ECLI:NL:RBNHO:2023:10374

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/15/343438 / JU RK 23-1333
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige tot meerderjarigheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot de datum van haar meerderjarigheid, te weten 22 januari 2024. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling, De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI), belast met de zorg voor de minderjarige en heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI zorgdraagt voor het continueren van de woonplek van de minderjarige, het waarborgen van de veiligheid van het contact tussen de minderjarige en haar moeder, en het eventueel inzetten van passende hulpverlening.

De procedure begon met een verzoekschrift van de GI, ingediend op 21 augustus 2023, waarin werd verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2023 was de vader van de minderjarige aanwezig, terwijl de moeder niet ter zitting verscheen. De kinderrechter heeft de minderjarige voorafgaand aan de zitting om haar mening gevraagd, en zij heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij in een gezinshuis woont.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige meegewogen, waaronder de stilstand van haar traumabehandeling en het gebrek aan contact met haar moeder. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de GI betrokken moet blijven tot aan de meerderjarigheid van de minderjarige, om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke hulpverlening en begeleiding wordt geboden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/343438 / JU RK 23-1333
Datum uitspraak: 4 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Alkmaar,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
Hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI van 21 augustus 2023, ingekomen bij de griffie op 21 augustus 2023;
  • de nazending van het verslag van Parlan van de GI van 4 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op 4 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de moeder niet ter zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] op voorhand per brief naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover voorafgaand aan de zitting een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een accommodatie van jeugdhulpaanbieder Parlan.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 januari 2019 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 26 september 2022 tot 9 oktober 2023.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 september 2022 een spoedmachtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen. Deze maatregel is nadien verlengd, voor het laatst bij beschikking van 23 december 2022 tot 9 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen tot de datum van haar meerderjarigheid, te weten tot 22 januari 2024. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Sinds oktober 2022 gaat [de minderjarige] weer naar school. Dit is vanwege haar latere instroom en vele schoolverzuim wisselend verlopen, maar in september 2023 mag zij toch starten met leerjaar 2. De GI acht het van belang dat de GI en zorgorganisatie Parlan erop toezien dat [de minderjarige] naar school blijft gaan en de lesstof kan begrijpen. [de minderjarige] is in februari 2023 gestart met haar traumabehandeling bij de Opvoedpoli en dit deed haar goed. Toch is in juni 2023 gebleken dat [de minderjarige] al enige tijd niet meer naar de behandeling is gegaan, omdat zij het te druk zou hebben. In het afgelopen jaar van de ondertoezichtstelling heeft er slechts één fysiek omgangsmoment tussen de moeder en [de minderjarige] plaatsgevonden. De GI wil meer zicht krijgen op hoe dit contact verloopt, zodat zij [de minderjarige] kunnen ondersteunen in dit contact door het geven van handvatten. Ten slotte acht de GI het van belang om de komende tijd belangrijke zaken met [de minderjarige] te regelen die van toepassing zullen zijn vanaf haar achttiende levensjaar.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier het volgende aan toegevoegd. Volgens de therapeut is het gewenst dat er nog een paar sessies van de traumabehandeling plaatsvinden, om ervoor te zorgen dat de trauma’s van [de minderjarige] volledig verwerkt worden. Aangezien [de minderjarige] aangeeft dat zij dat niet meer wil, omdat zij al goed in haar vel zit, acht de GI het van belang dat zij dit met de therapeut gaat bespreken om zo de behandeling af te ronden. In oktober 2023 zal een collega de zaak van de gezinsvoogd overnemen. Daarom heeft de huidige gezinsvoogd alvast de aanvraag verlengde Jeugdwet ingediend bij de gemeente, zodat er na de overdracht alleen op een verlening daarvan moet worden gewacht.
4. De standpunten
4.1.
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat het goed met haar gaat. Momenteel woont [de minderjarige] in een gezinshuis en zij wil hier ook graag blijven wonen. [de minderjarige] zit in het tweede jaar van haar opleiding op het [school] . Afgelopen studiejaar was er veel sprake van verzuim, maar [de minderjarige] geeft aan wel haar best te doen. Na deze opleiding zou [de minderjarige] nog verder willen studeren. Daarnaast heeft [de minderjarige] een bijbaantje bij een snackbar. Zij ziet haar vader één keer in de week en ook dat verloopt fijn. De laatste tijd heeft [de minderjarige] ook weer beter contact met haar moeder. [de minderjarige] is het eens met het verzoek, maar zij maakt zich wel zorgen of alles goed geregeld wordt vanaf haar achttiende levensjaar, omdat de huidige gezinsvoogd weggaat.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek. Ter zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij druk bezig is met het krijgen van een woning. De vader ontvangt ondersteuning vanuit de GGD en een sociaal werkster. Wanneer de vader een woning heeft, mag [de minderjarige] zelf bepalen of zij wel of niet bij de vader komt logeren of wonen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Gebleken is dat [de minderjarige] nog altijd ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] verblijft sinds 23 oktober 2022 op de zelfstandige kamertraining in een gezinshuis van Parlan. Positief is dat [de minderjarige] goed in contact is met de gezinshuisouder. Ook acht de kinderrechter het positief dat [de minderjarige] door haar studie en bijbaantje een passende dagbesteding heeft. Wel bestaan er nog zorgen over de traumabehandeling bij de Opvoedpoli, omdat [de minderjarige] zelf heeft gekozen dit stop te zetten. Het afgelopen jaar zijn er ook veel zorgen geweest over de schoolgang van [de minderjarige] . Het is de kinderrechter gebleken dat zij vorige maand met het tweede leerjaar is begonnen en dat zij hier gemotiveerd voor is. Een andere zorg is dat zij op dit moment niet bij een van haar ouders kan wonen. Tot op heden is het de vader nog niet gelukt een eigen woning te vinden. [de minderjarige] slaapt één nacht per week bij de vader en hun onderlinge contact verloopt goed. Sinds de uithuisplaatsing heeft [de minderjarige] slechts één keer fysiek contact gehad met de moeder. [de minderjarige] heeft wel dagelijks telefonisch contact met haar moeder en dit verloopt beter dan in het verleden.
5.3.
Gezien de naderende meerderjarigheid van [de minderjarige] dient de komende periode benut te worden om begeleide omgang tussen de moeder en [de minderjarige] op te starten en te monitoren. Gelet op het voorgaande acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de GI betrokken blijft tot aan de meerderjarigheid van [de minderjarige] . De kinderrechter acht het van belang dat de GI zorgdraagt voor het continueren van de woonplek van [de minderjarige] , het waarborgen van de veiligheid van het contact tussen [de minderjarige] en de moeder en het eventueel inzetten van passende hulpverlening.
5.4.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn:
  • de onduidelijkheid over het perspectief van [de minderjarige] vanaf haar meerderjarigheid;
  • de stilstand van de traumabehandeling van [de minderjarige] , waardoor onduidelijk is of haar trauma’s volledig verwerkt zijn;
  • het ontbreken van omgang tussen de moeder en [de minderjarige] .
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen tot de datum van haar meerderjarigheid, te weten tot 22 januari 2024 (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , tot 22 januari 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 januari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023 door mr. A.R.A.R. Sitaldin, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 16 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.