ECLI:NL:RBNHO:2023:10316

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
15/282958-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor het medeplegen van een gewapende overval op een snackbar en het voorhanden hebben van een vuurwapen gelijkend voorwerp

Op 19 oktober 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een snackbar in Den Helder. De verdachte, geboren op een onbekende datum en ingeschreven op een onbekend adres, werd beschuldigd van het medeplegen van de overval op 5 september 2022, waarbij hij samen met anderen de eigenaresse onder bedreiging van een vuurwapen dwong om geld uit de kassa te geven. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij op 2 november 2022 een wapen van categorie I voorhanden had, dat leek op een echt vuurwapen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 5 oktober 2023 heeft de verdachte bekend en zijn medeverdachten niet vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen en een taakstraf van 140 uren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd en blanco strafblad, een passende straf verdiende gezien de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval, wat grote impact had op het slachtoffer en de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte ook de mogelijkheid gegeven om zijn excuses aan te bieden aan het slachtoffer, wat getuigt van zijn verantwoordelijkheid voor zijn daden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/282958-22 (P)
Uitspraakdatum: 19 oktober 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 5 oktober 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) en De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna ook: de jeugdreclassering) naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 5 september 2022 te Den Helder tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (ter hoogte van 500,- euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [snackbar] (gelegen aan de [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft/hebben gericht op die [benadeelde partij] , althans heeft/hebben getoond en/of
- ( daarbij) heeft/hebben geroepen “Geld, hup snel" en/of “open de kassa”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking.
Feit 2:
hij op of omstreeks 2 november 2022 te Den Helder een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een pistool, dat betreft vorm en afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoond met een bestaand vuurwapen, te weten een vuurwapen van het merk Israel Military Industries, model Desert Eagle voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten met dien verstande dat de officier van justitie ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde verzoekt bewezen te verklaren het wegnemen van “een geldbedrag”.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, maar partieel vrijspraak verzocht van de in de onder feit 1 tenlastegelegde € 500,00 nu de hoogte van het weggenomen geldbedrag niet vast staat. De raadsman acht daarom bewezen dat “een geldbedrag” is weggenomen.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij] van 6 september 2022 (dossierpagina’s 110 tot en met 113).
Feit 2:
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van bevindingen na doorzoeking slaapkamer, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 2 november 2022 (dossierpagina’s 188 tot en met 189);
  • het proces-verbaal van bevindingen na onderzoek wapen, opgemaakt door [naam] op 3 januari 2023.
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 5 september 2022 te Den Helder tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag dat aan [snackbar] (gelegen aan de [adres] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft gericht op die [benadeelde partij] en
- heeft geroepen “Geld, hup snel" en “open de kassa”.
Feit 2:
hij op 2 november 2022 te Den Helder een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een pistool, dat wat betreft vorm en afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, te weten een vuurwapen van het merk Israel Military Industries, model Desert Eagle, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens wat op de zitting is besproken is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De verdachte dient te worden vrijgesproken van wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor als bewezen is aangenomen.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door een of meer verenigde personen
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 140 uren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf, met aftrek van de tijd hij in voorarrest heeft doorgebracht, op te leggen. Voorwaardelijke jeugddetentie vindt de raadsman in dit geval niet passend, nu de verdachte first offender is en jeugddetentie zwaarder drukt op zijn strafblad. Daarbij heeft de verdachte zich het afgelopen jaar goed gehouden aan de schorsende voorwaarden, goed meegewerkt aan de ingezette hulpverlening en een positieve ontwikkeling doorgemaakt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op een snackbar. Hij is – volgens een vooraf gemaakt plan – samen met één van zijn mededaders gemaskerd en gewapend de snackbar binnen gegaan, terwijl een tweede mededader buiten op de uitkijk is blijven staan. In de snackbar hebben de verdachte en zijn mededader schreeuwend en onder dreiging van een vuurwapen, althans een daarop lijkend voorwerp, de eigenaresse van de snackbar gedwongen om de kassa te openen en vervolgens geld uit de kassalade weggenomen.
Het slachtoffer was doodsbang en vreesde voor haar leven. De verdachte en zijn mededaders hebben bij hun handelen alleen oog gehad voor hun eigen financiële gewin en op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevoelens van angst en onveiligheid die hierdoor teweeg wordt gebracht bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving in het algemeen. De rechtbank acht dit zeer zorgelijk en rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daar komt bij dat bij doorzoeking van de slaapkamer van de verdachte een veerdrukwapen is aangetroffen dat sterke gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen. Doordat het wapen moeilijk te onderscheiden is van een bestaand vuurwapen, kunnen daarmee bedreigende en gevaarlijke situaties ontstaan. Dit brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee en wakkert gevoelens van onveiligheid in de samenleving aan.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 augustus 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 28 september 2023 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming.
In de raadsrapportage wordt onder andere geadviseerd om de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. De Raad vindt het belangrijk dat de verdachte ervaart dat er consequenties volgen op zijn gedrag. De Raad heeft zich gerealiseerd dat bij een dergelijk ernstig feit in beginsel oplegging van jeugddetentie past, maar komt toch tot een andere afweging omdat de verdachte first offender is, hij zich langdurig aan de schorsende voorwaarden heeft gehouden en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De verdachte zit nu beter in zijn vel, heeft meer rust en doet het goed op school en werk. Daarnaast heeft hij goed meegewerkt aan de begeleiding vanuit de jeugdreclassering en het Multidimensionele familietherapie (MDFT) traject van de Brijder Verslavingszorg dat door de jeugdreclassering is ingezet. Een voorwaardelijke jeugddetentie vindt de Raad niet noodzakelijk, vanwege het lage recidiverisico.
[vertegenwoordiger van de raad] heeft op de zitting namens de Raad het raadsrapport onderschreven en benadrukt dat te zwaar straffen een averechts effect kan hebben en het opleggen van (voorwaardelijke) jeugddetentie demotiverend kan werken.
[vertegenwoordiger van de jeugdreclassering] heeft zich namens de jeugdreclassering aangesloten bij het raadsrapport en bevestigd dat het zichtbaar beter gaat met de verdachte. Hij heeft zich het afgelopen jaar goed aan zijn schorsingsvoorwaarden gehouden. De begeleiding is goed verlopen en de verdachte nam het toezicht serieus. Er is een traject ingezet voor het middelenmisbruik van de verdachte, omdat dit mogelijk een rol heeft gespeeld bij het plegen van de delicten. Dit is positief afgerond.
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank houdt daarbij rekening met de LOVS oriëntatiepunten en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Bij een gewapende overval op een winkel geldt als vertrekpunt een onvoorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden. Als strafverzwarende omstandigheden in deze zaak heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte de overval samen met anderen heeft gepleegd en er gebruik is gemaakt van een (nep)vuurwapen. Daarbij neemt de rechtbank ook mee dat de verdachte degene was die met het idee kwam om de gewapende overval te plegen en zijn vrienden heeft overgehaald om daaraan mee te doen.
De rechtbank heeft bij haar oordeel ook de proceshouding van de verdachte betrokken. De verdachte heeft weliswaar niet direct volledige openheid van zaken gegeven, maar heeft de feiten wel direct bij de politie bekend. Tijdens de zitting is hij vervolgens open en eerlijk geweest, ook over zijn eigen rol, en heeft hij zijn spijt betuigd over wat er is gebeurd. Daarnaast heeft de verdachte op de zitting aangegeven in gesprek te willen gaan met het slachtoffer om haar zijn excuses aan te bieden. Hiermee heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen en laten blijken dat hij inziet fout te hebben gehandeld. Verder houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met zijn jeugdige leeftijd, zijn blanco strafblad en het tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de behandeling op de zitting. De verdachte heeft zich tot slot goed gehouden aan het toezicht en zich opengesteld voor de hulpverlening die door de jeugdreclassering is ingezet gedurende een periode van bijna een jaar. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven van de hiervoor genoemde richtlijn af te wijken en
geenonvoorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 60 dagen op zichzelf passend en geboden is. In de hiervoor omschreven omstandigheden en de positieve ontwikkeling van de verdachte ziet de rechtbank echter aanleiding deze jeugddetentie in voorwaardelijke vorm aan de verdachte op te leggen en te bepalen dat deze vooralsnog
nietten uitvoer zal worden gelegd. Hieraan wordt een proeftijd verbonden van één jaar. De rechtbank zal aan dit voorwaardelijke deel, behoudens de algemene voorwaarden, geen bijzondere voorwaarden verbinden, nu zowel de Raad als de jeugdreclassering hebben aangegeven dat hulp vanuit een verplicht kader niet nodig is en geen meerwaarde heeft. Omdat de verdachte zich langdurig aan de schorsende voorwaarden heeft gehouden, acht de rechtbank een proeftijd van één jaar voldoende.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank het daarnaast van belang dat de verdachte ook een directe consequentie ervaart van zijn strafbare gedrag. Om die reden zal de rechtbank daarbij een taakstraf in de vorm van een geheel onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 140 uren opleggen, met aftrek van het voorarrest.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13 en 55 van de Wet Wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Beveelt dat deze jeugddetentie
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
één jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
140 (honderdveertig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 70 (zeventig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht en met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk, rechter, beide tevens kinderrechter, en mr. J.J. Veldheer, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Jense,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2023.
Mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.