ECLI:NL:RBNHO:2023:10359

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
15/013340-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van ladingdiefstal bij vrachtafhandelingsbedrijf Schiphol

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ladingdiefstal bij een vrachtafhandelingsbedrijf te Schiphol. De tenlastelegging betrof de diefstal van een grote hoeveelheid telefoons, drones en tuinverlichting in de periode van 4 tot 5 juni 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. J.J. van Bree, vorderde een gevangenisstraf van 39 maanden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. K.C. van Hoogmoed, vrijspraak bepleitte.

Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de verdachte, die werkzaam was als loodsmedewerker, op de hoogte was van de gang van zaken rondom de pallets, maar niet van de diefstal zelf. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat de goederen die hij verplaatste, weggenomen zouden worden. De verklaringen van de verdachte en andere medewerkers gaven aan dat de werkprocessen niet altijd strikt werden gevolgd, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat de verdachte niet opzettelijk handelde in het kader van de diefstal.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was wat de verdachte ten laste was gelegd, en heeft hij vrijspraak gekregen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 20 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/013340-20 (P)
Uitspraakdatum: 20 oktober 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12, 14 en 18 september 2023 en 6 oktober 2023 (sluiting van het onderzoek) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K.C. van Hoogmoed, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2019 tot en met 5 juni 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid telefoons en/of drones en/of tuinverlichting(onderdelen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [vrachtafhandelingsbedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 39 maanden, met aftrek van voorarrest.
Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Op het standpunt van de verdediging zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 5 juni 2019 heeft tussen 3:29 en 5:12 uur bij het vrachtafhandelingsbedrijf [vrachtafhandelingsbedrijf] te Schiphol een diefstal plaatsgevonden van in totaal veertig pallets met telefoons, drones en tuinverlichting. Uit de camerabeelden van [vrachtafhandelingsbedrijf] is gebleken dat om 3:29 uur twee vrachtwagens het bedrijfsterrein van [vrachtafhandelingsbedrijf] opreden en dat deze werden geparkeerd bij een laaddok. Eén van de chauffeurs is de loods binnengegaan, heeft de vrachtwagens volgeladen met de pallets die stonden op een plaats die wordt aangeduid als “import 0” en beide chauffeurs zijn weer weggereden. Later die ochtend werd de diefstal ontdekt en heeft [vrachtafhandelingsbedrijf] aangifte gedaan. Naar aanleiding van die aangifte is de Koninklijke Marechaussee een opsporingsonderzoek gestart. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de weggenomen lading de middag en avond daarvoor, op 4 juni 2019, was klaargezet door medewerkers van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), aan welk bedrijf [vrachtafhandelingsbedrijf] de afhandeling van vracht in de loods had uitbesteed. Deze medewerkers bleken de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn. De verdachte was werkzaam als loodsmedewerker en [medeverdachte 1] als crewchief.
De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem opdracht had gegeven “import 0” eerst leeg te ruimen en de betreffende pallets daar vervolgens neer te zetten, wat hij ook heeft gedaan. [medeverdachte 1] instrueerde hem vooral de pallets van Lenovo te pakken en op enig moment te stoppen met het scannen van de pallets. De verdachte heeft verklaard dat deze gang van zaken niet ongewoon was en dat hij heeft uitgevoerd wat zijn teamleider hem opdroeg. Verder heeft hij verklaard dat [medeverdachte 1] eerder eens had gezegd dat goederen die waren klaargezet weggenomen zouden gaan worden, maar dat hij dit heeft beschouwd als kletspraat.
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte wist dat de goederen die hij tijdens de dienst van 4 juni 2019 klaarzette, weggenomen zouden gaan worden. Ter onderbouwing daarvan heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de diefstal door [medeverdachte 1] was aangekondigd, dat het verplaatsen van de goederen ongebruikelijk was, dat het tijdstip ongebruikelijk was, dat het maken van foto’s van de lading door [medeverdachte 1] ongebruikelijk was, net als het niet scannen van de pallets.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat vrijspraak moet volgen, omdat het vereiste opzet ontbreekt. De werkzaamheden die de verdachte heeft verricht waren niet ongebruikelijk. De diefstal in de periode van 4 tot 5 juni 2019 was, anders dan de officier van justitie stelt, niet aangekondigd. De verdachte is pas achteraf op de hoogte geraakt van de diefstal.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de diefstal. Dat [medeverdachte 1] langere tijd daarvoor tegen de verdachte heeft verteld dat hij voornemens was een diefstal te plegen bij [vrachtafhandelingsbedrijf] is daarvoor onvoldoende. Niet is gebleken dat [medeverdachte 1] de verdachte vooraf op de hoogte heeft gesteld van deze diefstal. Met andere woorden, er is geen bewijs dat [medeverdachte 1] tegen de verdachte heeft gezegd dat de lading die hij op 4 juni 2019 op “import 0” klaarzette, weggenomen zou gaan worden. Op basis van de handelingen van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de diefstal. De rechtbank stelt hierbij voorop dat uit de verklaringen van de verdachte en medewerkers van [vrachtafhandelingsbedrijf] en [bedrijf 1] het beeld ontstaat dat de werkprocessen, zoals het plaatsen van de pallets in de rij van het laatste cijfer op de airwaybill en het scannen van iedere verplaatsing van een pallet, in de praktijk niet altijd werd gevolgd. In dat licht bezien is het door de verdachte, in opdracht van [medeverdachte 1] , leegruimen van “import 0” en vervolgens verplaatsen van pallets naar “import 0” niet een dermate ongebruikelijke gang van zaken dat hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte moet hebben geweten van de diefstal. Ook het niet volledig scannen van de verplaatsingen van de pallets kan een dermate vergaande conclusie niet dragen. De gang van zaken omtrent het scannen lijkt eerder steun te bieden voor de verklaring van de verdachte dat hij de betreffende avond niet op de hoogte was van de bedoelingen van [medeverdachte 1] , nu de verdachte ruim de helft van de verplaatsingen heeft gescand alvorens in opdracht van [medeverdachte 1] hiermee te stoppen. Indien de verdachte wist van de diefstal ligt het voor de hand dat hij in het geheel had nagelaten de verplaatsingen van de pallets te scannen. Het halverwege stoppen met scannen van de verplaatsingen kan mogelijk worden aangemerkt als onzorgvuldig handelen van de zijde van de verdachte, maar kan bezwaarlijk als dragend bewijs voor het medeplegen van diefstal worden aangenomen. Ook uit het nemen van foto’s van de neergezette goederen door [medeverdachte 1] en het tijdstip van het ophalen van de lading door de chauffeurs, kan geen opzet bij de verdachte worden afgeleid. Uit het dossier volgt niet dat de verdachte heeft gezien dat [medeverdachte 1] die foto’s heeft gemaakt. De stelling van de officier van justitie dat het opzet van de verdachte mede zou blijken uit het ongebruikelijke tijdstip van de diefstal kan de rechtbank niet volgen.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.