ECLI:NL:RBNHO:2023:10392

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10461546 \ WM VERZ 23-288
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen administratieve sanctie wegens handelen in strijd met een gesloten verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig waren.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. Betrokkene voerde aan dat de bebording niet duidelijk was geplaatst en dat het bord pas goed zichtbaar was na het nemen van de afslag. De kantonrechter overwoog dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht en dat het aan de betrokkene is om zijn rijgedrag aan te passen aan de verkeerssituatie.

De kantonrechter concludeerde dat er geen rechtsregel is die voorschrijft dat een geslotenverklaring met eerder geplaatste borden moet worden aangekondigd. De betrokkene had niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een fuik waaruit ontsnappen onmogelijk was. Wel zag de kantonrechter aanleiding om de boete te matigen tot € 50,00, gezien de specifieke omstandigheden die betrokkene ter zitting had aangevoerd. Het beroep werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10461546 \ WM VERZ 23-288
CJIB-nummer : 250936435
Uitspraakdatum : 20 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Betrokkene stelt dat de bebording niet duidelijk is geplaatst en stelt dat het bord pas goed te zien is als je de afslag al helemaal hebt genomen en de weg naar de Busbrug al op rijdt. Betrokkene stelt dat bestuurders vervolgens geen mogelijkheid meer hebben om op de weg te draaien omdat dit verboden is, zodat het niet meer mogelijk is om een verkeersovertreding te voorkomen.
2.4.
De kantonrechter overweegt dat voorop moet worden gesteld dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht. In het kader daarvan is het aan de weggebruiker om diens rijgedrag, waaronder de snelheid, zodanig aan te passen dat verkeersborden niet alleen tijdig worden waargenomen, maar dat ook kennis kan worden genomen van de inhoud daarvan. Dat de betrokkene de borden niet heeft opgemerkt, dan wel vanwege andere omstandigheden de informatie op deze borden niet tot zich heeft kunnen nemen, komt dan ook voor zijn rekening. Voor wat betreft de plaatsing van vooraankondigingsborden merkt de kantonrechter allereerst op dat geen rechtsregel voorschrijft dat een geslotenverklaring met eerder geplaatste borden wordt aangekondigd. Dat de bebording volgens betrokkene onduidelijk is geplaatst is voorts geen omstandigheid die ertoe kan leiden dat het de betrokkene niet kan worden verweten de geslotenverklaring te hebben betreden. Het is aan de betrokkene om te anticiperen op een naderende verkeerssituatie.
2.5.
Dat er in de onderhavige zaak sprake was van een fuik waaruit ontsnappen onmogelijk was, blijkt ook niet. Betrokkene heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Bestuurders die op de rotonde rijden worden tijdig gewaarschuwd voor de geslotenverklaring. Dit betekent dat geen sprake is van een fuik waardoor bestuurders bijna gedwongen worden geslotenverklaring te negeren. Bovendien leert kennisneming van algemeen toegankelijke informatie op Google Streetview dat de rijbaan ter plaatse, vanaf het moment dat het bord geslotenverklaring zichtbaar is, breed genoeg is om te kunnen keren.
2.6.
De kantonrechter ziet in de specifieke omstandigheden die betrokkene ter zitting heeft aangevoerd wel eenmalig aanleiding om de boete te matigen. De boete zal worden gematigd tot € 50,00.
2.7.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 50,00 (met handhaving van de administratiekosten ad € 9,00);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling te veel heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: