ECLI:NL:RBNHO:2023:1032

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
9994927 \ CV EXPL 22-3384
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de stichting Woonwaard Noord-Kennemerland (hierna: Woonwaard) een vordering ingesteld tegen een gedaagde huurder wegens huurachterstand. De huurder, die een woning huurt van Woonwaard, heeft een betalingsregeling getroffen, maar heeft deze niet volledig nageleefd. De kantonrechter heeft op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Woonwaard vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van achterstallige huur en incassokosten. De huurder erkende een huurachterstand, maar voerde aan dat er een betalingsafspraak was gemaakt en dat hij zich hieraan had gehouden. De kantonrechter oordeelde dat de huurder tekortgeschoten was in zijn betalingsverplichtingen, aangezien er een huurachterstand van meer dan drie maanden bestond. De rechter overwoog dat de tekortkoming niet van geringe betekenis was en dat de belangen van Woonwaard bij een huurder die tijdig aan zijn verplichtingen voldoet, zwaarder wogen. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd gerechtvaardigd geacht. Woonwaard ging onder voorwaarden akkoord met een voortzetting van de betalingsregeling, mits de huurder deze nakomt. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, wettelijke rente en incassokosten, en heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde uitgesproken voor het geval de huurder de betalingsregeling niet nakomt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9994927 \ CV EXPL 22-3384 (TB)
Uitspraakdatum: 8 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting "Woonwaard Noord-Kennemerland"
gevestigd te [plaats]
eiseres
verder te noemen: Woonwaard
gemachtigde: L.V. Snijder
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. K. Dirlik

1.Het procesverloop

1.1.
Woonwaard heeft bij dagvaarding van 11 juli 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 9 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Woonwaard bij brief van 2 januari 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt de woning aan het adres [adres] in [plaats] van Woonwaard (hierna: het gehuurde of de woning). De huurprijs bedraagt € 584,79 per maand, bij vooruitbetaling te betalen.
2.2.
Partijen zijn op 23 juni 2022 een betalingsregeling overeengekomen van € 200,00 per maand voor een periode van 6 termijnen, naast de nog vervallen termijnen vanaf 1 juli 2022. In die e-mail staat verder:
“[…] De eerste termijn van € 200,00 betaalt u uiterlijk op 1 juli 2022. […]”
2.3.
Op 14 juli 2022 heeft Woonwaard per brief aan [gedaagde] laten weten dat per 1 augustus 2022 de wijziging van zijn nieuwe betalingsgegevens ingaan en welke betalingsgegevens dat zijn.
2.4.
[gedaagde] heeft op 31 juli 2022 een bedrag van € 200,00 overgemaakt naar Woonwaard. Vervolgens heeft hij € 200,00 overgemaakt op respectievelijk 1 september, 1 oktober, 1 november, 1 december en 30 december 2022.

3.De vordering

3.1.
Woonwaard vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Verder vordert Woonwaard betaling van € 2.648,25 aan achterstallige huur, € 0,59 aan wettelijke rente en € 376,83 (inclusief btw) aan incassokosten, vermeerderd met de huur / gebruiksvergoeding van € 584,79 per maand vanaf 1 augustus 2022 tot de dag van ontruiming, een en ander met de wettelijke rente over € 2.648,25 vanaf 4 juli 2022 en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Woonwaard legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] ondanks meerdere aanmaningen een huurachterstand heeft laten ontstaan. De huurachterstand tot en met juli 2022 bedraagt € 2.939,96. Hij is daarom ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Door de huur stelselmatig te laat te betalen schiet [gedaagde] tekort in de nakoming van de huurovereenkomst. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat het in deze zaak niet gaat om de vraag of er wel of geen achterstand is maar of er een betalingsafspraak is gemaakt tussen partijen. Met Woonwaard is een betalingsafspraak gemaakt en daar heeft [gedaagde] zich aan gehouden. Woonwaard is dan ook niet gerechtigd om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te vorderen omdat er een betalingsafspraak is. [gedaagde] wil de betalingsafspraak graag blijven voortzetten. [gedaagde] maakt verder bezwaar tegen de gevorderde incassokosten.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] erkent dat sprake is van een huurachterstand. Op de zitting is gebleken dat de actuele huurachterstand (tot en met januari 2023) € 2.033,03 bedraagt en de rente € 27,14. De kantonrechter zal dit deel van de vordering daarom toewijzen.
5.2.
De vordering betreffende betaling van de lopende huurtermijnen wordt toegewezen met ingang van 1 augustus 2022. Dit is door [gedaagde] niet weersproken.
5.3.
Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
5.4.
Uit overweging 5.1 volgt dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen naar Woonwaard. Ten tijde van de dagvaarding bestond er een huurachterstand van meer dan drie maanden. Tijdens de procedure is de huurachterstand iets ingelopen middels een betalingsregeling maar resteert nog steeds een achterstand van drie maanden. Van een tekortkoming van geringe betekenis is daarom geen sprake. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de tekortkoming van bijzondere aard is. De door [gedaagde] aangevoerde financiële en persoonlijke omstandigheden, hoe begrijpelijk ook, komen voor zijn rekening en risico en doen niet af aan de belangen van Woonwaard bij een huurder die (tijdig) aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt dan ook gerechtvaardigd geacht.
5.5.
Ter zitting is Woonwaard onder voorwaarden akkoord gegaan met een voortzetting van de betalingsregeling van € 200,00 per maand door [gedaagde] . Zij heeft toegezegd de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde niet te effectueren als [gedaagde] de betalingsregeling deugdelijk nakomt door maandelijkse betaling van € 200,00 naast betaling van de lopende huurtermijnen.
5.6.
Ten aanzien van de overige gevorderde kosten stelt [gedaagde] dat hij deze niet is verschuldigd aan Woonwaard. Hij stelt dat de nieuwe betalingsregeling per 1 augustus 2022 in ging. Voor [gedaagde] was niet duidelijk dat hij bij uitblijven van betaling gedagvaard zou worden. Uit de samenstel van de brieven van 6 juni en 23 juni 2022 en 14 juli 2022 hoefde redelijkerwijs niet duidelijk te zijn dat hij al op 1 juli 2022 aan zijn betalingsverplichting moest voldoen. Dit verweer volgt de kantonrechter niet, immers in de brief van 23 juni 2022 van de gemachtigde van Woonwaard staat ondubbelzinnig dat hij de betalingsregeling per 1 juli 2021 moet nakomen en de lopende huur per 1 juli 2022 moet betalen en dat bij uitblijven incassomaatregelen getroffen zullen worden. Hij heeft weliswaar op 14 juli 2022 een brief van Woonwaard ontvangen over de wijziging van een nieuw rekeningnummer en per wanneer die wijziging ingaat maar die brief ziet alleen op de betalingsgegevens per 1 augustus 2022. [gedaagde] kan zich daarom niet op die brief beroepen voor de betalingsregeling, want die is, zoals blijkt uit de e-mail van 23 juni 2022, al per 1 juli 2022 ingegaan. Dus dat betekent dat ook de kosten van de procedure en incassokosten voor rekening van [gedaagde] komen.
5.7.
De vordering tot een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (het Besluit). Woonwaard heeft aan [gedaagde] op 2 juni 2022 een aanmaning verzonden die voldoet aan de in artikel 6:96, zesde lid BW gestelde eisen. Vast staat dat [gedaagde] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van het toen openstaande bedrag is overgegaan. Hij is de buitengerechtelijke incassokosten daarom verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe de gedaagde partij zal worden veroordeeld, te weten € 369,00 (inclusief btw).
5.8.
Zoals hiervoor overwogen komen de proceskosten voor rekening van [gedaagde] . Omdat een gedeelte van het gevorderde bedrag niet toewijsbaar is, kan [gedaagde] ten aanzien van het griffierecht slechts worden veroordeeld tot betaling van het griffierecht dat verschuldigd is voor het toe te wijzen bedrag, te weten € 365,00. Het meerdere, dat op grond van de dagvaarding aan Woonwaard in rekening is gebracht, dient voor rekening van Woonwaard te blijven.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonwaard te betalen € 2.437,00 aan achterstallige huur berekend tot en met januari 2023, de vervallen wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.033,03 vanaf 10 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
ontbindt,
voor het geval [gedaagde] de betalingsregeling onder 5.5. niet deugdelijk nakomt,na betekening van dit vonnis, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het perceel te [adres] in ( [postcode] ) [plaats] en veroordeelt [gedaagde] in dat geval om het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Woonwaard te stellen;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonwaard te betalen € 584,79 per maand vanaf 1 februari 2023 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst en tevens tot betaling van € 584,79 per maand aan schadevergoeding voor iedere maand dat [gedaagde] het gehuurde na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Woonwaard tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 127,43
griffierecht € 365,00
salaris gemachtigde € 374,00 ;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter