ECLI:NL:RBNHO:2023:10413

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
15/155460-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in valse merkartikelen met taakstraf als sanctie

Op 20 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlemmermeer, een verkort strafvonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van handel in valse kleding, parfum en schoenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 18 september 2019 tot en met 5 februari 2020 opzettelijk valse en/of wederrechtelijk vervaardigde merken heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden en in voorraad heeft gehad. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft zich gedurende een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan de bedrijfsmatige handel in valse merkartikelen, waarbij zij enkel financieel gewin voor ogen had.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de in beslag genomen telefoontoestellen aan de verdachte moeten worden teruggegeven. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd en de beslissing op 20 oktober 2023 uitgesproken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders ten laste was gelegd dan bewezen is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/155460-20
Uitspraakdatum: 20 oktober 2023
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 september 2023 en 6 oktober 2023 (sluiting van het onderzoek) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. J.J. van Bree en van wat de raadsman van de verdachte, mr. T.G.M. Houben, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 september 2019 tot en met 5 februari 2020 te Schagen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk
waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen
vertoonden, te weten kleding en/of jassen en/of schoenen en/of parfum, heeft/hebben ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft/hebben aangeboden afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad gehad, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) van het plegen van dit misdrijf haar/hun beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.
Beoordeling van het bewijs
3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en grondt die beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij in de periode van 18 september 2019 tot en met 5 februari 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
a. valse en/of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van het merk waarop een ander recht had, te weten kleding en/of jassen en/of schoenen en/of parfum, heeft/hebben, verkocht, te koop heeft/hebben aangeboden, en/of in voorraad gehad, terwijl verdachte en haar mededader het plegen van dit misdrijf als bedrijf hebben uitgeoefend.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Het medeplegen van opzettelijk valse en/of wederrechtelijk vervaardigde merken en waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, verkopen, te koop aanbieden en in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de beperkte rol van de verdachte ten opzichte van de medeverdachte. Daarnaast is door de verdediging gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en op haar persoonlijke omstandigheden, zoals deze zijn besproken op de zitting.
De verdachte heeft zich samen met haar partner gedurende ruim vier maanden schuldig gemaakt aan de bedrijfsmatige handel in valse merkartikelen, te weten kleding, schoenen en parfums. Zij heeft zich hierbij enkel laten leiden door persoonlijk financieel gewin. Niet alleen wordt met valse merkartikelen de rechthebbenden van de intellectuele eigendomsrechten op deze waren schade toegebracht, maar tevens wordt bonafide bedrijven die wel aan hun verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan.
De rechtbank heeft voorts geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens met ruim een jaar is overschreden. De verdachte is namelijk op 24 juni 2020 in verzekering gesteld en de rechtbank wijst nu pas vonnis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 120 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal gelet op de overschrijding van de redelijke termijn echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, met de bedoeling de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
7.1
Inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 20-012134-22)
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 20-012134-24)
7.2
Oordeel van de rechtbank
Standpunt van de partijen
De officier van justitie heeft gevorderd tot teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en de verdediging heeft zich bij dit standpunt aangesloten.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee telefoontoestellen, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 337 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 URENtaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis, met bevel dat een gedeelte groot
60 UREN, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 dagen hechtenis,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 20-012134-22)
  • 1 STK Telefoontoestel (goednummer: 20-012134-24)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.