In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, aangeduid als [verweerder 1]. [Verzoeker] verzocht om een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en betaling van niet-genoten vakantiedagen. De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] grotendeels afgewezen. De kern van de zaak was de vraag of er sprake was van een geldige opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder 1]. [Verzoeker] stelde dat [verweerder 1] de arbeidsovereenkomst had opgezegd, terwijl [verweerder 1] betwistte dat er sprake was van een opzegging en stelde dat [verzoeker] zelf had opgezegd.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging door [verzoeker]. Dit oordeel was gebaseerd op een gesprek op 8 juni 2023, waarin [verzoeker] had aangegeven te stoppen met werken als [verweerder 1] een verkeersboete zou inhouden op zijn loon. De kantonrechter concludeerde dat [verzoeker] in een WhatsApp-bericht later die dag duidelijk had gemaakt dat hij per direct wilde stoppen. Aangezien [verzoeker] zelf had opgezegd, was er geen grond voor de gevraagde vergoedingen, behalve voor de betaling van niet-genoten vakantiedagen, die door de kantonrechter werd toegewezen.
De kantonrechter heeft [verweerder 1] veroordeeld tot betaling van € 1.115,64 bruto aan [verzoeker] voor niet-genoten vakantiedagen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 juni 2023. De overige verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen, en de proceskosten werden voor rekening van [verzoeker] gesteld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nagekomen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.