ECLI:NL:RBNHO:2023:10570

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10340935 \ CV EXPL 23-965
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van huurtermijnen en proceskosten in verband met beëindiging huurovereenkomst na verkoop kiosk

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een vordering tot betaling van huurtermijnen. [eiser] heeft op 30 januari 2023 een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die in persoon procedeerde. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een kiosk, gelegen aan het [adres] te [plaats 1], die op 1 januari 2021 is ingegaan. De huurprijs bedroeg € 21.000,00 per jaar, exclusief btw. [eiser] vorderde betaling van achterstallige huur en toekomstige huurtermijnen, omdat [gedaagde] volgens hem tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst.

Tijdens de zitting op 19 september 2023 bleek dat [gedaagde] de kiosk op 21 januari 2022 aan een derde had verkocht, met medeweten van [eiser]. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst was geëindigd, omdat [eiser] geen eigenaar meer was van de kiosk en deze niet meer aan [gedaagde] in gebruik kon geven. De rechter concludeerde dat de vordering van [eiser] niet kon worden toegewezen, omdat er geen huurverhouding meer bestond tussen partijen. De kantonrechter wees de vordering van [eiser] af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten, die voor [gedaagde] op nihil werden vastgesteld, aangezien hij in persoon had geprocedeerd.

De uitspraak benadrukt het belang van eigendom en de gevolgen van verkoop voor bestaande huurovereenkomsten. De rechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen op basis van het feit dat de rechtsgrond voor de vordering niet meer bestond, aangezien de huurovereenkomst was geëindigd door de verkoop van de kiosk aan een derde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10340935 \ CV EXPL 23-965
Uitspraakdatum: 11 oktober 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. I.M. Mos-Bolier
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 30 januari 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 19 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] was tot 15 september 2022 bij de KvK ingeschreven als vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijf 1] (hierna: de vof). De inmiddels ex-partner van [gedaagde] was de tweede vennoot.
2.2.
Op 1 januari 2021 is een huurovereenkomst door [eiser] als verhuurder en [gedaagde] en de ex-partner als huurders en vennoten van de vof ondertekend. In de huurovereenkomst is – voor zover relevant – bepaald dat:
In aanmerking nemendeDat de verhuurder eigenaar is van een roerende zaak, hierna te noemen het gehuurde, staande en gelegen aan het [adres] te [plaats 1].Dat het gehuurde aan de verhuurder en aan de huurder genoegzaam bekend is, zodat daarvan geen nadere omschrijving nodig is (…)1. Deze huurovereenkomst is ingegaan op 1 januari 2021(…)AlgemeenDe huurovereenkomst betreft de kiosk met de naam “[bedrijf 2]”gelegen aan het [adres] op de strandafrit met het recht van gebruik en de huurovereenkomst met de gemeente [plaats 1].(…)BetalingsconditiesDe huurprijs per jaar bedraagt € 21.000,00 excl. btw voor het gehuurde.(…)Voor de inventaris wordt een bedrag ad € 25.000,00 excl. btw gerekend ter overname, welk te is betalen voor aanvang van de exploitatie.
2.3.
Op 21 januari is tussen [eiser] als verkoper en [gedaagde] en de ex-partner als kopers en vennoten van de vof een koopovereenkomst tot stand gekomen voor de aankoop van de kiosk per 1 januari 2025. In de koopovereenkomst is – voor zover relevant – bepaald dat:
Verkoop:De verkoop geschied per datum 01 januari 2025, of zover anders bepaald door overeenstemming tussen beide partijen.De verkoopprijs van het bedrijf, met gebruik van de naam en de gemeentelijke vergunning bedraagt € 100.000,00 (…).Te leveren object en toebehorenHet bedrijf Kiosk [bedrijf 2] wordt in zijn geheel verkocht aan de kopers voor de in dit contract vermelde verkoopprijs. (…)
2.4.
Voor het jaar 2021 is de huur van € 21.000,00 voldaan.
2.5.
Een bedrag van € 25.000,00 is voldaan ter zake van de inventaris.
2.6.
De kiosk is per april 2022 door [gedaagde] verkocht aan een derde.
2.7.
[eiser] heeft, naast de hiervoor genoemde bedragen, van [gedaagde] in ieder geval
€ 96.000,00 en € 2.000,00 ontvangen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
- € 27.527,50 ter zake van de huurtermijnen vanaf januari 2022 tot en met januari 2023;
- € 48.702,50aan (toekomstige) huur tot de einddatum van de huurovereenkomst;
- € 1.158,01 ter zake de rente tot 18 januari 2023;
- € 1.537,30 ter zake de buitengerechtelijke kosten;
te vermeerderen met wettelijke rente en kosten
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst, omdat hij de huur niet betaalt. Aan de vordering van de toekomstige termijnen legt [eiser] ten grondslag dat nakoming blijvend onmogelijk is waardoor de alle huurtermijnen tot het einde van de huur reeds nu verschuldigd zijn (ex artikel 6:80 lid 1 BW). Subsidiair worden de toekomstige termijnen als schadevergoeding gevorderd wegens het toerekenbaar tekortschieten en meer subsidiair als schadevergoeding wegens gedeeltelijke ontbinding van de huurovereenkomst.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan dat partijen nader zijn overeengekomen de levering van de kiosk aan hem (die in 2025 zou plaatsvinden) naar voren te halen, zodat hij de kiosk aan een derde kon doorverkopen. Die levering en doorverkoop hebben ook plaatsgevonden en [gedaagde] heeft via de bank en in contanten verschillende betalingen aan [eiser] verricht. Het totaal van die betalingen is méér dan [eiser] thans aan huurachterstand vordert, zodat [gedaagde] niets meer aan [eiser] verschuldigd is.

5.De beoordeling

5.1.
Ter zitting is gebleken dat het aanvankelijk de bedoeling van partijen was dat [eiser] de kiosk aan [gedaagde] en zijn ex-partner, althans de v.o.f., zou verkopen. Omdat [gedaagde] en zijn ex-partner het aankoopbedrag niet in ineens konden voldoen, werd overeengekomen dat de kiosk eerst vier jaar gehuurd zou worden, waarna er voldoende buffer zou moeten zijn om (alsnog) tot koop en levering over te kunnen gaan. De totale koopsom bestond daarmee uit vier jaren huur plus een eenmalig bedrag.
5.2.
Ter zitting is tevens duidelijk geworden dat in januari 2022 de kiosk is (door)verkocht aan een derde partij met medeweten van [eiser]. [eiser] heeft ter zitting erkend geen eigenaar meer te zijn van de kiosk. [eiser] heeft tevens erkend bedragen van [gedaagde] te hebben ontvangen naar aanleiding van de verkoop, maar stelt nog recht te hebben op een geldbedrag. [gedaagde] meent daarentegen reeds aan alle betalingsverplichtingen uit hoofde van de verkoop van de kiosk te hebben voldaan. Daarmee is duidelijk geworden dat indien en voor zover [eiser] nog iets van [gedaagde] te vorderen heeft, die vordering gebaseerd is op verkoop van de kiosk aan [gedaagde].
5.3.
De rechtsgrond van de vordering zoals bij dagvaarding is ingesteld, is echter niet-nakoming van de eerder tussen partijen tot stand gekomen huurovereenkomst. Van huur is echter sinds januari 2022 geen sprake meer: vast staat dat [eiser] sindsdien geen eigenaar meer van de kiosk is en deze dus ook niet meer aan [gedaagde] in gebruik kan geven, nog daargelaten dat de kiosk inmiddels in gebruik is bij een derde en dus niet bij [gedaagde]. Met de verkoop en levering van de kiosk aan [gedaagde] moet de huurovereenkomst tussen partijen geacht worden te zijn geëindigd, zodat [gedaagde] vanaf januari 2022 geen huur meer aan [eiser] verschuldigd is. De aangevoerde grondslag kan de vordering dus niet dragen.
5.4.
De vorderingen [eiser], inclusief incassokosten en rente, worden dan ook afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil nu hij in persoon heeft geprocedeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter