ECLI:NL:RBNHO:2023:10408

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/341300 / FA RK 23-2962
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voorlopige voorzieningen in een familiezakenprocedure met betrekking tot de zorgregeling voor een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 september 2023 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure. De vrouw heeft verzocht om wijziging van de voorlopige zorgregeling voor hun minderjarige kind, die eerder bij beschikking van 23 februari 2023 was vastgesteld. De vrouw stelt dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de huidige regeling niet langer in het belang van het kind is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling leidt tot een onaanvaardbare situatie voor de minderjarige, die mogelijk in een loyaliteitsconflict verkeert. De rechtbank heeft de vrouw ontvankelijk verklaard in haar verzoek en heeft de voorlopige zorgregeling gewijzigd. De nieuwe regeling houdt in dat de minderjarige in de ene week van woensdag (uit school) tot vrijdag (na zwemles) bij de vrouw verblijft en in de andere week van vrijdag (na zwemles) tot maandag naar school bij de vrouw verblijft. Daarnaast is er een regeling voor de kerstvakantie vastgesteld. De rechtbank heeft partijen aangespoord om actief hulp te zoeken voor het verbeteren van hun onderlinge communicatie, zodat de minderjarige in een veilige en stabiele omgeving kan opgroeien.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
wijziging voorlopige voorzieningen
zaak-/rekestnr.: C/15/341300 / FA RK 23-2962
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 22 september 2023
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. G.H.G. Reitsma-van Riel, kantoorhoudende te Hoofddorp,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.M. Stam, kantoorhoudende te Zaandam.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 29 juni 2023;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 1 augustus 2023;
- het F-formulier van de advocaat van de vrouw van 4 september 2023;
- het F-formulier met aanvullend verzoek van de advocaat van de vrouw van 6 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 september 2023 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. G.H.G. Reitsma-van Riel en de man door mr. A.M. Stam.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is zoals afgesproken nog het volgende stuk ingediend:
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de vrouw van 19 september 2023.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] te [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (roepnaam: [de minderjarige] ).
2.3.
Bij beschikking van 23 februari 2023 heeft deze rechtbank bij wijze van voorlopige
voorzieningen bepaald dat [de minderjarige] wordt toevertrouwd aan de man. Verder heeft de
rechtbank een zorgregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige] bij de vrouw verblijft op de
dinsdag en de donderdag van 17.45 uur tot 20.45 uur en daarnaast tijdens het weekend in de
oneven weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 20.45 uur, te beginnen op zaterdag 18 februari
2023, waarbij de vrouw [de minderjarige] haalt en brengt. Tijdens de vakanties loopt deze regeling door,
tenzij partijen hierover iets anders afspreken.

3.Verzoek

3.1.
De vrouw heeft verzocht de beschikking van deze rechtbank van 9 februari 2023 te wijzigen voor zover deze betrekking heeft op de zorgregeling, met dien verstande dat [de minderjarige] de ene week van woensdagmiddag tot vrijdagavond (na de zwemles) bij haar zal zijn en de andere week van vrijdagavond (na de zwemles) tot maandagochtend naar school en waarbij de zomervakantie 2023 bij helfte wordt gedeeld. Bij aanvullend verzoek heeft de vrouw verzocht te bepalen dat [de minderjarige] in de kerstvakantie bij haar zal zijn van 22 december 2023 (om 17.00 uur) tot en met 26 december 2023 en van 1 januari 2024 (om 10.00 uur) tot en met 5 januari 2024 (na etenstijd).
3.2.
De vrouw stelt ter onderbouwing van haar verzoek dat de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking waarvan wijziging wordt verzocht in zodanige mate zijn gewijzigd dat deze beschikking niet in stand kan blijven. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in voorlopige voorzieningen op 9 februari 2023 hebben partijen afspraken over de omgang gemaakt en daarnaast ook afgesproken dat zij in gesprek zullen gaan met het wijkteam om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De vrouw vertrouwde erop dat zij in dat traject met de man tot een uitbreiding van zorgverdeling zou kunnen komen. Passende hulpverlening is echter nog steeds niet van de grond gekomen. Niet was voorzien dat partijen overal op lange wachtlijsten terecht zouden komen. Ook was niet voorzien dat een zitting in de bodemprocedure zó lang op zich zou laten wachten. Partijen hebben de stukken al lang geleden uitgewisseld, maar er is nog steeds geen zicht op een datum voor de zitting. Ondertussen verloopt de communicatie met de man nog steeds moeizaam. Niet voorzien kon worden dat de school zich inmiddels ook zorgen is gaan maken over [de minderjarige] . De school geeft aan dat [de minderjarige] te lijden heeft onder het verloop van de overdrachtsmomenten en geeft aan dat [de minderjarige] zich mogelijk in een loyaliteitsconflict bevindt. Om deze reden staat ook [de minderjarige] nu op een wachtlijst voor hulpverlening, maar ook voor haar is er een lange wachtlijst. De zorgregeling is ondertussen nog steeds summier met te veel contactmomenten. De vrouw wil graag minder contactmomenten en daarnaast een uitbreiding van de zorgregeling zodat zij haar ouderrol meer kan vervullen en ook betrokken kan zijn bij naschoolse activiteiten zoals het brengen van [de minderjarige] naar de zwemles op vrijdagmiddag. De man is niet bereid gebleken om hierover andere afspraken te maken. Voortzetting van de voorlopige zorgregeling is echter volgens de vrouw niet in het belang van [de minderjarige] . Dit geldt temeer omdat er in de beschikking niets over schoolvakanties is opgenomen en de man de vrouw geen extra dagen met [de minderjarige] in de vakantie heeft gegund.

4.Verweer

4.1.
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij stelt zich op het standpunt dat de vrouw niet ontvankelijk is in haar verzoek, althans dat haar verzoek moet worden afgewezen. Wijziging van een beschikking tot het treffen van een voorlopige voorziening kan alleen worden verkregen als de omstandigheden zozeer zijn gewijzigd dat deze, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, niet in stand kan blijven. Hiervan kan alleen in hoogst uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn. De wijzigingsmogelijkheid is niet in het leven geroepen om een beschikking te wijzigen op grond van de omstandigheid dat de vrouw op grond van haar eigen subjectieve mening stelt dat de huidige vastgelegde regeling niet in het belang van de minderjarige zou zijn.
4.2.
Als de rechtbank onverhoopt zou oordelen dat de vrouw wel ontvankelijk is in haar verzoek dan dient het verzoek in ieder geval te worden afgewezen. [de minderjarige] is op dit moment nog niet toe aan uitbreiding van de zorgregeling. Zij heeft altijd meer aan de man gehangen dan aan de vrouw en zij geeft zelf aan dat zij niet langer dan nu het geval is bij de vrouw wil verblijven. De man wil haar niet pushen.

5.Beoordeling

Ontvankelijkheid
5.1.
Voorop staat dat in artikel 824 lid 2 Rv is bepaald dat een beschikking voorlopige voorzieningen alleen kan worden gewijzigd indien de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat een voorlopige voorziening in principe slechts een ordemaatregel is voor de duur van de echtscheidingsprocedure zodat zeer terughoudend moet worden omgegaan met een verzoek tot wijziging. Enkel tijdsverloop levert doorgaans geen wijziging van omstandigheden op die noopt tot wijziging van een voorlopige voorziening, ook niet als een van beide partijen weigert mee te werken aan een aanpassing van de regeling zoals vastgelegd als voorlopige voorziening. De vrouw heeft echter naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat er in de onderhavige situatie wél sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 824 lid 2 Rv. Vast is namelijk komen te staan dat de huidige zorgregeling en dan met name de wijze waarop partijen hieraan uitvoering geven, tot een onaanvaardbare situatie voor [de minderjarige] heeft geleid en zelfs schadelijk voor haar lijkt te zijn. Beide partijen hebben ter zitting beaamd dat de situatie bij de overdracht geregeld escaleert in het bijzijn van [de minderjarige] . Onbetwist is door de vrouw gesteld dat de school ernstige zorgen heeft over [de minderjarige] . Volgens de school is [de minderjarige] mogelijk in een loyaliteitsconflict terechtgekomen. Nu het partijen in een periode van ruim acht maanden niet is gelukt om tot nadere afspraken te komen over de zorgregeling, de zomervakantie voorbij is gegaan zonder dat het partijen is gelukt hierover een afspraak te maken en de behandeling ter zitting in de bodemprocedure langer dan te doen gebruikelijk op zich laat wachten, is het naar het oordeel van de rechtbank niet in het belang van [de minderjarige] om de huidige voorziening nog langer in stand te houden. De geschetste omstandigheden nopen tot een wijziging van de vastgestelde voorlopige zorgregeling in een regeling met in ieder geval minder contactmomenten tussen beide ouders. Om deze reden zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot wijziging.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Ter zitting heeft de man aangegeven dat hoewel [de minderjarige] het moeilijk heeft gehad nadat partijen uiteen gingen, zij inmiddels gewend is aan het feit dat haar ouders apart wonen. De man heeft ook aangegeven dat de omgang bij de vrouw goed verloopt. Verder heeft hij erkend dat gelet op het feit dat [de minderjarige] inmiddels naar de basisschool gaat, het tijdstip van 20.45 uur waarop [de minderjarige] in de huidige zorgregeling bij hem thuiskomt, niet langer in haar belang is. [de minderjarige] gaat nu volgens de man op doordeweekse dagen te laat naar bed. Verder hebben beide partijen aangegeven een voorkeur te hebben voor een zorgregeling met minder contactmomenten tussen hen beiden.
5.4.
Het voorgaande heeft ertoe geleid dat de zitting voor korte tijd is geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen te overleggen over een ruimere zorgregeling. Partijen hebben daarin stappen gezet, maar zijn het niet helemaal eens geworden over de precieze invulling van de reguliere zorgregeling. Wel hebben zij overeenstemming bereikt over de verdeling van de zorg in de kerstvakantie.
Wat de reguliere zorgregeling betreft heeft de vrouw aangegeven een voorkeur te hebben voor een regeling waarbij [de minderjarige] in de ene week van woensdag tot vrijdag na zwemles bij haar zal zijn en in de andere week van vrijdag (uit school) tot maandag naar school. Zij heeft dit met haar werk zo kunnen regelen. De door haar voorgestane regeling stelt haar ook in staat [de minderjarige] om de week naar zwemles te brengen. De man heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de weekendregeling van vrijdag (uit school) tot maandag naar school. Wat de doordeweekse regeling betreft heeft hij echter een voorkeur voor een regeling waarbij de vrouw de zorg voor [de minderjarige] heeft van dinsdag uit school tot donderdag naar school. Dit, omdat hij voornemens is om voor [de minderjarige] op donderdagmiddag een activiteit te organiseren.
5.5.
Nu de man dit voornemen verder niet nader heeft geconcretiseerd, terwijl de vrouw daartegenover haar verzoek wel heeft onderbouwd, ziet de rechtbank hierin aanleiding om het voorstel van de vrouw te volgen. De rechtbank is van oordeel dat het voorstel van de vrouw ook het meest tegemoet komt aan de belangen van [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft er recht op dat beide ouders hun ouderrol kunnen vervullen. Daar hoort betrokkenheid bij naschoolse activiteiten ook bij.
5.6.
De rechtbank zal de vastgestelde voorlopige zorgregeling wijzigen in een regeling waarbij [de minderjarige] de ene week van woensdag (uit school) tot vrijdag 19.00 uur (na zwemles) bij de vrouw verblijft en in de andere week van vrijdag (na zwemles) tot maandag naar school bij de vrouw verblijft.
5.7.
Wat de aanstaande kerstvakantie betreft hebben partijen de rechtbank verzocht de volgende regeling in een beschikking op te nemen:
[de minderjarige] zal bij de moeder zijn van 22 december 2023, 17.00 uur, tot 25 december 2023, 20.30 uur, en van 3 januari 2024, 11.00 uur, tot 7 januari 2024, 20.30 uur.
De rechtbank zal conform beslissen.
5.8.
Ten overvloede geeft de rechtbank partijen mee dat, hoewel zij complimenten verdienen omdat zij een eerste en belangrijke stap hebben gezet in hun onderling overleg over [de minderjarige] , zij er wel goed aan zouden doen zich actiever in te zetten en bij meerdere instanties aan te kloppen om op korte termijn hulp te krijgen bij het verbeteren van de onderlinge communicatie. Partijen hebben het op zich goed voor [de minderjarige] geregeld door vlak bij elkaar te gaan wonen. [de minderjarige] kan hier op dit moment echter nog niet van profiteren doordat zij last heeft van de verstoorde communicatie. [de minderjarige] heeft van beide ouders ook morele toestemming nodig om het fijn te hebben bij de andere ouder. Als de ouders dat kunnen bereiken, dan hebben zij daarmee een basis gelegd voor een veilige en stabiele omgeving voor [de minderjarige] om in op te groeien.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt - met wijziging van de bij beschikking van 23 februari 2023 vastgestelde zorgregeling - dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente]
:
- verblijft bij de vrouw de
eneweek van woensdag (uit school) tot vrijdag (na zwemles), waarbij de man de minderjarige op woensdag na school bij de vrouw brengt en de vrouw haar op vrijdag na zwemles bij de man terugbrengt. De
andereweek verblijft de minderjarige bij de vrouw van vrijdag (na zwemles) tot maandag (naar school), waarbij de man haar op vrijdag na de zwemles bij de vrouw brengt en de vrouw de minderjarige op maandag naar school brengt;
- verblijft in de kerstvakantie 2023 bij de vrouw van 22 december 2023, 17.00 uur, tot 25 december 2023, 20.30 uur, en van 3 januari 2024, 11.00 uur, tot 7 januari 2024, 20.30 uur;
6.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Overmars, rechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.