In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot de datum van haar meerderjarigheid, te weten 22 januari 2024. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling, De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI), belast met de zorg voor de minderjarige en heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI zorgdraagt voor het continueren van de woonplek van de minderjarige, het waarborgen van de veiligheid van het contact tussen de minderjarige en haar moeder, en het eventueel inzetten van passende hulpverlening.
De procedure begon met een verzoekschrift van de GI, ingediend op 21 augustus 2023, waarin werd verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2023 was de vader van de minderjarige aanwezig, terwijl de moeder niet ter zitting verscheen. De kinderrechter heeft de minderjarige voorafgaand aan de zitting om haar mening gevraagd, en zij heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij in een gezinshuis woont.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige meegewogen, waaronder de stilstand van haar traumabehandeling en het gebrek aan contact met haar moeder. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de GI betrokken moet blijven tot aan de meerderjarigheid van de minderjarige, om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke hulpverlening en begeleiding wordt geboden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.