ECLI:NL:RBNHO:2023:1056

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
HAA 22/4266
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar het UWV had haar aanvraag afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 19,10%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd en dat haar beperkingen niet correct waren ingeschat.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 22 februari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B), die alle relevante medische informatie had meegewogen. Eiseres had geen nieuwe medische informatie ingebracht die haar standpunt onderbouwde.

De rechtbank bevestigde dat de arbeidsdeskundige B&B op basis van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 juli 2022 had vastgesteld dat eiseres in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende had onderbouwd dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten en dat de stelling van eiseres dat zij de functies niet kon vervullen, niet overtuigend was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht had op de WIA-uitkering en dat de proceskosten niet vergoed zouden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/4266

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.M.T. Korff),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder.

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 18,27%.
Met het besluit van 13 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar tegen het eerdere besluit ongegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 19,10%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als verzorgende IG voor 26,23 uur per week. Terwijl eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft zij zich op 25 februari 2019 ziek gemeld in verband met gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 22 februari 2021 minder dan 35%, namelijk 19,10%, arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 5 juli 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 juli 2022.
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 6 juli 2022.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat sprake is van onzorgvuldig medisch onderzoek, althans dat de conclusies gebaseerd op dit onderzoek onjuist zijn. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts het medisch dossier wel opgevraagd bij de behandelend sector (de neuroloog), maar het is onduidelijk of dit is ontvangen. Het medisch dossier is niet of onvoldoende meegewogen in het medisch oordeel van de verzekeringsarts. Daarnaast voert eiseres aan dat zij beperkter is dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Het expertiserapport door een verzekeringsarts dat zij in de bezwaarprocedure heeft ingebracht, bevestigt volgens eiseres haar visie. Het huidige oordeel doet geen recht aan de situatie van eiseres per datum in geding. Tot slot stelt eiseres zich op het standpunt dat de geduide functies door de arbeidsdeskundige onjuist zijn. Volgens eiseres dienen vanwege verdergaande beperkingen de geduide functies komen te vervallen.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35%, namelijk 19,10% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 22 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 22 februari 2021 19,10% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier, waarin onder meer zijn opgenomen de resultaten van het medisch onderzoek door de verzekeringsarts, het door eiseres ingebrachte expertiserapport van verzekeringsarts A.J. van der Burgh-Huurman van 2 mei 2022 en de medische informatie van neuroloog B.C. Ter Meulen van 5 juli 2021 die verkregen is tijdens de primaire beoordeling. Verder heeft hij kennisgenomen van het bezwaar van eiseres, heeft hij eiseres gesproken op de hoorzitting en aansluitend lichamelijk onderzoek verricht. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten rug- en nekklachten en pijnklachten van de bovenste extremiteiten, heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 22 februari 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
11. Eiseres voert aan dat zij beperkter is dan de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen. De medische informatie van de neuroloog van 5 juli 2021 en het rapport van A.J. van der Burgh-Huurman van 2 mei 2022 bevestigen dit volgens eiseres.
12. De rechtbank stelt vast dat de medische informatie waarnaar eiseres verwijst door de verzekeringsarts B&B is meegewogen in zijn oordeel over de belastbaarheid. Dit heeft ertoe geleid dat de verzekeringsarts B&B medische argumenten zag om af te wijken van het primaire oordeel en de verzekeringsarts B&B heeft naar aanleiding hiervan de FML aangepast. Eiseres heeft haar standpunt in beroep niet met nieuwe medische informatie onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 22 februari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 6 juli 2022 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als verzorgende IG, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
De schatting is gebaseerd op:
- ( sbc-code 532040) Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank;
- ( sbc-code 315173) Telefonisch verkoper (outbound);
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie).
En de reservefuncties zijn:
- ( sbc-code 315174) Telefonist (centrale, medewerker callcenter (Inbound);
- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 22 februari 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 80,90% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 19,10% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd eiseres per 22 februari 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum voor minder dan 35%, namelijk 19,10%, arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 9 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.