6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft samen met anderen een vuurwapen met scherpe munitie voorhanden gehad. Dit is een ernstig strafbaar feit, nu ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving met zich brengt. Het is verontrustend te noemen dat de verdachte en zijn medeverdachten met dit vuurwapen een - onbekend gebleven - misdadig doel nastreefden. Mocht het tot een uitvoering van dit plan zijn gekomen, dan is niet ondenkbeeldig dat daarbij slachtoffers hadden kunnen vallen. Door de omstandigheden waaronder de verdachte en zijn medeverdachten het vuurwapen voorhanden hebben gehad, heeft zich tevens het gewelddadige karakter van dat voorhanden hebben geopenbaard.
De ernst van het bewezen verklaarde rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank het strafblad van de verdachte van 1 september 2023, in aanmerking genomen waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor vermogensdelicten (straatroven) onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 25 september 2023 van de jeugdreclassering. Dit rapport houdt onder meer in dat bij de verdachte sprake is van een verstandelijke handicap in de vorm van zwakbegaafdheid en dat daarnaast sprake is een psychische stoornis in de vorm van een stoornis in cannabisgebruik. De verdachte is moeilijk leerbaar en heeft veel herhaling nodig. Met kleine stapjes leert hij nieuwe vaardigheden aan. Hij heeft veel sturing en structuur nodig. Als de verdachte afspraken nakomt gaat het thuis met zijn moeder goed. Als hij hele dagen thuis doorbrengt, dan loopt de spanning op en hebben ze veel ruzie. Betrokkene is zeer beïnvloedbaar en kwetsbaar en heeft veel zorg nodig. Hij zal waarschijnlijk levenslang ondersteuning van hulpverlening nodig hebben. Ook wordt hij snel overvraagd. Geadviseerd wordt een jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen voor de duur van twee jaar, om ervoor te zorgen dat het toezicht en de lopende trajecten, zoals begeleid wonen en de begeleiding van Levvel doorlopen.
Daarnaast heeft de rechtbank het adviesrapport van 27 september 2023 van de Raad, in aanmerking genomen. Dit rapport houdt onder meer in dat de verdachte niet opnieuw in aanraking is gekomen met de politie, dat hij afstand heeft genomen van jongeren met een negatieve invloed en stappen maakt in de behandeling met zijn therapeut. Voor de Raad is dat echter niet voldoende. De verdachte is zelfbepalend als het gaat om het nakomen van afspraken, zijn dagbesteding, het volgen van zijn leerstraf en de behandeling gericht op het verminderen van softdrugsgebruik. Er zijn naar de mening van de Raad veel recidive risico’s. Om die reden adviseert de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Het voorwaardelijk deel moet dienen als forse stok achter de deur, die hij nodig heeft, om zijn afspraken met de betrokken hulpverlening na te komen. De Raad adviseert de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de voorwaarden van:
- het meewerken aan begeleid wonen traject;
- het hebben en behouden van een dagbesteding;
- het meewerken aan behandeling bij verslavingszorg;
- het meewerken aan ambulante begeleiding vanuit Levvel
- het maken van een start dan wel het hebben van een vrijetijdsbesteding;
- het meewerken aan de begeleiding van de jeugdreclassering, die toezicht houden op de bijzondere voorwaarden.
Verder heeft de rechtbank het psychologisch rapport van 7 oktober 2022, van het NIFP, in aanmerking genomen. Dat rapport houdt onder meer in dat bij de verdachte sprake is van een verstandelijke handicap in de vorm van zwakbegaafdheid. Daarnaast is een psychische stoornis vastgesteld in de vorm van een stoornis in cannabisgebruik. Ten tijde van het ten laste gelegde waren zowel de verstandelijke handicap als de psychische stoornis aanwezig. De zwakbegaafdheid heeft mogelijk een rol gespeeld en de verdachte enigszins beperkt in de vrijheid zijn gedragskeuzes te maken. Vanuit zwakbegaafdheid is het voor hem namelijk moeilijk de consequenties van zijn handelen te overzien. Ook is hij gevoelig voor beïnvloeding door anderen, neigt hij zich in contacten meegaand op te stellen, wat het adequaat aangeven van grenzen bemoeilijkt. Mogelijk heeft hij de risico’s van de situatie onvoldoende kunnen overzien en hebben enkele factoren van de verstandelijke handicap invloed gehad op zijn handelen ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, wordt daarom geadviseerd dit de verdachte in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
In het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte en ter preventie van recidive is hij gebaat bij begeleiding en behandeling. De begeleiding kan plaatsvinden door de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel en worden gericht op scholing, werk en zinvolle dagbesteding. Vanuit pedagogisch oogpunt is het van belang zijn moeder bij deze begeleiding te betrekken. Daarnaast wordt ambulante behandeling geadviseerd, specifiek gericht op de problematiek van de zwakbegaafdheid. Hierbij kan de behandeling gericht worden op het egocentrisme bij de verdachte, meer leren overzien van de consequenties van zijn handelen, het adequaat leren stellen van grenzen in het contact met anderen, zijn emotieregulatievaardigheden en zijn beïnvloedbaarheid. Daarnaast is psycho-educatie over de geschetste problematiek, behandeling gericht op zijn cannabisgebruik en het aanleren van andere copingvaardigheden van belang. Omdat hij op dit moment al in behandeling is, hij vertrouwen in zijn behandelaar heeft en er reeds aan enkele van bovenstaande doelen wordt gewerkt, is het aan te bevelen deze behandeling te continueren. Geadviseerd wordt de begeleiding en behandeling in het kader van een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Met de conclusies van voornoemde adviezen en rapporten kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank acht het bewezen verklaarde feit dan ook in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Daarbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat de verdachte zich al langer dan een jaar, in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, aan strakke schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van 135 dagen jeugddetentie passend en geboden. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, 34 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, met bijzondere voorwaarden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met dan wel toezicht van de jeugdreclassering noodzakelijk.
De rechtbank ziet in het bewezen verklaarde niet een geval als omschreven in artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht en zal daarom niet de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen.