ECLI:NL:RBNHO:2023:10412

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
HAA 23/4959 en HAA 23/4647
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van geluidsnormen voor warmtepompen in burenconflict

Op 25 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers een handhavingsverzoek hadden ingediend tegen de warmtepomp van hun buurman, derde-partij. De eisers stelden geluidsoverlast te ervaren van de warmtepomp en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de geluidsnormen, zoals vastgelegd in het Bouwbesluit 2012, niet van toepassing waren omdat de warmtepomp vóór de inwerkingtreding van de nieuwe geluidsnormen was geplaatst. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De rechtbank concludeerde dat er geen overtreding van de geluidsnormen was en dat de gemeente niet verplicht was om handhavend op te treden. De uitspraak benadrukte dat burenconflicten over geluidsoverlast in eerste instantie onderling opgelost moeten worden, en dat de bestuursrechter alleen kan toetsen of er een norm is overtreden. De eisers kregen geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. E. Jochem, in aanwezigheid van griffier drs. A.F. Hermus-Zoetmulder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/4959 en HAA 23/4647

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[naam 1] en [naam 2] , uit [plaats] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam, verweerder
(gemachtigde: D.W.B. Poelkamp).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam 3] en [naam 4] uit [plaats] , derde-partij
(gemachtigde: mr. M.L. Santokhi).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de dochter van eiser en de gemachtigde van verweerder. Derde-partij en de gemachtigde van derde-partij waren met bericht vooraf niet aanwezig.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers tegen de afwijzing van een verzoek om handhaving. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eisers daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
In het primaire besluit van 16 maart 2023 heeft verweerder een verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen een warmtepomp in de achtertuin van derde-partij afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 juli 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Eisers hebben al eerder een handhavingsverzoek gedaan in verband met de geluidsoverlast die zij stellen te ervaren van de warmtepomp van derde-partij. Dit handhavingsverzoek heeft verweerder (ook) afgewezen en het bezwaar tegen die afwijzing heeft verweerder bij besluit van 11 december 2022 ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep op 26 april 2022 ongegrond verklaard [1] . Vervolgens hebben eisers op 26 december 2022, per mail verzonden op
27 december 2022, opnieuw verzocht om handhaving, omdat er na de uitspraak van de rechtbank nieuwe geluidseisen zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012.
3. Eisers willen met het verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat er opnieuw geluidsmetingen worden verricht. Zoals ter zitting besproken kan de bestuursrechter niet zomaar, los van de vraag of het bestreden besluit wel of niet rechtmatig is, opdracht geven aan een van partijen om nieuwe metingen te (laten) verrichten. De bestuursrechter toetst of het bestreden besluit rechtmatig is en in dat geval dus of verweerder het handhavingsverzoek heeft kunnen afwijzen. Daarbij geldt dat verweerder alleen bevoegd en in beginsel ook verplicht is om op te treden als (1) een concrete (geluids)norm wordt overschreden en (2) verweerder het bevoegd gezag is om op naleving van die norm toe te zien. Er is in dit geval echter geen concrete (geluids)norm, waarvoor verweerder het bevoegd gezag is, die overschreden wordt.
4.1
Sinds 1 april 2021 geldt, op grond van artikel 3.8, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012, voor een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, een geluidsniveau van ten hoogste 40 dB op de perceelgrens. In dit geval is sprake van een buiten opgestelde warmtepomp. Voor de vraag of sprake is van een overtreding van deze nieuwe geluidsnorm, is echter niet het moment van indienen van het handhavingsverzoek bepalend, maar het moment van het aanbrengen van de warmtepompinstallatie. Omdat dit artikel alleen geldt voor installaties die zijn aangebracht op en ná 1 april 2021 en de warmtepomp van derde-partij al ver voor 1 april 2021 is geplaatst, is de geluidsnorm in dit artikel in dit geval niet van toepassing.
4.2
In de eerdere uitspraak van de rechtbank van 26 april 2022 is overwogen dat er geen sprake is van overtreding van artikel 4:6 van de Algemene plaatselijke verordening Edam-Volendam. Eisers hebben in deze zaak geen nieuwe argumenten of feiten naar voren gebracht. De rechtbank ziet dan ook geen reden om daarover nu anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak.
4.3
Andere in regelgeving neergelegde (geluids)normen zijn er niet voor de voorliggende situatie, waarin de ene buurman geluidsoverlast ondervindt van (een installatie van) de andere buurman. Met name zijn er geen geluidsnormen voor laagfrequent geluid.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de afwijzing van het handhavingsverzoek door verweerder in rechte standhoudt. Het beroep is daarom ongegrond en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
6. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat het voorgaande niet betekent dat vaststaat dat eisers geen overlast kunnen ervaren van de warmtepomp van derde-partij. Ook in de conclusie van het NSG-rapport van 22 oktober 2020 staat met zoveel woorden dat het goed mogelijk is dat de warmtepomp van derde-partij de oorzaak kan zijn voor gemelde hinder door lage bromtonen in de tuin en de woning van eisers. Dit is echter een probleem tussen buren, waar de gemeente buiten staat. Dergelijke problemen moeten buren in onderling overleg oplossen, en als dat niet lukt staat in het uiterste geval de gang naar de civiele ‘burenrechter’ open. De bestuursrechter kan alleen toetsen of er een norm is overtreden waar een bestuursorgaan, in dit geval de gemeente, tegen moet optreden. Zoals hiervoor reeds is geoordeeld is dat hier niet het geval.

Conclusie en gevolgen

7.1
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
7.2.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023 door mr. E. Jochem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.