3.3.1Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de vroege ochtend van 10 januari 2022 [slachtoffer] heeft verkracht. Deze verkrachting zou hebben plaatsgevonden op een parkeerplaats bij recreatiegebied Spaarnwoude, aan de Noorderweg te Spaarndam. [slachtoffer] heeft op 17 januari 2022 aangifte gedaan van verkrachting, nadat zij op 10 januari 2022 een zogeheten ‘informatief gesprek zeden’ had gevoerd met de politie. De verdachte is op 25 april 2022 door de politie verhoord. Hij heeft toen verklaard dat hij op de avond van 9 januari 2022 seks met [slachtoffer] heeft gehad en dat dit plaatsvond in de woning van zijn moeder. De seks was met wederzijds goedvinden. Hij heeft ontkend dat hij met [slachtoffer] op de door haar genoemde locatie in recreatiegebied Spaarnwoude is geweest en hij heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft verkracht. Aan het einde van de avond heeft hij [slachtoffer] thuis gebracht, aldus verdachte.
Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft de verdachte verklaard dat hij twee avonden door elkaar heeft gehaald. De (vrijwillige) seks heeft niet plaatsgevonden in de woning van zijn moeder maar in het pand van [pand] te Hoofddorp. Hij heeft tijdens de zitting ook verklaard dat hij [slachtoffer] niet aan het einde van de avond thuis heeft afgezet, maar dat het goed zou kunnen dat hij haar op 10 januari 2022 rond 05.00 uur voor de deur bij [adres 2] – waar [slachtoffer] woont – heeft afgezet. Voor het overige is hij bij zijn ontkennende verklaring gebleven en heeft hij uitdrukkelijk ontkend dat hij met [slachtoffer] die avond of nacht op de door haar genoemde locatie in Spaarnwoude is geweest.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht. Bij de beantwoording van die vraag neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één persoon (zoals een aangeefster of een getuige). Als er maar één getuigenverklaring is, bijvoorbeeld van degene die aangifte heeft gedaan, moet deze verklaring in de eerste plaats voldoende betrouwbaar zijn. Daarnaast moet sprake zijn van bijkomend steunbewijs dat aan die verklaring voldoende steun biedt. Daarvoor is niet vereist dat ieder onderdeel van de bewezenverklaring met bijkomend bewijs wordt ondersteund. Zo is in het geval van verkrachting niet vereist dat de dwang en/of feitelijkheden waarover de getuige verklaart, steun vinden in ander bewijsmateriaal. Wanneer de verklaring van de getuige op bepaalde, andere punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal kan dat afdoende zijn, mits tussen de verklaring en dat andere bewijsmateriaal niet een te ver verwijderd verband bestaat.
De rechtbank zal daarom hierna ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] en op de vraag of die verklaring voldoende wordt ondersteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De verklaringen van [slachtoffer] zijn gedetailleerd en grotendeels consistent. Zowel tijdens het informatieve gesprek als in haar aangifte heeft zij verklaard over de gebeurtenissen die aan de verkrachting voorafgingen, de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden, over de locatie waar zij haar maandverband heeft weggegooid en waar de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, hoe de verdachte haar daartoe heeft gedwongen nadat zij had laten blijken dat zij geen seks met hem wilde en dat zij naar huis wilde. In oktober 2022 is zij als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer] heeft daar ten aanzien van de diverse gebeurtenissen en de seksuele handelingen hetzelfde verklaard als bij de politie, circa tien maanden eerder.
Voor het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] misschien uit jaloezie leugens heeft verteld, biedt het dossier geen aanknopingspunten.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden om de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar te achten en zal zij deze verklaring dan ook voor het bewijs gebruiken.
Steunbewijs
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijs. Uit de verklaringen van getuige [getuige 1] en van getuige [getuige 2] blijkt dat [slachtoffer] elk van hen afzonderlijk in de ochtend van 10 januari 2022 heeft verteld dat er iets was gebeurd wat [slachtoffer] niet wilde. Volgens de getuige [getuige 2] was [slachtoffer] in paniek, huilde zij en was ze verward. De nachtportier van [adres 2] die haar op 10 januari om 05.00 uur aan zag komen lopen, heeft verklaard dat hij angst in haar ogen zag en dat zij een aangedaan gezicht had. Voorts heeft de politie – meteen nadat de melding om 05.00 uur bij de meldkamer was binnengekomen – bij een eerste contact vastgesteld dat [slachtoffer] hevig geëmotioneerd was, dat haar schoenen onder de modder zaten en op haar shirt en broek groen/bruine strepen zaten. De politie heeft ook gezien dat in haar handen zwarte puntjes zaten, vermoedelijk van doornen van bosjes, dat haar jas was beschadigd, mogelijk door doornen en dat in haar brace die zij om haar linker hand droeg een kleine doorn zat. [slachtoffer] had krassen op haar benen. De emoties die de getuigen en de politie hebben waargenomen zeer kort nadat het seksuele contact moet hebben plaatsgehad, de doornen en vuile kleding en modderige schoenen en het letsel passen wel bij de verklaring van [slachtoffer] en niet bij de verklaring van verdachte.
[slachtoffer] heeft daarnaast verklaard dat zij op de locatie waar de verkrachting plaatsvond, haar maandverband heeft weggegooid. Tijdens het ‘informatief gesprek’ vertelde zij dat zij denkt dat verdachte is klaargekomen omdat zij vocht op haar been en buik voelde. Met een maandverband heeft ze het vocht weggeveegd en het maandverband heeft zij daar op de grond gegooid. Omstreeks 09.46 uur (dus minder dan 5 uur na de melding aan de politie) is op de parkeerplaats aan de Noorderweg bij recreatiepark Spaarnwoude door de politie daadwerkelijk een maandverband aangetroffen. Volgens de politie kan het maandverband daar niet lang hebben gelegen, want het was nog spierwit en de parkeerplaats was modderig. Uit DNA-onderzoek blijkt dat van dit maandverband een DNA-mengprofiel is verkregen waarvan het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering sperma bevat van de verdachte en een onbekende persoon dan wanneer de bemonstering sperma en DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. Dit vormt een zeer sterke aanwijzing dat verdachte en [slachtoffer] in de nacht van 9 op 10 januari 2022 op de parkeerplaats in Spaarnwoude zijn geweest. De locatiegegevens van de telefoons van de verdachte en [slachtoffer] bevestigen dat niet direct want er zijn geen locatiegegevens beschikbaar van de telefoons tussen ongeveer 01.00 en 05.00 uur. Maar gelet op de locatiegegevens die wel zijn verkregen, het feit dat de telefoon van [slachtoffer] op 10 januari 2022 om 03:37:06 uur voor het laatst gebruik heeft gemaakt van het
wirelessnetwerk genaamd ‘ [pand] ’, de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] na het bezoek aan de [pand] naar huis heeft gebracht en onderweg niet is gestopt en gezien de omstandigheid dat het maandverband niet lang op de parkeerplaats kan hebben gelegen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het op 10 januari 2022 om 09.46 op de parkeerplaats aan de Noorderweg aangetroffen maandverband daar tussen 03.37 uur en 05.00 uur moet zijn terechtgekomen. Daaruit volgt eveneens dat verdachte – in weerwil van zijn eigen verklaring – in de betreffende nacht samen met aangeefster op die plaats is geweest.
De rechtbank ziet in het voorgaande voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] . Dat, zoals door de raadsman is gesteld, een aantal onderzoekmethoden onbenut is gebleven, ontkracht deze bewijsmiddelen niet.
Dwang
[slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte op een afgelegen parkeerplaats meerdere geweldshandelingen tegen haar heeft verricht: hij heeft haar geslagen, en heeft haar op de locatie bij Spaarnwoude door doornenstruiken laten lopen. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat zij kenbaar heeft gemaakt dat zij geen seks wilde met de verdachte. Zij is – toen ze nog in Hoofddorp bij [pand] waren – naar beneden gelopen, heeft geprobeerd haar spullen uit de auto te halen en is weg gelopen. Toen [slachtoffer] met de verdachte in de auto onderweg was, is [slachtoffer] verschillende keren de auto uitgegaan en weg gelopen. De verdachte heeft hierop gereageerd door te dreigen haar te overrijden met zijn auto, haar in het water te gooien en haar telefoon af te pakken. [slachtoffer] heeft op verschillende tijdstippen ‘nee’ tegen de verdachte gezegd waarna hij vervolgens boos werd.
De verdachte heeft ontkend dat de seks die hij met [slachtoffer] heeft gehad, tegen haar zin plaatsvond. Deze ontkenning overtuigt de rechtbank niet. Dat [slachtoffer] kleding besmeurd was, dat haar schoenen modderig waren, dat haar kleding en haar handen sporen hadden van doornen en dat door de politie – en door anderen – is waargenomen dat [slachtoffer] hevig geëmotioneerd was kort nadat het seksuele contact plaatsvond, past wel bij de verklaring van [slachtoffer] en niet bij de verklaring van verdachte.
De rechtbank acht bewezen dat er sprake is geweest van dwang. Met het door [slachtoffer] beschreven geweld en door geen gehoor te geven aan de signalen van verzet van [slachtoffer] , heeft de verdachte haar ertoe gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. Het handelen van de verdachte kan, naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien, niet anders worden geduid dan erop gericht te zijn geweest [slachtoffer] daartoe te dwingen.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.