Op 20 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 15/013340-20. De zaak betreft de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 881.813,16, ingediend op 9 juni 2022. De betrokkene, die op 12, 14 en 18 september 2023 voor de rechtbank moest verschijnen, was eerder vrijgesproken van diefstal door twee of meer verenigde personen. De officier van justitie heeft de vordering ter zitting naar beneden bijgesteld tot € 5.000,00, maar de verdediging heeft verzocht om afwijzing van de ontnemingsvordering, onder verwijzing naar de vrijspraak en het ontbreken van bewijs dat de betrokkene in de winst heeft gedeeld. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat er geen veroordeling was wegens een strafbaar feit. De rechtbank baseert deze beslissing op de relevante wetgeving en jurisprudentie, waaronder een uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2009.