In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 16 augustus 2023 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaccommodatie voor twee maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige], die kampt met complexe problematiek, waaronder angstklachten en dwangmatig gedrag. Ondanks de ondersteuning die de moeder biedt, blijkt dat zij niet in staat is om de nodige zorg en begeleiding te bieden. De kinderrechter heeft de moeder als belanghebbende aangemerkt en heeft de vader als informant genoteerd, hoewel hij niet ter zitting is verschenen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2023 is gebleken dat [de minderjarige] recent een opname bij de GGZ heeft afgerond, maar dat er nog steeds behoefte is aan verdere diagnostiek en behandeling. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de hulpverlening vanuit een vrijwillig kader onvoldoende waarborgen biedt om de bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] weg te nemen. Daarom is besloten om [de minderjarige] onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke hulpverlening kan worden geborgd.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met als doel de ontwikkeling van [de minderjarige] te beschermen en te bevorderen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.