ECLI:NL:RBNHO:2023:10334

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
15/036530-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met antisociale problematiek

Op 19 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van een betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de maatregel met twaalf maanden te verlengen afgewezen en in plaats daarvan de maatregel voor een kortere periode van zes maanden verlengd. De rechtbank oordeelt dat het belang van de betrokkene vereist dat de instelling snel aan de slag gaat met een concreet plan voor resocialisatie, waarbij de betrokkene de kans moet krijgen om te leren omgaan met vrijheden en verantwoordelijkheden buiten de inrichting. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de adviezen van deskundigen, waaronder psychologen en psychiaters, die de ontwikkeling van de betrokkene binnen de inrichting als stagnerend hebben beoordeeld. De rechtbank benadrukt dat de betrokkene al lange tijd in de jeugdinrichting verblijft en dat er een risico bestaat dat hij gedemotiveerd raakt door de lange procedures. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de betrokkene in overweging heeft genomen. De rechtbank verwacht dat de betrokkene na zes maanden in ieder geval onbegeleid verlof heeft gehad en mogelijk is gestart met een scholings- en trainingsprogramma (STP).

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige raadkamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/036530-19
Uitspraakdatum: 19 oktober 2023
BESLISSING (ex artikel 6:6:31 Sv)van de rechtbank Noord-Holland, meervoudige raadkamer voor de behandeling van jeugdstrafzaken, naar aanleiding van de op 7 september 2023 ter griffie van deze rechtbank ingediende vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de maatregel) van
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
thans verblijvende in [de inrichting] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
zal verlengen met twaalf maanden.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 9 juli 2019 waarbij aan betrokkene de maatregel is opgelegd voor (onder meer) het medeplegen van een poging tot afpersing. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
  • de vordering van de officier van justitie d.d. 7 september 2023;
 de beslissing van de meervoudige raadkamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank van 1 december 2022 waarin de maatregel is verlengd met negen maanden.
  • een ingevolge artikel 6:6:31, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering recent opgemaakt, met redenen omkleed advies, gedateerd 4 augustus 2023 en ondertekend door [directeur] , directeur, en [gedragswetenschapper] , gedragswetenschapper, beiden werkzaam bij [de inrichting] , met daarbij als bijlage aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene;
  • het psychologisch onderzoek Pro Justitia, gedateerd 25 augustus 2023, verricht en ondertekend door GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] ;
  • het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, gedateerd 24 september 2023, verricht en ondertekend door kinder- en jeugdpsychiater [kinder- en jeugdpsychiater] ;
  • de brief van betrokkene, op de zitting voorgelezen en overgelegd.
Tijdens de gesloten behandeling in raadkamer van 5 oktober 2023 zijn gehoord betrokkene, zijn raadsman mr. J.T.H.M. Mühren, kantoorhoudende te Purmerend, officier van justitie
[officier van justitie] , almede de deskundigen [gedragswetenschapper] , [GZ-psycholoog] en [kinder- en jeugdpsychiater] voornoemd.

2.Het standpunt van de inrichting

In genoemd verslag en advies van [de inrichting] (hierna ook: de inrichting) is onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende opgenomen:
Van september 2019 tot en met maart 2023 is de behandelmaatregel van betrokkene in JJI Lelystad ten uitvoer gelegd. Daar heeft hij in eerste instantie positieve stappen gezet en is zijn verlof uitgebouwd tot onbegeleid verlof. Omdat er binnen de JJI in Lelystad in februari en maart 2023 meerdere incidenten hebben plaatsgevonden waarbij een patroon van antisociale gedragingen zichtbaar was en er na een tijdelijk verblijf elders geen positieve ontwikkeling kwam, is betrokkene op 4 april 2023 definitief overgeplaatst naar [de inrichting] . Daar houdt hij zich voornamelijk op de achtergrond. Hij conformeert zich aan het dagprogramma, laat zich goed aansturen en is niet betrokken geweest bij fysiek agressieve incidenten. Zijn zelfreflectie en probleembesef zijn gering, waardoor het voor betrokkene lastig is om na te denken over gedragsalternatieven en in te schatten wat hij nodig heeft om zijn traject weer op de rit te krijgen. Vanwege het gebrek aan perspectief vindt betrokkene het moeilijk om zich te richten op lange termijn doelen. Toch is hij gestart met individuele therapie en is hij gemotiveerd voor zijn onderwijstraject. Zo heeft hij zijn las- en heftruckdiploma en VCA behaald en is hij bezig met het behalen van zijn fitvak. Ook is afgesproken dat hij vanaf september 2023 start met een MBO niveau 1 opleiding. Verder is het van belang dat betrokkene een stabiel netwerk aan (prosociale) contacten opbouwt. Hij is aangemeld voor een IFA-coach. Door JJI Lelystad was betrokkene al aangemeld bij het Accuraat en Inspire voor een begeleide woonplek. Het aanmeldproces is door [de inrichting] overgenomen.
Gelet op de recente ontwikkelingen en antisociale gedragingen binnen JJI Lelystad rijst de vraag in hoeverre betrokkene geprofiteerd heeft van de eerder ingezette behandeling en de kern van zijn problematiek behandeld is. Zonder de kaders van de maatregel wordt het risico op recidive nog steeds als hoog ingeschat. Gezien de stagnatie van het traject binnen de JJI Lelystad, zal opnieuw naar de invulling van zijn behandeling gekeken moeten worden. De uitkomsten van het dubbel Pro Justitia onderzoek zullen worden geïntegreerd in het traject. Om de kern van de antisociale gedragsproblematiek te bewerken, de behandeling af te stemmen op de actuele diagnostiek, het recidiverisico te toetsen in verlofsituaties en het resocialisatietraject op zorgvuldige wijze vorm te geven, is nog geruime tijd nodig. Daarbij dienen de vrijheden en verantwoordelijkheden van betrokkene – gelet op het verleden – gefaseerd te worden uitgebreid. De instelling adviseert daarom een verlenging van de maatregel met twaalf maanden. De verwachting is niet dat de maatregel binnen twaalf maanden beëindigd kan worden, maar het wordt wenselijk geacht om na die periode in ieder geval opnieuw te evalueren. Bovendien loopt betrokkene bij een langere verlenging tegen het einde van de 6-jaarstermijn aan. Over de mogelijkheden van een scholings- en trainingsprogramma (hierna: “STP”) of voorwaardelijke beëindiging kan na twaalf maanden opnieuw onderzoek worden gedaan.
De deskundige [gedragswetenschapper] heeft op de zitting voormeld advies namens de inrichting toegelicht en onderschreven. Zij heeft hierbij aangegeven dat zij de overwegingen uit het psychologisch en psychiatrisch rapport begrijpt, maar blijft bij het advies. Ook de inrichting wil toewerken naar resocialisatie, maar wel op een zorgvuldige manier. Vanwege de problematiek van betrokkene is het belangrijk om dit stapsgewijs te doen en hem niet te overvragen. Daarbij is de inrichting gebonden aan termijnen. Verlof aanvragen kost tijd. Door, zoals de inrichting heeft gedaan, direct (na een korte opbouw) onbegeleid verlof aan te vragen, wordt al een hele stap overgeslagen en versneld naar STP toegewerkt. De verwachting is dat er minimaal zes maanden nodig zijn om een STP zorgvuldig te kunnen voorbereiden. Het advies van de psychiater om het STP binnen negen maanden af te ronden is dan ook niet haalbaar. Het STP inkorten tot een traject van drie of vier maanden is in het geval betrokkene ook niet passend. Er moet worden voorkomen dat de druk te hoog wordt, er tegenslagen zijn en betrokkene daardoor terugvalt en gedemotiveerd raakt.

3.Het standpunt van de psycholoog

In voornoemd verslag en advies van de psycholoog is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Bij betrokkene is sprake van een psychische stoornis in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en hechtingsproblematiek. Daarnaast is er sprake van zwakbegaafdheid en van middelengebruik in remissie, binnen de instelling. Er worden geen verschillen gezien tussen deze diagnostische conclusies en de laatst gestelde diagnostische conclusies binnen het beloop van de maatregel.
Het risico op recidive in een gelijksoortig delict wordt als matig ingeschat. Hierbij betrekt de psycholoog dat betrokkene 14 jaar oud was tijdens het delict en inmiddels 19 jaar oud is, zodat het recidiverisico moeilijk in te schatten is door het tijdsverloop. Als betrokkene op zeer korte termijn kan starten met opbouw van verloven, gericht op het starten met STP, is dit zeker in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling. Betrokkene dient in de buitenwereld ervaringen op te doen om deze binnen de behandeling in de inrichting (en later buiten de inrichting) te kunnen bespreken. Op die manier kan worden gewerkt aan het verbeteren van vertrouwen en het verminderen van het uitgaan van vijandige intenties bij anderen, alsmede het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Daarbij is het belangrijk dat het overzicht voor betrokkene wordt bewaard en hij niet wordt geacht zelfstandig te plannen en problemen op een adequate manier op te lossen.
Voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene met inachtneming van de veiligheid van anderen wordt geadviseerd de maatregel met twaalf maanden te verlengen. Binnen die twaalf maanden kan het verloftraject worden doorlopen en kunnen de voorwaarden voor het STP worden geregeld. Daarnaast kan in die periode een STP van zes maanden gemakkelijk worden ingepast, waarna tot voorwaardelijke beëindiging kan worden overgegaan. Omdat betrokkene aansturing nodig heeft bij het plannen en overzien van zijn dagelijkse leven, wordt voor de nabije toekomst een begeleide woonvorm en een passende dagbesteding geadviseerd. De woonplek zal zoveel mogelijk overzicht moeten bieden, zodat betrokkene zich veilig voelt en onrust en externaliserend gedrag wordt voorkomen. Voorts wordt geadviseerd om het bij betrokkene aanwezige wantrouwen kern van een behandeling te maken. Dit met als doel de geconstateerde ontwikkeling van persoonlijkheidsproblematiek om te buigen. Schematherapie voor de doelgroep LVB (Helpers en Helden) is hiervoor geschikt.
De deskundige [GZ-psycholoog] heeft tijdens de zitting voormeld advies onderschreven en daaraan – zakelijk weergegeven – het volgende toegevoegd. De psycholoog vindt net als de psychiater dat betrokkene zo snel mogelijk naar buiten moet om te oefenen, maar verwacht dat het niet haalbaar is om binnen drie maanden te starten met een STP. De ervaring leert dat verlof stapsgewijs wordt opgebouwd om te voorkomen dat er te veel druk op betrokkene komt te staan en hij teleurgesteld wordt. Daarbij merkt de psycholoog op dat betrokkene tijdens het STP ook buiten is en hij, als hij de juiste keuzes maakt, weinig van dit kader zal merken. In tegenstelling tot de psychiater is de psycholoog van mening dat schematherapie helpend kan zijn voor betrokkene. Deze therapie kan binnen de JJI worden opgestart en buiten worden voortgezet. De afronding van de therapie is volgens de psycholoog geen voorwaarde om met het STP te kunnen starten.

4.Het standpunt van de psychiater

In voornoemd verslag en advies van de psychiater is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende opgenomen:
Bij betrokkene is sprake van persoonlijkheidsproblematiek met antisociale kenmerken. Daarnaast functioneert hij op zwakbegaafd niveau en is het gebruik van cannabis heden onder controle, maar blijft dit voor de behandeling wel een aandachtspunt. Het recidiverisico wordt op matig geschat. Vanuit de bestaande psychopathologie wordt betrokkene niet gedreven tot het plegen van strafbare feiten. Binnen de huidige maatregel gedraagt hij zich op de huidige afdeling sociaal aangepast en meewerkend. Hij is rustiger geworden en gaat in gesprek over zijn toekomst. Betrokkene toont geen motivatie meer voor verdere intensieve behandeling, maar staat wel open voor ondersteuning gericht op resocialisatie. Het huidige kader van de langverblijfafdeling is op dit moment passend, maar betrokkene is toe aan een volgende stap. Binnen het strikte afdelingsklimaat valt bij hem geen verdere groei meer te verwachten. Verlenging van de maatregel is alleen in het belang van zijn verdere ontwikkeling als wordt toegewerkt naar een STP. Vanwege zijn matige copingvaardigheden, zijn moeite om sociale situaties zelf goed in te kunnen schatten en zijn matige doorzettingsvermogen is het wel van belang dat betrokkene komt te wonen in een (forensische) begeleide woonvorm waar hij kan oefenen met dagelijkse verantwoordelijkheden. Het is belangrijk dat hij daar een voldoende gevulde dagbesteding vindt met werk en sport.
Gelet op het voorgaande adviseert de psychiater om de maatregel te verlengen voor de duur van negen maanden, met het dringende advies in de komende drie maanden een STP met begeleid wonen op te starten. In tegenstelling tot de andere deskundigen verwacht de psychiater dat er geen jaar nodig is om de resocialisatie vorm te geven. Allereerst is betrokkene zeer gemotiveerd dit op te pakken. Bovendien wordt binnen de huidige maatregel geen indicatie gezien voor verdere intensieve behandeling binnen de JJI. Betrokkene is toe aan het vormgeven van het resocialisatietraject. Verdere verbetering van zijn functioneren is binnen de JJI niet meer te verwachten.
De deskundige [kinder- en jeugdpsychiater] heeft op de zitting voormeld advies toegelicht en onderschreven en nogmaals aangegeven dat hij binnen de instelling geen behandelmogelijkheden meer ziet. Verder heeft hij – zakelijk weergegeven – het volgende toegevoegd. Betrokkene moet nog dingen leren, zoals het omgaan met verantwoordelijkheden, maar dit kan vooral buiten de JJI. De psychiater vindt dat betrokkene de kans moet krijgen om te laten zien dat hij dit kan. Daarnaast vraagt hij zich af of de duur van de maatregel nog wel in verhouding staat tot het feit naar aanleiding waarvan deze is opgelegd. Om ervoor te zorgen dat betrokkene gemotiveerd blijft, is het belangrijk dat nu stappen worden gezet. De psychiater verwacht niet dat dit voor een te hoge druk zorgt bij betrokkene. Ondanks de praktische bezwaren van de instelling blijft de psychiater bij het advies om de maatregel met maximaal negen maanden (en liever korter) te verlengen. Als de instelling langer nodig heeft om het STP voor te bereiden, stelt de psychiater voor om het STP in te korten tot drie of vier maanden.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert een verlenging van de termijn van de maatregel voor de duur van twaalf maanden. De officier van justitie heeft daartoe het volgende naar voren gebracht.
De officier van justitie sluit zich aan bij het advies van de inrichting en vindt het belangrijk dat betrokkene stapsgewijs kan resocialiseren. Betrokkene zit ten slotte al lange tijd binnen. Door het verlof op te bouwen krijgt hij de tijd om te oefenen, te wennen aan nieuwe situaties en vertrouwen te krijgen in de betrokken hulpverlening. De officier van justitie ziet dat betrokkene gemotiveerd is en begrijpt dat hij graag naar buiten wil, maar verwacht dat er ook vanwege de bureaucratie rondom de verlofopbouw twaalf maanden nodig zijn om gefaseerd te kunnen resocialiseren.

6.Het standpunt van betrokkene en zijn raadsman

Betrokkene heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij een verlenging van twaalf maanden te lang vindt. Een verlenging van negen maanden, waarvan zes maanden STP (eventueel met elektronisch toezicht) is voor hem het maximum. Betrokkene wil graag de kans krijgen om buiten stappen te zetten en te bewijzen dat het goed met hem gaat. Hij heeft doelen voor zichzelf gesteld, zoals werken aan zijn emotieregulatie en het behalen van zijn MBO diploma. Hij wil zijn tijd nuttig besteden, stapsgewijs re-integreren en werken aan een positieve toekomst. Betrokkene vindt het niet eerlijk dat hij na de incidenten in Lelystad als het ware terug bij af is met de verlofopbouw en voor zijn gevoel weer opnieuw moet beginnen in [de inrichting] .
De raadsman heeft zich namens betrokkene vervolgens primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen, omdat de maatregel niet langer in het belang is van een zo gunstig mogelijk ontwikkeling van betrokkene en er sprake is van een matig recidiverisico. De raadsman ziet een hele andere en meer volwassen jongeman dan vijf jaar geleden. De raadsman verwacht dat er binnen de inrichting geen vooruitgang meer te bereiken valt voor betrokkene en verwijst daarbij naar de standpunten van de psycholoog en de psychiater. Verder is de raadsman verbaasd over de manier waarop de instelling spreekt over weken en maanden voor betrokkene: de raadsman vindt dat de opbouw naar de resocialisatie te lang duurt, terwijl betrokkene nu al vanaf zijn 14e jarenlang in de maatregel zit. Er dient, ook met het oog op de proportionaliteit, inmiddels uitzicht te komen op beëindiging van de maatregel. De raadsman begrijpt niet dat het onbegeleide verlof van betrokkene nog niet is hervat, terwijl hij vanuit JJI Lelystad meer dan honderden keren, begeleid en onbegeleid, op verlof is geweest. Daarbij is nimmer sprake geweest van incidenten. Dit zorgt voor onnodig oponthoud in de voortgang van het traject van betrokkene.
Subsidiair verzoekt de raadsman de maatregel maar te verlengen met zes maanden, zodat de inrichting de druk voelt om het STP te starten en betrokkene gemotiveerd blijft om daaraan mee te werken. Meer subsidiair verzoekt de raadsman de maatregel te verlengen met negen maanden, zoals geadviseerd door de psychiater.

7.De beoordeling

De rechtbank heeft bij het onderzoek in raadkamer bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is, mede gelet op de hierboven weergegeven toelichting van de deskundigen van oordeel dat aan alle wettelijke vereisten voor verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is voldaan. De maatregel is opgelegd voor een misdrijf, dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereisen nog immer het voortduren van de maatregel en de maatregel is - gezien in het licht van de overgelegde rapportages en de toelichting daarop - nog altijd in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde.
Wel ziet de rechtbank op grond van de overgelegde rapportages en hetgeen door de deskundigen naar voren is gebracht tijdens de zitting aanleiding om de maatregel te verlengen voor een kortere periode dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van de rapportages van de psychiater en de psycholoog concludeert de rechtbank dat de ontwikkeling van betrokkene binnen de inrichting stagneert. Volgens de psychiater is verdere verbetering binnen de instelling niet te verwachten en ook de psycholoog is van mening dat betrokkene zo snel mogelijk naar buiten moet om met vaardigheden te kunnen oefenen. De inrichting vraagt zich daarentegen af in hoeverre de kern van de problematiek al behandeld is en vindt het van belang dat eerst het resocialisatietraject zorgvuldig wordt vormgegeven. Zo dient betrokkene nog te werken aan zijn antisociale gedrag, moet er een dagbesteding worden gevonden en dient een stabiel netwerk te worden opgebouwd. De inrichting wil voorkomen dat betrokkene overvraagd wordt. De verwachting van de inrichting is daarom dat er minimaal zes maanden nodig zijn om stapsgewijs verlof op te bouwen en het STP te kunnen voorbereiden. Daarbij heeft de inrichting gewezen op de termijnen die verbonden zijn aan het aanvragen van verlof.
Hoewel de rechtbank op zichzelf begrip heeft voor de wens van de inrichting om zaken zorgvuldig op te bouwen en betrokkene niet te willen overvragen, houdt de inrichting naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rekening met het feit dat betrokkene in de JJI Lelystad al veelvuldig op (onbegeleid) verlof is geweest en dit over het algemeen goed is verlopen. Daarnaast staat betrokkene al lange tijd op de wachtlijst voor begeleid wonen bij Inspire. De rechtbank begrijpt dat de instelling gebonden is aan ambtelijke procedures, maar wil voorkomen dat betrokkene gedemotiveerd raakt en het gevoel heeft dat hij vanwege zijn overplaatsing helemaal opnieuw moet beginnen.
Daarbij neemt de rechtbank verder in overweging dat de behandeling van betrokkene in een eerder stadium al veel vertraging heeft opgelopen en ondertussen al ruim vier jaar voortduurt. In eerdere beslissingen heeft de rechtbank meerdere malen aangestuurd op een voortvarende aanpak van de resocialisatie van betrokkene, maar dit heeft helaas weinig resultaat gehad. De frustratie van betrokkene en zijn raadsman acht de rechtbank dan ook begrijpelijk.
Een beëindiging van de maatregel wordt op dit moment echter nog niet in het belang van de ontwikkeling van betrokkene geacht. Daarbij komt dat het recidiverisico door de deskundigen bij beëindiging op dit moment matig tot hoog wordt ingeschat.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat het belang van betrokkene vergt dat de instelling nu voortvarend aan de slag gaat en op zeer korte termijn met een concreet plan komt waarin wordt toegewerkt naar verblijf buiten de inrichting. Om daarbij een vinger aan de pols te houden, zal de rechtbank de maatregel slechts voor de duur van zes maanden verlengen en de vordering voor de overige zes maanden afwijzen. De rechtbank verwacht niet dat de maatregel na die periode kan worden afgerond, maar wel dat betrokkene dan in ieder geval onbegeleid verlof heeft gehad en indien enigszins mogelijk ook is gestart met het STP. De rechtbank is namelijk met de psychiater van oordeel dat betrokkene op korte termijn – binnen de kaders van de maatregel – de kans moet krijgen om te leren omgaan met de vrijheden en verantwoordelijkheden buiten de inrichting.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De te geven beslissing is gegrond op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

9.De beslissing

De rechtbank:
Verlengtde termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[verdachte],geboren op [geboortedatum] te [plaats] , voor de duur van
zes maanden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.J. Veldheer, voorzitter, tevens rechter,
mr. G.A.M. van Dijk, rechter, en mr. N. Cuvelier, beiden tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Jense als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023.
Mr. J.J. Veldheer is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.