ECLI:NL:RBNHO:2023:1042

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
15.098526.22 en 13.680048.18 (vord. tul (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld en bedreiging, bewezenverklaring en strafoplegging

Op 9 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 januari 2022 te Spaarndam, waar de verdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar, ondersteund door ander bewijs, waaronder DNA-analyse van aangetroffen maandverband. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden en het bewijs voldoende steun boden voor de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting, meermalen gepleegd, en dat er sprake was van dwang. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, waaronder psychische schade, en legde een gevangenisstraf op die passend werd geacht. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.098526.22 en 13.680048.18 (vord. tul (P)
Uitspraakdatum: 9 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of of omstreeks 10 januari 2022 te Spaarndam en/of elders in Nederland
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) (meermalen) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handelingen(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- ( telkens) een bus deodorant of luchtverfrisser, althans een voorwerp, in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- ( telkens) zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- met een door hem bestuurde auto met het slachtoffer (met hoge snelheid) naar een afgelegen plek is gereden en/of
- zijn auto op die (een) afgelegen plek heeft geparkeerd en/of
- de telefoon en/of tas van die [slachtoffer] heeft afgenomen en/of
- die [slachtoffer] op het (achter)hoofd heeft geslagen en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer] heeft gedreigd haar te slaan en/of in het water te gooien en/of aan te rijden met zijn, verdachtes, auto en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) door (doorn)struiken heeft laten lopen en/of
- op dwingende toon tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij haar kleren en/of haar broek uit moest doen en/of op haar zij moest gaan liggen en/of
- de (voornoemde) handelingen heeft uitgevoerd en/of gecontinueerd, terwijl die [slachtoffer] meermalen, verbaal en non-verbaal, heeft aangegeven dit niet te willen en/of hiervan niet gediend te zijn waardoor aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet kon verzetten/onttrekken tegen/aan die handelingen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldigheden bevat waardoor gegevens die de lezing van verdachte zouden kunnen ondersteunen niet meer beschikbaar zijn. Omdat de verdachte ontkent zich te hebben schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde verkrachting en omdat op basis van de wel beschikbare onderzoeksgegevens niet kan worden vastgesteld dat de verdachte aanwezig is geweest op de plaats waar de verkrachting volgens de aangeefster plaatsvond, is de raadsman van mening dat de verdachte wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de vroege ochtend van 10 januari 2022 [slachtoffer] heeft verkracht. Deze verkrachting zou hebben plaatsgevonden op een parkeerplaats bij recreatiegebied Spaarnwoude, aan de Noorderweg te Spaarndam. [slachtoffer] heeft op 17 januari 2022 aangifte gedaan van verkrachting, nadat zij op 10 januari 2022 een zogeheten ‘informatief gesprek zeden’ had gevoerd met de politie. De verdachte is op 25 april 2022 door de politie verhoord. Hij heeft toen verklaard dat hij op de avond van 9 januari 2022 seks met [slachtoffer] heeft gehad en dat dit plaatsvond in de woning van zijn moeder. De seks was met wederzijds goedvinden. Hij heeft ontkend dat hij met [slachtoffer] op de door haar genoemde locatie in recreatiegebied Spaarnwoude is geweest en hij heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft verkracht. Aan het einde van de avond heeft hij [slachtoffer] thuis gebracht, aldus verdachte.
Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft de verdachte verklaard dat hij twee avonden door elkaar heeft gehaald. De (vrijwillige) seks heeft niet plaatsgevonden in de woning van zijn moeder maar in het pand van [pand] te Hoofddorp. Hij heeft tijdens de zitting ook verklaard dat hij [slachtoffer] niet aan het einde van de avond thuis heeft afgezet, maar dat het goed zou kunnen dat hij haar op 10 januari 2022 rond 05.00 uur voor de deur bij [adres 2] – waar [slachtoffer] woont – heeft afgezet. Voor het overige is hij bij zijn ontkennende verklaring gebleven en heeft hij uitdrukkelijk ontkend dat hij met [slachtoffer] die avond of nacht op de door haar genoemde locatie in Spaarnwoude is geweest.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht. Bij de beantwoording van die vraag neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één persoon (zoals een aangeefster of een getuige). Als er maar één getuigenverklaring is, bijvoorbeeld van degene die aangifte heeft gedaan, moet deze verklaring in de eerste plaats voldoende betrouwbaar zijn. Daarnaast moet sprake zijn van bijkomend steunbewijs dat aan die verklaring voldoende steun biedt. Daarvoor is niet vereist dat ieder onderdeel van de bewezenverklaring met bijkomend bewijs wordt ondersteund. Zo is in het geval van verkrachting niet vereist dat de dwang en/of feitelijkheden waarover de getuige verklaart, steun vinden in ander bewijsmateriaal. Wanneer de verklaring van de getuige op bepaalde, andere punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal kan dat afdoende zijn, mits tussen de verklaring en dat andere bewijsmateriaal niet een te ver verwijderd verband bestaat.
De rechtbank zal daarom hierna ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] en op de vraag of die verklaring voldoende wordt ondersteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De verklaringen van [slachtoffer] zijn gedetailleerd en grotendeels consistent. Zowel tijdens het informatieve gesprek als in haar aangifte heeft zij verklaard over de gebeurtenissen die aan de verkrachting voorafgingen, de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden, over de locatie waar zij haar maandverband heeft weggegooid en waar de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, hoe de verdachte haar daartoe heeft gedwongen nadat zij had laten blijken dat zij geen seks met hem wilde en dat zij naar huis wilde. In oktober 2022 is zij als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer] heeft daar ten aanzien van de diverse gebeurtenissen en de seksuele handelingen hetzelfde verklaard als bij de politie, circa tien maanden eerder.
Voor het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] misschien uit jaloezie leugens heeft verteld, biedt het dossier geen aanknopingspunten.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden om de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar te achten en zal zij deze verklaring dan ook voor het bewijs gebruiken.
Steunbewijs
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijs. Uit de verklaringen van getuige [getuige 1] en van getuige [getuige 2] blijkt dat [slachtoffer] elk van hen afzonderlijk in de ochtend van 10 januari 2022 heeft verteld dat er iets was gebeurd wat [slachtoffer] niet wilde. Volgens de getuige [getuige 2] was [slachtoffer] in paniek, huilde zij en was ze verward. De nachtportier van [adres 2] die haar op 10 januari om 05.00 uur aan zag komen lopen, heeft verklaard dat hij angst in haar ogen zag en dat zij een aangedaan gezicht had. Voorts heeft de politie – meteen nadat de melding om 05.00 uur bij de meldkamer was binnengekomen – bij een eerste contact vastgesteld dat [slachtoffer] hevig geëmotioneerd was, dat haar schoenen onder de modder zaten en op haar shirt en broek groen/bruine strepen zaten. De politie heeft ook gezien dat in haar handen zwarte puntjes zaten, vermoedelijk van doornen van bosjes, dat haar jas was beschadigd, mogelijk door doornen en dat in haar brace die zij om haar linker hand droeg een kleine doorn zat. [slachtoffer] had krassen op haar benen. De emoties die de getuigen en de politie hebben waargenomen zeer kort nadat het seksuele contact moet hebben plaatsgehad, de doornen en vuile kleding en modderige schoenen en het letsel passen wel bij de verklaring van [slachtoffer] en niet bij de verklaring van verdachte.
[slachtoffer] heeft daarnaast verklaard dat zij op de locatie waar de verkrachting plaatsvond, haar maandverband heeft weggegooid. Tijdens het ‘informatief gesprek’ vertelde zij dat zij denkt dat verdachte is klaargekomen omdat zij vocht op haar been en buik voelde. Met een maandverband heeft ze het vocht weggeveegd en het maandverband heeft zij daar op de grond gegooid. Omstreeks 09.46 uur (dus minder dan 5 uur na de melding aan de politie) is op de parkeerplaats aan de Noorderweg bij recreatiepark Spaarnwoude door de politie daadwerkelijk een maandverband aangetroffen. Volgens de politie kan het maandverband daar niet lang hebben gelegen, want het was nog spierwit en de parkeerplaats was modderig. Uit DNA-onderzoek blijkt dat van dit maandverband een DNA-mengprofiel is verkregen waarvan het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering sperma bevat van de verdachte en een onbekende persoon dan wanneer de bemonstering sperma en DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. Dit vormt een zeer sterke aanwijzing dat verdachte en [slachtoffer] in de nacht van 9 op 10 januari 2022 op de parkeerplaats in Spaarnwoude zijn geweest. De locatiegegevens van de telefoons van de verdachte en [slachtoffer] bevestigen dat niet direct want er zijn geen locatiegegevens beschikbaar van de telefoons tussen ongeveer 01.00 en 05.00 uur. Maar gelet op de locatiegegevens die wel zijn verkregen, het feit dat de telefoon van [slachtoffer] op 10 januari 2022 om 03:37:06 uur voor het laatst gebruik heeft gemaakt van het
wirelessnetwerk genaamd ‘ [pand] ’, de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] na het bezoek aan de [pand] naar huis heeft gebracht en onderweg niet is gestopt en gezien de omstandigheid dat het maandverband niet lang op de parkeerplaats kan hebben gelegen, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het op 10 januari 2022 om 09.46 op de parkeerplaats aan de Noorderweg aangetroffen maandverband daar tussen 03.37 uur en 05.00 uur moet zijn terechtgekomen. Daaruit volgt eveneens dat verdachte – in weerwil van zijn eigen verklaring – in de betreffende nacht samen met aangeefster op die plaats is geweest.
De rechtbank ziet in het voorgaande voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] . Dat, zoals door de raadsman is gesteld, een aantal onderzoekmethoden onbenut is gebleven, ontkracht deze bewijsmiddelen niet.
Dwang
[slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte op een afgelegen parkeerplaats meerdere geweldshandelingen tegen haar heeft verricht: hij heeft haar geslagen, en heeft haar op de locatie bij Spaarnwoude door doornenstruiken laten lopen. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat zij kenbaar heeft gemaakt dat zij geen seks wilde met de verdachte. Zij is – toen ze nog in Hoofddorp bij [pand] waren – naar beneden gelopen, heeft geprobeerd haar spullen uit de auto te halen en is weg gelopen. Toen [slachtoffer] met de verdachte in de auto onderweg was, is [slachtoffer] verschillende keren de auto uitgegaan en weg gelopen. De verdachte heeft hierop gereageerd door te dreigen haar te overrijden met zijn auto, haar in het water te gooien en haar telefoon af te pakken. [slachtoffer] heeft op verschillende tijdstippen ‘nee’ tegen de verdachte gezegd waarna hij vervolgens boos werd.
De verdachte heeft ontkend dat de seks die hij met [slachtoffer] heeft gehad, tegen haar zin plaatsvond. Deze ontkenning overtuigt de rechtbank niet. Dat [slachtoffer] kleding besmeurd was, dat haar schoenen modderig waren, dat haar kleding en haar handen sporen hadden van doornen en dat door de politie – en door anderen – is waargenomen dat [slachtoffer] hevig geëmotioneerd was kort nadat het seksuele contact plaatsvond, past wel bij de verklaring van [slachtoffer] en niet bij de verklaring van verdachte.
De rechtbank acht bewezen dat er sprake is geweest van dwang. Met het door [slachtoffer] beschreven geweld en door geen gehoor te geven aan de signalen van verzet van [slachtoffer] , heeft de verdachte haar ertoe gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. Het handelen van de verdachte kan, naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien, niet anders worden geduid dan erop gericht te zijn geweest [slachtoffer] daartoe te dwingen.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 10 januari 2022 te Spaarndam door geweld, en feitelijkheden en bedreiging met geweld en feitelijkheden [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) meermalen heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- een voorwerp in de anus van die [slachtoffer] geduwd en
- zijn penis in de mond en vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld en die feitelijkheden en die bedreiging met geweld en die feitelijkheden hierin dat verdachte,
- met een door hem bestuurde auto met het slachtoffer naar een afgelegen plek is gereden en
- zijn auto op die afgelegen plek heeft geparkeerd en
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft afgenomen en
- die [slachtoffer] op het (achter)hoofd heeft geslagen en
- die [slachtoffer] heeft gedreigd haar te slaan, in het water te gooien en aan te rijden met zijn, verdachtes, auto en
- die [slachtoffer] door (doorn)struiken heeft laten lopen en
- op dwingende toon tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij haar kleren en/of haar broek uit moest doen en/of op haar zij moest gaan liggen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan anale, vaginale en orale verkrachting van het slachtoffer. Daarmee heeft hij op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer had kunnen hebben. Het slachtoffer vertrouwde de verdachte omdat ze vrienden waren. Van dat vertrouwen heeft de verdachte misbruik gemaakt door haar in de nachtelijke uren mee te nemen naar een afgelegen plek en haar te misbruiken. Dat er ook sprake is geweest van anale penetratie met een voorwerp is strafverzwarend. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven langdurig psychische schade kunnen ondervinden. Dat is ook hier gebleken. Het slachtoffer heeft zich als gevolg van de verkrachting onder behandeling van een psycholoog gesteld die bij haar de diagnose PTSS heeft gesteld. Gelet op de ernst van het feit en de gevolgen die het feit heeft gehad voor het slachtoffer, kan naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 29 november 2022. Zijn strafblad is omvangrijk. Er staan geen veroordelingen wegens zedendelicten op, maar wel diverse veroordelingen voor geweldsmisdrijven. Verdachte liep ten tijde van de verkrachting in twee proeftijden en in een schorsing.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de reclasseringsadviezen van 27 april 2022 en 4 oktober 2022. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het voorgaande in ogenschouw nemend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek brengt mee dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon in aangetast. Uit het dossier volgt dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat zij ook op andere wijze in haar persoon is aangetast, gelet op de brief van psycholoog B. Zijp en klinisch psycholoog Geerlings (verbonden aan GGZ-InGeest) van 23 september 2022, de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde zoals die blijken uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De omvang van de immateriële schade wordt naar maatstaven van billijkheid vastgesteld op € 5.000,-. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 26 juni 2018 is de verdachte ter zake van het medeplegen van twee bedrijfsinbraken en een poging diefstal in de zaak met parketnummer 13.680048.18 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van 28 september 2020 heeft de politierechter te Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.680048.18 de proeftijd met een jaar verlengd.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 16 januari 2019 aan de verdachte toegezonden.
De bij vonnis van 26 juni 2018 vastgestelde proeftijd is ingegaan op 15 november 2018 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie – na verlenging van de proeftijd met één jaar op 28 september 2020 – nog geen drie maanden geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog voor de duur van twee maanden ten uitvoer zal worden gelegd en voor het overige de opgelegde proeftijd zal worden verlengd met twee jaren.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat het voorwaardelijk opgelegde strafdeel van vier maanden gevangenisstraf ten uitvoer moet worden gelegd. Uit dit vonnis blijkt namelijk dat verdachte de voorwaarde niet heeft nageleefd dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dat het onderhavige feit is gepleegd in de verlengde proeftijd en een andersoortig feit betreft, doet daar niet aan af.
9. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoon, merk Samsung, kleur blauw, dient te worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan aangeefster [slachtoffer] , omdat zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,-, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zestig dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13.680048.18 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam d.d. 26 juni 2018;
gelast de teruggave aan de verdachte van:
- Een telefoon, merk Samsung, kleur blauw;
gelast de teruggave aan aangeefster [slachtoffer] van:
  • Een onderbroek (wit);
  • Een onderbroek (blauw);
  • Een broek (paars).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en mr. J.J.M. Uitermark, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2023.