In de zaak met parketnummer 15/013329-20 heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De officier van justitie had op 9 juni 2022 een vordering ingediend tot ontneming van een bedrag van € 881.813,16, gebaseerd op een ontnemingsrapport van de Koninklijke Marechaussee. De rechtbank heeft de vordering behandeld op 12, 14 en 18 september 2023, waarbij de raadsman van de veroordeelde, mr. M.J. van der Veen, en de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en zijn mededaders daadwerkelijk een bedrag van € 50.000,- hebben verkregen uit de gepleegde diefstal. De rechtbank oordeelde dat de berekening van de officier van justitie niet kon worden gevolgd, omdat er concrete aanwijzingen waren voor het werkelijke voordeel. De rechtbank heeft de ontnemingsmaatregel opgelegd en het bedrag vastgesteld op € 50.000,-, met de verplichting tot betaling aan de Staat. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, maar dat deze overschrijding is gecompenseerd door matiging van de straf in de onderliggende strafzaak.