zesduizend zeshonderddrieënveertig euro en zes cent), bestaande uit € 2.143,06,- als vergoeding voor de materiële en € 4.500,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 24,55, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af de meer of anders gevorderde materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor de overige immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 6.643,06 (zesduizend zeshonderddrieënveertig euro en zes cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 68 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 300,- (driehonderd euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 300,- (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds voorwaardelijk geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. B.S. Selier en mr. H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2023.
Mr. H.P.H.I. Cleerdin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1:
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 10 oktober 2023 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Ik ben op een bankje gaan zitten. Ik wilde de persoon van achteren omhelzen.
Een proces-verbaal van aangifte. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 januari 2023 door aangeefster [benadeelde 1] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 1] afgelegde verklaring (blz. 6-7):
Ik doe aangifte van poging zware mishandeling, gepleegd op 1 januari 2023 aan de Sportlaan te Egmond aan Zee.
Ik zag een man op een bankje zitten en die groette mij. Ik zei hallo terug en liep door. Ik hoorde voetstappen achter mij en zag da man achter mij aan lopen. Ik werd bang en begon te rennen. De man gilde/schreeuwde. Ik begon ook te gillen. Ik voelde dat de man mij van achter vastpakte om mijn nek.
Kwam op de grond terecht. Ik zag mijn vader aan komen lopen en ik hoorde de man achter mij, roepen: :"She is dead".
Ik voelde dat de man die mij vast had, mijn nek begon te draaien. Hij wilde die breken.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 januari 2023 door aangeefster [benadeelde 1] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 2] afgelegde verklaring (blz. 15-17):
Ik keek op een gegeven moment achterom en zag de jongen achter mij aan komen rennen. Ik hoorde de jongen schreeuwen. Ik werd zo bang dat ik begon te rennen en heel hard begon te schreeuwen. De jongen rende op dat moment nog steeds achter mij aan.
Vanuit het niets voelde ik een arm om mijn nek. Ik voelde vervolgens dat ik met kracht naar de grond werd getrokken. Ik zag en voelde dat de man mij met zijn rechterarm om mijn nek vasthield. Ik voelde dat hij mijn keel dichtdrukte. Ik voelde dat ik moeilijk adem kon halen. Ik was echt heel bang.
Terwijl ik op de grond lag hoorde ik de man zeggen: "I love you.". Ik probeerde mij los te maken op de grond maar dit lukte totaal niet. De man hield mij te stevig vast waardoor ik op de grond bleef liggen. Ik kreeg het gevoel dat hij mij in een wurggreep vasthield en dat hij mij daadwerkelijk om het leven wilde brengen. Hij had mijn hoofd namelijk zo vast dat hij mijn nek wilde breken.
Vervolgens hoorde ik vanuit de verte geschreeuw. Ik herkende de stem van mijn vader. Ik zag en voelde dat de man zijn rechterhand op mijn slaap legde. Ik voelde dat hij zijn linkerhand op mijn kaak legde. Ik voelde vervolgens dat hij aan mijn nek begon te draaien. Ik kreeg het gevoel dat hij mijn nek wilde breken. Ik voelde namelijk dat hij met kracht druk uitoefende op mijn hoofd. Vervolgens hoorde ik de jongen zeggen: "She is dead!".
Een proces-verbaal van aangifte. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 januari 2023 door aangever [benadeelde 2] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] afgelegde verklaring (blz. 9-10):
Ik werd gebeld door mijn dochter. Mijn dochter was in paniek. Ik hoorde haar zeggen dat ze door een man werd achtervolgd. Ik zat op dat bij mijn vader in de kamer van de hospice en ik ben meteen naar buiten gerend. Ik hoorde mijn dochter om hulp roepen. Op een gegeven moment zag ik mijn dochter op de grond liggen. Ik zag dat een man mijn dochter vast hield. Ik zag dat de man een soort nekklem om de keel van mijn dochter had. Ik zag de man met zijn andere hand de klem aanzetten. Ik heb geschreeuwd: "laat los" en heb de man een trap gegeven. Ik hoorde de man "I kill you" schreeuwen.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 19 juli 2023 door getuige [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
Toen [getuige 2] en ik in Egmond reden zag we een jongen en een dame tegen een muurtje op het trottoir op de grond liggen. Zij werd gewurgd. Dit zag er vrij heftig uit.
Haar strot werd dichtgeknepen met zijn arm. Zij werd van achter gewurgd. [getuige 2] en ik sprongen uit de auto. Op dat moment liep een man, die later haar vader bleek te zijn, ook naar haar toe. Op dat moment kon die dame ontsnappen. Ze was helemaal kaal geplukt zowat. Hij had één arm om haar nek en met die andere arm hield hij die arm op zijn plek en zette hij druk. Zij werd dus echt met twee armen gewurgd.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 19 juli 2023 door getuige [getuige 2] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
Ik zag dat de jongen met zijn rug naar de duinkant zat. Zij zat met haar rug naar hem toe en hij had haar vast in een wurghouding.
Hij pakte haar van achteren bij haar nek vast met zijn elleboog om haar nek heen. Zij probeerde los te komen. Hij was een aantal keren aan het vasthouden en trekken.
Een proces-verbaal van bevindingen. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] (blz. 53-54):
Op 2 januari 2023 was ik belast met het uitkijken en beschrijven van de camerabeelden van de Hospice Egmond aan de Sportlaan te Egmond aan Zee naar aanleiding van een zware mishandeling welke is gepleegd op 1 januari 2023.
Aan de bosrand, ongeveer 200 meter van de beveiligingscamera zag ik een bankje in het
bos, ik zag daar vermoedelijk een persoon bij, deze persoon was in het zwart gekleed.
Ik zag dat deze persoon bewoog.
Ik zag dat deze persoon om 12:29 uur over de doorgaande weg, Sportlaan, zichzelf naar
de andere kant van de weg verplaatsten, naar de kant van de Hospice Egmond.
Na onderzoek is gebleken dat deze persoon, verdachte [verdachte] bleek te zijn.
Ik zag dat er nog één ander persoon langs de doorgaande weg liep, aan de zelfde kant
als [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] achter deze persoon aan liep. Ik hoorde dat [verdachte] riep:
"Hey". Ik zag dat [verdachte] zijn stappen versnelde en achter de persoon aanrende. Ik hoorde dat de persoon waar [verdachte] achteraan rende hard gillen met een schel geluid. Het klonk als een vrouw. Ik zag dat de vrouw wegrende omdat [verdachte] er achteraan rende. Ik zag dat [verdachte] om 12.21 uur heel dicht achter de vrouw rende.
Ik zag de personen niet meer, wel hoorde ik nog het gegil van [benadeelde 1] en het geschreeuw van NN. Ik hoorde dat NN1 allerlei dingen riep waarvan ik het volgen heb verstaan:
:"she is dead" "she is focking dead" na een aantal seconde hoorde de verba nog een keer "she is dead".
Ten aanzien van feit 2:
Een proces-verbaal van aangifte. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 januari 2023 door aangever [benadeelde 2] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] afgelegde verklaring (blz. 9-11):
Ik wil aangifte doen van zware mishandeling, gepleegd op 1 januari 2023 om 12.23 uur aan de Sportlaan 2 te Bergen (
de rechtbank begrijpt: Egmond aan Zee, gemeente Bergen). Op een gegeven moment heb ik een klap van achter gekregen van de man die mijn dochter had aangevallen, ik ben door deze klap buiten kennis gegaan. Ik heb gehoord dat de man daarna 5 of 6 keer op mijn hoofd heeft geschopt, tijdens het schoppen heeft hij wederom "I kill you"
geschreeuwd. De man is daarna door omstanders overmeesterd.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering (aanvullend pv):
Dit geschrift houdt in de geneeskundige verklaring van de huisarts [arts] :
Datum onderzoek 10 januari 2023.
Uitwendig waargenomen letsel bij [benadeelde 2] :
- verwonding onderlip links
- rechter oor is nog opgezet net als rechter wang
- linker wang nog wat opgezet
vermoeden van hersenschudding
op 1 januari bewustzijnsverlies
geschatte duur van de genezing: enkele weken.
Een proces-verbaal van bevindingen. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 1 januari 2023 (blz. 43-44):
Ik heb het slachtoffer [benadeelde 2] gezien, toen hij in de ambulance verzorgd werd. Ik hoorde en zag, dat een medewerker van de ambulance aan een mij verder onbekend gebleven man vroeg, of het slachtoffer buiten westen was geweest. Ik hoorde de man zeggen, dat hij had gezien, dat het slachtoffer ongeveer één minuut buiten westen was geweest.
Ik zag, dat [benadeelde 2] letsel had aan zijn hoofd. Ik zag een flinke bloedende wond aan de rechterzijde van zijn hoofd.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 januari 2023 door getuige [getuige 3] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 6] afgelegde verklaring (blz. 23-24):
Ik was hier zojuist in de hospice. Ik hoorde een schreeuw buiten op straat. Ik zag een persoon met blond haar. Ik hoorde hem schreeuwen en naar de overkant rennen. Ik zag achter die man een andere man bellen.
Op een gegeven moment zag ik, dat de schreeuwende man de bellende man zag. Ik zag, dat hij naar die bellende man toe rende en hem omgooide, waardoor die man op de grond viel. De liggende man lag in het gras met zijn hoofd bij de weg. Ik zag dat de man de liggende man een schop gaf tegen zijn hoofd.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 19 juli 2023 door getuige [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
De jongen liep weg van ons. Aan de andere kant van die jongen zijn we uit de auto gesprongen. Die jongen schrok en liep naar de overkant van de straat.
Hij rende op de vader af en in een aanloop gaf hij een stoot op zijn slaap. De vader viel in één keer bewusteloos als een lappen pop met zijn gezicht in het gras. Die jongen rende er op af en schopte vol tegen het hoofd van die vader. Hij begon toen op het hoofd te stampen. Hij had hem één keer getrapt en misschien twee of drie keer gestampt.
Wij hebben hem toen meteen overmeesterd.
Het waren harde trappen en de man was bewusteloos. Ik was echt bang dat zijn hersens eruit zouden komen.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 19 juli 2023 door getuige [getuige 2] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
De jongen draaide zich om. Die vader was achter hem aangelopen. Die jongen gaf die vader toen een klap op de zijkant van zijn gezicht. Die vader ging meteen knock out. Ik zag die jongen de man eerst één keer vol in zijn gezicht trappen alsof zijn hoofd een voetbal was. Daarna zag ik hem stampen op zijn hoofd van boven naar beneden. U vraagt hoe vaak ik dat gezien heb. Ik schat een stuk of vijf keer.
U vraagt mij of de man bij kennis was toen ik bij hem was. Nee, hij deed helemaal niets meer. Ik dacht op dat moment dat hij dood was. Hij verweerde zich niet tegen de trappen.
Ten aanzien van feit 3:
Een proces-verbaal van aangifte. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 januari 2023 door aangever [benadeelde 3] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 7] afgelegde verklaring (blz. 12-13):
Ik doe aangifte van mishandeling, gepleegd op 1 januari 2023 om 16.15 uur aan het Mallegatsplein 2 te Alkmaar. Op 1 januari 2023 was ik werkzaam bij het basisrechercheteam Alkmaar. Ik was naar cel 18 gelopen om [verdachte] te vragen om mee te werken aan de WMG (Wet middelen gebruik) Tijdens het gesprek stond [verdachte] tegenover mij. Tijdens het gesprek, vanuit het niets, sloeg [verdachte] met een gebalde vuist hard op mijn gezicht. Ik voelde dat hij mij hard raakte aan de rechterzijde van mijn kaak en bij mijn onderlip. Ik voelde direct pijn en voelde dat mijn lip gezwollen was. Ik voelde dat mijn ondertanden losser zaten dan daarvoor.
Een proces-verbaal van verhoor. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 januari 2023 door getuige [getuige 4] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 7] afgelegde verklaring (blz. 34):
Collega [benadeelde 3] (
de rechtbank begrijpt: [benadeelde 3]) heeft op een rustige toon uitgelegd in het Duits dat er een speekseltest afgenomen zou worden en dat als hier niet aan voldaan word er consequenties daaraan zitten. [verdachte] leek het te begrijpen maar weigerde toen mee te werken. Uit het niks zag ik dat [verdachte] met gebalde hand krachtig uithaalde richting [benadeelde 3] , [benadeelde 3] deed een stap terug en ik heb de deur gesloten van de cel. Ik keek naar [benadeelde 3] en zag wat bloed in zijn mond zitten, ook zag ik dat zijn lip vrijwel direct aan het opzwellen was.
Ten aanzien van feit 4:
Een proces-verbaal van aangifte met een fotobijlage van de gewonde pink. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 januari 2023 door aangever [benadeelde 4] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 8] afgelegde verklaring (aanvullend pv):
Ik doe aangifte van eenvoudige mishandeling, gepleegd op 4 januari 2023 tussen 09.00 uur en 09.15 uur.
Ik werk als medewerker bij de afdeling arrestantenzaken. Ik kreeg te horen dat wij de verdachte [verdachte] , geboren op 16 februari 2001 over moesten brengen naar de rechtbank Haarlem.
Ik heb de twee openslaande deuren van de arrestantenbus geopend. Ik zag dat [verdachte] niet meer op zijn stoel zat maar op de grond met zin armen om de stoel heen geklemd. Ik heb het schouderblad van [verdachte] aangeraakt om contact te maken. Ik merkte dat [verdachte] daar niet op reageerde. Toen heb ik met mijn hand lichtjes in zijn nek geknepen en opnieuw sprak ik hem aan.
Ik zag dat [verdachte] zich daarop nog steviger ging vasthouden aan de stoel, hier reageerde ik op door mijn arm om zijn nek heen te doen, om [verdachte] de bus uit te kunnen trekken. Ik merkte dat hij weerstand bood en niet mee werkte. Ik zag dat [verdachte] zijn gezicht naar mijn rechterhand toe draaide en ik zag dat hij in mijn vinger beet.
Ik zei hardop: "Hij bijt in mijn vinger!". Ik voelde de tanden van [verdachte] in mijn pink. Ik voelde dat de tanden met kracht en druk in mijn vinger bleven staan. Ik probeerde mijn vinger los te trekken maar toen voelde ik dat de pijn erger werd. Ik voelde dat [verdachte] ongeveer tien seconde mijn vinger vastbeet. Ik was erg angstig, ik had het gevoel dat [verdachte] niet meer los zou laten en dat hij mijn vinger eraf zou bijten. Ik heb toen met mijn linkerhand een tik op zijn wang gegeven. Uiteindelijk voelde ik dat [verdachte] stopte met bijten en dat mijn pink loskwam.
Ik heb toen mijn handschoenen uitgedaan. Ik zag dat mijn pink een wondje. Ik zag dat de huid beschadigd was. Ik zag dat het wondje niet erg bloedde. Ik probeerde of ik mijn pink kon buigen en ik zag dat dit lukte.