ECLI:NL:RBNHO:2023:1054

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
C/15/330120 / HA ZA 22-430
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor verzakking van oprit en schutting door bouwwerkzaamheden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de aansprakelijkheid van [gedaagde partij] centraal voor de verzakking van de oprit en schutting van [eiser]. De zaak is ontstaan na bouwwerkzaamheden aan een nabijgelegen perceel, uitgevoerd door [gedaagde partij], waarbij [eiser] schade aan zijn onroerende zaak heeft geconstateerd. [gedaagde partij] heeft aansprakelijkheid erkend, maar betwist de omvang en hoogte van de schade, en heeft een beroep gedaan op eigen schuld van [eiser]. Beide partijen hebben deskundigenrapporten ingediend die elkaar op belangrijke punten tegenspreken. De rechtbank heeft besloten dat een deskundigenbericht noodzakelijk is om de aard en omvang van de schade vast te stellen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moeten worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank heeft bepaald dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [eiser] moet worden gedeponeerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/330120 / HA ZA 22-430
Vonnis van 25 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente 1] ,
eiser,
advocaat mr. E. Bosscher te Heerenveen,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3] B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. F.P. Klaver te Alkmaar.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk, in enkelvoud, worden aangeduid als [gedaagde partij] .
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag of en zo ja in hoeverre de werkzaamheden die [gedaagde partij] aan het perceel [adres 1] heeft uitgevoerd de verzakking van de oprit en schutting van perceel [adres 2] hebben veroorzaakt. [gedaagde partij] heeft aansprakelijkheid erkend voor de eventueel door haar werkzaamheden ontstane schade, maar zij betwist de omvang en hoogte van de schade. Zij heeft ook een beroep gedaan op eigen schuld van [eiser] . Beide partijen hebben een aantal, inhoudelijk tegenstrijdige, deskundigenrapporten in het geding gebracht. De rechtbank kan op basis daarvan geen beslissing nemen omtrent de aard en omvang van de schade en heeft het voornemen om een deskundigenbericht te bevelen. Partijen mogen zich daarover uitlaten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juli 2022 met producties 1-23;
- de conclusie van antwoord met producties 1-17;
- het tussenvonnis van 12 oktober 2022;
- de akte naar aanleiding van het tussenvonnis aan de zijde van [eiser] met producties 24-25;
  • het bericht van de zijde van [gedaagde partij] met producties 18-20;
  • de akte wijziging van eis, alsmede akte overlegging producties met producties 26-36;
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 16 december 2022, waar zijn verschenen [eiser] , vergezeld van mr. Bosscher voornoemd, en de heren [naam 1] en [naam 2] , vergezeld van mr. Klaver voornoemd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mr. Bosscher en mr. Klaver hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan [adres 2] te [plaats] , gemeente [gemeente 1] . Het buurperceel, [adres 1] , is op 5 februari 2021 verkocht en geleverd aan de heer [de buurman] (hierna: [de buurman] ), die al eigenaar was van de [adres 3] .
2.2.
[gedaagde 1] is een aannemingsbedrijf op het gebied van burgerlijke en utiliteitsbouw. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn haar vennoten.
2.3.
[eiser] heeft in de loop van 2020-2021 zijn oprit opnieuw laten bestraten en een nieuwe schutting laten plaatsen langs de erfgrens met het perceel van [de buurman] .
2.4.
[de buurman] heeft rond oktober 2021 opdracht gegeven aan [gedaagde partij] om de bestaande woning op het adres [adres 1] te slopen en een nieuwbouwwoning met kelder te realiseren.
2.5.
In verband hiermee heeft een medewerker van De Huizenspecialist op 26 juli 2021 in opdracht van [gedaagde partij] een bouwkundige opname uitgevoerd aan [adres 2] (hierna: de eerste nulmeting). In het daarvan opgemaakte rapport van 30 juli 2021 staat bij alle foto’s betreffende de erfafscheiding vermeld:

Overzicht van de erfafscheiding.
Geen opmerkingen.
2.6.
Omstreeks oktober 2021 is [gedaagde partij] in de buurt van de erfgrens begonnen met het uitgraven van een bouwput en het wegpompen van het grondwater. Voorafgaand daaraan zijn damwanden in de grond getrild door Heicon B.V., gevestigd te Heerhugowaard, en is een stempelraam geplaatst.
2.7.
Bij brief van 8 november 2021 heeft [eiser] [gedaagde partij] in de persoon van de heer [naam 1] aansprakelijk gesteld:

(…) Als gevolg van het diep uitgraven van een bouwput en het wegpompen van grondwater vlak naast de erfgrens op perceel [adres 1] , is aanzienlijke schade aan mijn perceel ontstaan. De net nieuw geplaatste schutting, gemonteerd op een betonnen fundatie, en ook het net nieuw aangelegde pad verzakt en schuift weg door uw werkzaamheden. Ik heb u hiervan meteen op 25 oktober 2021 op de hoogte gesteld.
Op 26 oktober 2021 is een medewerker van u, [naam 2] , langs geweest en heeft de schade geconstateerd en foto’s genomen. (…)
Voor de veroorzaakte schade acht ik u volledig aansprakelijk. Daarom verzoek en voor zover nodig sommeer ik u om binnen 14 dagen schriftelijk uw aansprakelijkheid te erkennen. Als de hoogte van het schadebedrag bekend is kom ik hier schriftelijk op terug. (…)”.
2.8.
Bij brief van 15 november 2021 heeft [gedaagde partij] aan [eiser] - voor zover van belang - het volgende medegedeeld:

(…) Op 26 Oktober 2021 hebben we geconstateerd dat er schade is ontstaan aan u pad en schutting.
Ondanks dat wij ons uiterste beste hebben gedaan, doormiddel van een stalen damwand te slaan is er schade ontstaan aan u pad en schutting.
Wij betreuren de schade ten zeerste, en zullen deze schade melden bij onze CAR verzekering om het vervolgens naar tevredenheid op te lossen.
Bij deze erkennen wij de aansprakelijkheid voor het ontstaan van de schade. (…).”
2.9.
Op 20 december 2021 heeft een medewerker van De HuizenSpecialist in opdracht van [eiser] een bouwkundige tussenopname uitgevoerd aan [adres 2] . In het rapport van 24 december 2021 zijn de volledige erfafscheiding tussen [adres 2] en [adres 1] en de oprit van [eiser] in beeld gebracht. Een aantal foto’s is gemaakt met een waterpas. In het rapport staat bij bijna alle foto’s betreffende de erfafscheiding vermeld:

Enkele lichte scheuren.
2.10.
Partijen hebben vervolgens veelvuldig gecorrespondeerd en zijn in discussie geraakt over de omvang van de schade en de herstelkosten.
2.11.
Op 29 juni 2022 heeft [eiser] met toestemming van de voorzieningenrechter conservatoir beslag doen leggen op alle voor zodanig beslag vatbare vorderingen, die [gedaagde partij] heeft op [de buurman] of [bedrijfsnaam] B.V., het bedrijf waarvan [de buurman] middellijk (enig) aandeelhouder is.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na vermeerdering van zijn eis - samengevat - dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde partij] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 97.522,67 aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag.
[gedaagde partij] heeft onrechtmatig gehandeld doordat zij met de door haar uitgevoerde werkzaamheden schade heeft toegebracht aan de schutting en de oprit van [eiser] . [gedaagde partij] heeft een diepe bouwput uitgegraven, waardoor het grondwater vlak naast de grens met het perceel van [eiser] is weggepompt. Daardoor zijn de schutting en de bestrating van de oprit van [eiser] verzakt. Uit het rapport van 5 december 2022 van Hanselman Groep B.V. (hierna: Hanselman) blijkt dat een aantal paalvoeten van de schutting op 21 oktober 2022 horizontaal uit het lood stond. Er zijn horizontale afwijkingen gemeten tot 7,5 centimeter.
[gedaagde partij] heeft aansprakelijkheid erkend. Er is geen sprake van eigen schuld aan de zijde van [eiser] . [gedaagde partij] is daarom gehouden het volledige schadebedrag van € 97.522,67 te betalen. De schade bestaat onder meer uit een post herstel schutting en straatwerk van in totaal € 47.688,-.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer. [gedaagde partij] betwist de omvang en de hoogte van de schade en doet een beroep op eigen schuld van [eiser] . Daartoe voert zij, samengevat, aan dat uit de eerste nulmeting is gebleken dat de schutting van [eiser] reeds aan het wijken was, voordat de werkzaamheden van [gedaagde partij] waren gestart. Daarnaast waren de geconstateerde naden tussen de tegels van de oprit van [eiser] reeds aanwezig voordat de werkzaamheden plaatsvonden. Althans, het valt niet aan te tonen dat deze naden breder zijn geworden door de verzakking. De herstelkosten moeten zich daarom beperken tot herstel van de schade die werkelijk het gevolg is van de werkzaamheden door [gedaagde partij] . [gedaagde partij] stelt dat ook sprake is van 40 procent ‘eigen schuld’ aan de zijde van [eiser] . Dat moet meegenomen worden bij de vaststelling van de schadevergoeding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Onrechtmatige daad

4.1.
[eiser] baseert zijn vordering tot betaling van schadevergoeding op de stelling dat [gedaagde partij] met de bouwwerkzaamheden die zij heeft verricht aan de [adres 1] jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld. [gedaagde partij] erkent aansprakelijkheid voor eventueel door haar handelen/nalaten ontstane schade aan het perceel van [eiser] , maar betwist de door [eiser] gestelde omvang en hoogte van de schade. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
4.2.
Partijen hebben ter onderbouwing van hun stellingen over en weer verwezen naar rapporten van door hen ingeschakelde (partij)deskundigen. Die spreken elkaar op belangrijke punten tegen.
Benoeming van een deskundige
4.3.
Gelet op de technische aard van het geschil en het feit dat partijen verschillende, inhoudelijk tegenstrijdige, deskundigenrapporten in het geding hebben gebracht, dient [eiser] zijn stelling dat de door hem opgevoerde schade aan herstelkosten het gevolg is van de bouwwerkzaamheden te bewijzen. In het licht van de betwisting door [gedaagde partij] is dit bewijs thans nog niet - ook niet voorshands - geleverd. Er kan nog niet met zekerheid worden vastgesteld dat de gestelde schade geheel of gedeeltelijk als gevolg van de bouwwerkzaamheden van [gedaagde partij] is geleden. De rechtbank acht daarom een deskundigenbericht noodzakelijk om antwoord te krijgen op deze vraag.
4.4.
Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen - gelijktijdig - in de gelegenheid stellen zich uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.5.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van constructie, fundering en verzakkingen en dat de volgende vragen aan de te benoemen deskundige dienen te worden voorgelegd:
1. Kunt u op basis van de voorhanden zijnde foto’s en andere bescheiden bepalen hoe de toestand van de oprit, de schutting en de fundering van de schutting op het perceel [adres 2] te [plaats] was voordat [gedaagde partij] de werkzaamheden op perceel [adres 1] begon?
2. Indien u vraag 1 bevestigend beantwoordt, kunt u dan aangeven op welke punten die toestand op perceel [adres 2] afwijkt van de toestand zoals die nu is?
3. Voor het geval u verschillen ziet tussen de toestand op perceel [adres 2] voor de werkzaamheden van [gedaagde partij] en de toestand nu, wat is naar uw oordeel de oorzaak van die verschillen? Indien er meerdere oorzaken zijn, verzoekt de rechtbank u, zo mogelijk, te specificeren in welke mate iedere oorzaak daaraan heeft bijgedragen?
4. Op welk bedrag begroot u de herstelkosten van de door u als antwoord op vraag 2 te noemen punten?
5. Voor het geval (mede) ten gevolge van de werkzaamheden van [gedaagde partij] herstelwerkzaamheden op perceel [adres 2] nodig zijn, in hoeverre is het herstel daarmee definitief en in hoeverre verwacht u, dat later aanvullend herstel nodig is? Indien u verwacht dat later aanvullend herstel nodig is, welke herstelwerkzaamheden zijn dan nodig en op welk bedrag begroot u de daaraan verbonden kosten?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden betaald.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 februari 2023voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: AFS/PY