ECLI:NL:RBNHO:2023:10451

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
15/013329-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak Unanderra

In de zaak met parketnummer 15/013329-20 heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De officier van justitie had op 9 juni 2022 een vordering ingediend tot ontneming van een bedrag van € 881.813,16, gebaseerd op een ontnemingsrapport van de Koninklijke Marechaussee. De rechtbank heeft de vordering behandeld op 12, 14 en 18 september 2023, waarbij de raadsman van de veroordeelde, mr. M.J. van der Veen, en de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en zijn mededaders daadwerkelijk een bedrag van € 50.000,- hebben verkregen uit de gepleegde diefstal. De rechtbank oordeelde dat de berekening van de officier van justitie niet kon worden gevolgd, omdat er concrete aanwijzingen waren voor het werkelijke voordeel. De rechtbank heeft de ontnemingsmaatregel opgelegd en het bedrag vastgesteld op € 50.000,-, met de verplichting tot betaling aan de Staat. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, maar dat deze overschrijding is gecompenseerd door matiging van de straf in de onderliggende strafzaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/013329-20 (ontneming) (P)
Uitspraakdatum : 20 oktober 2023
vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 9 juni 2022 strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: [veroordeelde] .

1.De vordering

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid Sr zal vaststellen op
€ 881.813,16en dat aan [veroordeelde] de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie baseert de vordering op het strafbare feit waarvoor [veroordeelde] is gedagvaard om op 12, 14 en 18 september 2023 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank (artikel 36e, tweede lid Sr).

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van [veroordeelde] om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 12, 14 en 18 september 2023.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op 12, 14 en 18 september 2023. Daarbij zijn gehoord de raadsman van [veroordeelde] , mr. M.J. van der Veen, advocaat te Haarlem en de officier van justitie mr. J.J. van Bree.
Vervolgens is het onderzoek gesloten op 6 oktober 2023 en is de uitspraak bepaald op 20 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder het met deze vordering samenhangende strafdossier.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering voorgedragen en naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 96.777,53.
Volgens de berekening van de officier van justitie is er voor een waarde van € 1.955.550,50 aan goederen weggenomen. De officier van justitie is uitgegaan van een helerswaarde van 50%, zodat het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel uitkomt op € 977.775,25. Hier moeten de kosten van de oprichting van Books Import en Export B.V. (€ 5.000,-) en het verkoopverlies van de vrachtwagens (€ 5.000,-) van afgetrokken worden, zodat het totale bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel op € 967.775,25 uitkomt. De officier van justitie gaat ervan uit dat [veroordeelde] 10% van de opbrengst heeft verkregen, zijnde het gevorderde bedrag van € 96.777,53.

4.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat [veroordeelde] geen voordeel heeft gehad.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Grondslag van de vordering
Bij gelijktijdig gewezen vonnis van deze rechtbank van 20 oktober 2023 is [veroordeelde] in de zaak met bovengenoemd parketnummer veroordeeld voor - kort gezegd - diefstal door twee of meer verenigde personen.
Op grond van deze veroordeling kan [veroordeelde] worden verplicht de Staat een bedrag te betalen ter ontneming van wederrechtelijk voordeel, verkregen door middel van of uit baten van het ingevolge dat vonnis bewezen verklaarde strafbare feit.
5.2
De ontnemingsrapportage
Op 4 september 2020 heeft de Koninklijke Marechaussee een rapport opgesteld betreffende het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel. [2] Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage. Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen [veroordeelde] .
In de ontnemingsrapportage wordt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van een helerspercentage van 40% van de verkoopwaarde van het totale bedrag aan gestolen en niet teruggevonden goederen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt volgens dit rapport een bedrag van (40% van € 2.204.532,90 =) € 881.813,16, dat hoofdelijk moet worden ontnomen. Volgens het rapport zijn er geen kosten gemaakt die van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel moeten worden afgetrokken.
5.3
De beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de ontnemingsmaatregel als bedoeld in artikel 36e Sr beoogt de veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde vóór het plegen van het strafbare feit waaruit hij voordeel heeft verkregen. Hierbij rust op het Openbaar Ministerie de plicht om aan de hand van voldoende aanwijzingen aannemelijk te maken dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De rechtbank is op grond van het dossier van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen uit de baten van het in de strafzaak bewezenverklaarde feit.
De schatting van de hoogte van dat voordeel kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gebaseerd op de berekening zoals gehanteerd in de ontnemingsrapportage, welke berekening door de officier van justitie op de zitting nog is aangepast. Hoewel deze berekeningsmethode op zichzelf bruikbaar is voor een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, bevat het dossier concrete aanwijzingen welk bedrag aan voordeel de mededaders van [veroordeelde] daadwerkelijk hebben verkregen. Tegenover deze concrete aanwijzingen heeft de officier van justitie niet onderbouwd waarom desondanks het voordeel aan de hand van een andere berekeningsmethode een meer reële schatting zou opleveren.
Dit betekent dat de rechtbank op basis van de tapgesprekken van 25 augustus 2019 tussen [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] [3] en de SKY-berichten van 30 september 2019 en 1 oktober 2019 [4] , aannemelijk acht dat alle bij de diefstal betrokken personen elk € 50.000,- hebben ontvangen. Dit bedrag ligt aanzienlijk lager dan het geschatte bedrag in de ontnemingsrapportage. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat [veroordeelde] een hoger bedrag dan zijn mededaders heeft ontvangen. [veroordeelde] heeft geen verklaring willen afleggen over het bedrag dat hij heeft gekregen en daarom gaat de rechtbank ervan uit dat hij een gelijke beloning heeft ontvangen.
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook op € 50.000,-.

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat [veroordeelde] nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door [veroordeelde] te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn weliswaar is overschreden, maar dat deze overschrijding al voldoende is gecompenseerd door matiging van de in de strafzaak aan [veroordeelde] opgelegde straf. De rechtbank volstaat in de onderhavige ontnemingszaak daarom met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door [veroordeelde] te betalen bedrag vaststellen op
€ 50.000,-.

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op € 50.000,- (vijftigduizend euro).
Legt aan [veroordeelde] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 50.000,-(vijftigduizend euro) ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de (ter zitting aangepaste) vordering voor het overige af.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1000 dagen.

9.Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Rapport inzake berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, behorende bij het strafrechtelijke onderzoek Unanderra (map G, dossierpagina's 1-13, met bijlagen).
3.Een proces-verbaal van bevindingen tapgesprekken van [medeveroordeelde 2] en [medeveroordeelde 1] , opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee d.d. 20 januari 2020 (Map E.01, dossierpagina’s 840-853).
4.Een proces-verbaal van SKY-berichten, opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee d.d. 29 september 2021 (Map aanvulling 1, dossierpagina’s 92-217).