ECLI:NL:RBNHO:2023:10529

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
10594846 \ WM VERZ 23-408
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over verkeersboete wegens niet volgen van voorsorteerstrook op kruispunt

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De boete was opgelegd omdat betrokkene op een kruispunt niet de richting volgde die de voorsorteerstrook aangaf. Betrokkene, een motorrijder, stelde dat hij in een normale verkeerssituatie een file van auto’s voor een stoplicht links was voorbijgereden en daarbij kort voor het kruispunt de rijstrook voor linksaf had geraakt, waarna hij rechtdoor was gereden. Hij betoogde dat hij geen hinder of gevaar had veroorzaakt en dat hij niet als 'verkeershufter' kon worden aangemerkt.

De kantonrechter oordeelde dat het beroep ongegrond was. Volgens artikel 78 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) zijn bestuurders verplicht om op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook aangeeft. De rechter concludeerde dat betrokkene deze verkeersregel had overtreden, wat de rechtmatigheid van de opgelegde boete bevestigde. De kantonrechter merkte op dat voor het opleggen van een boete geen opzet of schuld vereist is en dat het niet relevant is of er hinder of gevaar is veroorzaakt. De rechter verwierp ook het argument dat de boete te hoog zou zijn, aangezien dit niet ter beoordeling aan de kantonrechter stond.

Daarnaast werd opgemerkt dat de filegedragscode voor motorrijders niet van toepassing was, omdat deze alleen geldt voor snelwegen. De overtreding vond plaats op een provinciale weg in de bebouwde kom. De kantonrechter concludeerde dat, hoewel betrokkene mogelijk gelijk had dat veel motorrijders soortgelijke overtredingen begaan, dit niet betekende dat zijn gedraging was toegestaan. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter benadrukte dat betrokkene de mogelijkheid had om de wetgeving aan te kaarten, maar dat dit geen rol speelde in de beoordeling van deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10594846 \ WM VERZ 23-408
CJIB-nummer : 247858064
Uitspraakdatum : 19 september 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zaak is behandeld op de zitting van 19 september 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene heeft erop gewezen dat het een normale situatie is dat hij als motorrijder een file van auto’s voor een stoplicht links voor-bijrijdt en dat hij daarbij alleen vlak voor het kruispunt de rijstrook voor linksaf heeft geraakt, waarna rechtdoor is gereden. Betrokkene stelt dat hij hiermee geen hinder of gevaar heeft veroorzaakt en zeker geen ‘verkeershufter’ is.
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep van betrokkene niet kan slagen, vanwege het volgende.
Volgens artikel 78 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) zijn bestuurders die de rijbaan volgen, verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft.
Uit de foto’s in het dossier blijkt dat betrokkene als motorrijder kort voor een kruispunt een aantal auto’s links is voorbijgereden, daarbij gebruik heeft gemaakt van de voorsorteerstrook voor links, en op en na het kruispuint vervolgens rechtdoor is gereden.
Gelet daarop staat vast dat betrokkene de verkeersregel van artikel 78 lid 1 RVV 1990 heeft overtreden. Dat betekent dat aan betrokkene terecht een boete is opgelegd voor die overtreding. De kantonrechter verwijst in dit verband naar rechtspraak van deze rechtbank en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden, waarin is geoordeeld dat in een geval als hier aan de orde een boete kan worden opgelegd. [1]
Dat betrokkene geen hinder of gevaar heeft veroorzaakt en niet als ‘verkeershufter’ kan worden aangemerkt, is niet van belang. Voor het opleggen van een boete wegens overtreding van artikel 78 lid 1 RVV 1990 is immers geen opzet of schuld vereist, en is evenmin van belang of hinder dan wel gevaar is veroorzaakt. Dat het bedrag van de boete in zijn algemeenheid te hoog zou zijn, zoals betrokkene stelt, staat niet ter beoordeling aan de kantonrechter, maar uitsluitend aan de wet- en regelgever.
De kantonrechter merkt nog op dat de zogenoemde filegedragscode voor motorrijders niet van toepassing is, omdat deze gedragscode alleen ziet op snelwegen. De overtreding door betrokkene is begaan op een provinciale weg, in de bebouwde kom, en niet op een snelweg.
Betrokkene heeft er nog op gewezen dat de overtreding waar het hier om gaat, bijna dagelijks door motorrijders wordt begaan en in feite ‘normaal’ is. De kantonrechter sluit niet uit dat betrokkene daarin gelijk heeft. Maar dat motorrijders in het algemeen vaak een soortgelijke overtreding begaan, maakt niet dat die gedraging dus is toegestaan.
Het staat betrokkene vrij om bij de wetgever en/of de overheid aan te kaarten dat de wetgeving of het gedoogbeleid op dit punt moet worden aangepast, maar dat kan bij de beoordeling van deze zaak geen rol spelen.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 7 mei 2019, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:RBNHO:2019:4929, en de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:GHARL: 2022:3732.