ECLI:NL:RBNHO:2023:10385

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
10461537 \ WM VERZ 23-286
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. Betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 20 juni 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar betrokkene zelf niet. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat zij haar telefoon niet in de hand had en dat haar auto was uitgerust met een goed werkend carkit/multimediasysteem. De verbalisant verklaarde echter dat hij had waargenomen dat betrokkene tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging waarvoor de boete was opgelegd. Betrokkene had onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Daarnaast werd vastgesteld dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, waardoor de boete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en zag geen reden om de boete te matigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10461537 \ WM VERZ 23-286
CJIB-nummer : 245978785
Uitspraakdatum : 30 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
Betrokkene stelt dat haar auto is uitgerust met een zeer goed werkend carkit/multimediasysteem waarbij haar telefoon automatisch verbinding maakt als zij instapt. Betrokkene stelt beslist haar telefoon niet in haar hand te hebben gehad en stelt volledig in het duister te tasten aangaande deze bekeuring. Tevens stelt betrokkene niet te zijn staande gehouden.
2.4.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat met de rechterhand, ter hoogte van het stuur, vasthield. Tijdens mijn waarneming heb ik duidelijk en onbelemmerd in het voertuig naar het mobiel elektronisch apparaat kunnen kijken. Ik zag mobiele telefoon. (…) Reden geen staandehouding: ik, verbalisant had geen
reële mogelijkheid tot staande houding omdat ik te voet was en het voertuig van mij af reed. Tevens was ik in burger gekleed…“.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de specifieke verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een enkele ontkenning is tegenover de verklaring van de verbalisant niet voldoende.
2.6.
Betrokkene heeft tevens gesteld dat zij had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens de toelichting in het zaakoverzicht te voet was, in burger gekleed en het voertuig van hem af reed. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder. Het beroep is daarom ongegrond.
2.7.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: