In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 15 augustus 2023 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. Dit verzoek is gedaan omdat er bij [de minderjarige] sprake is van een stagnerende ontwikkeling, die samenhangt met posttraumatische stressklachten en problemen bij het opbouwen van hechtingsrelaties. De moeder van [de minderjarige] kan door haar persoonlijke problematiek geen veilige opvoedsituatie bieden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2023 waren de moeder, de oma moederszijde, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De vader is niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag over [de minderjarige], die momenteel bij de oma moederszijde verblijft. De Raad heeft aangegeven dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig bedreigd wordt door de thuissituatie bij de moeder, die niet in staat is om de benodigde stabiliteit en zorg te bieden.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld. De moeder heeft een ambivalente houding ten opzichte van hulpverlening, wat de ontwikkeling van [de minderjarige] belemmert. De kinderrechter heeft besloten om [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor zes maanden, met de hoop dat de moeder in deze periode de benodigde hulpverlening accepteert. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.