ECLI:NL:RBNHO:2023:10310

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
15/206752-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Georganiseerde ladingdiefstal van telefoons en drones uit vrachtafhandelingsbedrijf op Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een georganiseerde ladingdiefstal van telefoons en drones ter waarde van ongeveer 2,5 miljoen USD uit een vrachtafhandelingsbedrijf op Schiphol. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De diefstal vond plaats in de periode van 4 tot en met 5 juni 2019. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, in behandeling genomen en de verdachte is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.W.A. Offermans.

Tijdens de openbare terechtzittingen op 12, 14 en 18 september en 6 oktober 2023 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte is beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal bewezen geacht, mede op basis van afgeluisterde gesprekken en getuigenverklaringen. De verdachte had een essentiële rol in de organisatie van de diefstal, waaronder het regelen van een katvanger die een onderneming oprichtte om de voertuigen aan te schaffen die bij de diefstal zijn gebruikt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de organisatie van de diefstal meegewogen in de strafmaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/206752-20 (P)
Uitspraakdatum: 20 oktober 2023
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12, 14 en 18 september 2023 en 6 oktober 2023 (sluiting onderzoek) in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
niet in ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk verblijvende te [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. R.W.A. Offermans, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2019 tot en met 5 juni 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid telefooons en/of drones en/of tuinverlichting(onderdelen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [het vrachtafhandelingsbedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Het standpunt van de raadsman zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Bewijsoverweging
Op 5 juni 2019 heeft bij het vrachtafhandelingsbedrijf [het vrachtafhandelingsbedrijf] te Schiphol een diefstal plaatsgevonden van in totaal veertig pallets met telefoons, drones en tuinverlichting. Uit onder meer de camerabeelden van [het vrachtafhandelingsbedrijf] is gebleken dat voorafgaand aan de diefstal een trekker met oplegger en een bakwagen het bedrijfsterrein van [het vrachtafhandelingsbedrijf] opreden en dat deze werden geparkeerd bij een laaddok. Eén van de chauffeurs is de loods binnengegaan, heeft de beide voertuigen volgeladen met de pallets en vervolgens zijn de voertuigen weer weggereden. Later die ochtend werd de diefstal ontdekt en heeft [het vrachtafhandelingsbedrijf] aangifte gedaan. Naar aanleiding van die aangifte is de Koninklijke Marechaussee een opsporingsonderzoek gestart.
Uit onderzoek naar de herkomst van de bij de diefstal gebruikte voertuigen blijkt dat de trekker op naam staat van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), gevestigd in Rotterdam. Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel volgt dat [bedrijf 1] op 11 april 2019 is opgericht door medeverdachte [medeverdachte 1] . De bij de diefstal gebruikte bakwagen blijkt op naam van [medeverdachte 1] te staan en is gefactureerd op naam van [bedrijf 1] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op verzoek van iemand anders op 11 april 2019 bij een notariskantoor in Rotterdam de onderneming [bedrijf 1] heeft opgericht. Kort daarna heeft hij met een andere man de - naar later bleek - bij de diefstal gebruikte voertuigen gekocht.
Voor het oprichten van [bedrijf 1] en het kopen en op naam zetten van de voertuigen kreeg [medeverdachte 1] geld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte heeft geregeld dat [medeverdachte 1] voor geld, als katvanger, [bedrijf 1] zou oprichten. Hij heeft hierover contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 2] en met [naam 1] .
In deze gesprekken wordt onder meer gesproken over het regelen van een jongen, het maken van een afspraak bij de Kamer van Koophandel, over een grote wagen en dat de verdachte weet wat ze gaan doen. Ook wordt gesproken over de afspraak bij de notaris waarvoor "hij (een derde persoon, de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) er een beetje netjes uit moet zien".
Uit verschillende afgeluisterde gesprekken in augustus 2019 van de verdachte met medeverdachte [medeverdachte 2] volgt dat iedereen die was betrokken bij de diefstal € 50.000,- moest krijgen en dat zij spraken over een vergoeding die de verdachte moest betalen aan katvanger [medeverdachte 1] . Door een tegenslag werd de vergoeding die de verdachte zou krijgen minder, hetgeen past bij de bevindingen dat de gestolen drones die naar Dubai waren gestuurd niet konden worden geactiveerd. [medeverdachte 2] heeft tegen de verdachte (die op dat moment gedetineerd zat) gezegd dat hij naar het buitenland gaat en daar gaat regelen dat de verdachte ondanks de tegenslag toch € 50.000,- krijgt. Kort daarna is [medeverdachte 2] naar Dubai vertrokken, waar hij met onder andere medeverdachte [medeverdachte 3] bij [naam 2] verbleef. Uit SKY-berichten in de periode van mei tot en met oktober 2020 (tussen onder andere [medeverdachte 3] en [naam 2] ) leidt de rechtbank af dat in Dubai is gesproken over de diefstal en de financiële afhandeling daarvan. Na terugkomst uit Dubai heeft de verdachte weer contact met [medeverdachte 2] gehad over de verdere financiële afhandeling.
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij een gezamenlijk plan om in georganiseerd verband een ladingdiefstal te plegen. Er was daarbij sprake van de voor het medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de verdachte een significante en wezenlijke bijdrage had aan deze diefstal. De verdachte heeft katvanger [medeverdachte 1] geregeld en betaald om de onderneming [bedrijf 1] op te richten. Deze onderneming werd gebruikt om voertuigen aan te schaffen waarmee de diefstal is uitgevoerd. Het oprichten van de onderneming en het aanschaffen van voertuigen op naam van die onderneming was essentieel om deze diefstal te laten slagen, in die zin dat de organisatoren buiten beeld van justitie zouden blijven. Het gewicht dat aan deze rol werd toegedicht, blijkt ook uit het bedrag van € 50.000,- dat de verdachte was toegezegd en de inspanningen van [medeverdachte 2] dat de verdachte daadwerkelijk gelijkwaardig zou worden uitbetaald. Zijn aandeel in de buit duidt daarmee ook op een wezenlijke en significante bijdrage van de verdachte aan de diefstal, zodat de rechtbank voldoende bewijs voor het medeplegen aanwezig acht.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 5 juni 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, een grote hoeveelheid telefoons en drones en tuinverlichting(onderdelen), die aan een ander dan aan de verdachte en zijn mededaders toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de toepassing van artikel 63 Sr - gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft samen met anderen een grote hoeveelheid goederen met een aanzienlijke waarde (geschat op ongeveer 2,5 miljoen US dollar) gestolen uit een vrachtafhandelingsbedrijf op Schiphol. Diefstal is een ernstig strafbaar feit, waarbij inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. In dit geval heeft de diefstal bovendien een enorme financiële schade berokkend.
De verdachte had een essentiële rol bij deze zorgvuldig georganiseerde diefstal. De verdachte heeft katvanger [medeverdachte 1] geregeld en betaald om de onderneming [bedrijf 1] op te richten. Deze onderneming werd gebruikt om voertuigen aan te schaffen waarmee de diefstal is uitgevoerd. Het oprichten van de onderneming en het aanschaffen van voertuigen op naam van die onderneming was essentieel om deze diefstal te laten slagen, in die zin dat de organisatoren buiten beeld van justitie zouden blijven. De verdachte had op geen enkel moment oog voor de hiervoor genoemde gevolgen van de diefstal en was slechts uit op eigen financieel gewin. Door de handelwijze van de verdachte en de medeverdachten heeft hij de internationale luchthaven Schiphol en de op het luchthaventerrein gevestigde bedrijven in diskrediet gebracht.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte op 24 december 2019 onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Gelet op deze veroordeling is artikel 63 Sr van toepassing, maar dit dient naar het oordeel van de rechtbank niet tot een strafkorting te leiden.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze zijn verwoord in het reclasseringsrapport van 9 juni 2023.
Straf
De aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de rol die de verdachte daarbij heeft gespeeld, maakt dat de rechtbank enkel een vrijheidsbenemende straf passend vindt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf naast de rol van de verdachte gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Gelet hierop acht de rechtbank een enigszins kortere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, aangewezen.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van twintig maanden in beginsel een passende straf.
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie en de verdediging, in het tijdsverloop in deze zaak aanleiding om de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf te matigen. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De officier van justitie heeft betoogd dat in deze zaak, gelet op de complexiteit daarvan, uitgegaan zou moeten worden van een redelijke termijn van drie jaren. Hierin volgt de rechtbank de officier van justitie niet. Het gaat weliswaar om een zaak met meerdere verdachten en een omvangrijk dossier, maar deze is niet zodanig complex dat dit een verlenging van de als redelijk aan te merken termijn rechtvaardigt. Het gegeven dat op verzoek van de verdediging van medeverdachten de nodige onderzoekswensen zijn uitgevoerd heeft weliswaar voor enige vertraging gezorgd in de afdoening van de zaak, maar de duur daarvan is niet ongebruikelijk geweest. De rechtbank ziet daarom geen reden af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt.
De verdachte is op 23 juni 2020 in verzekering gesteld. Nu het eindvonnis op 20 oktober 2023 wordt gewezen, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met een jaar en vier maanden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Daarom zal de rechtbank in plaats van een gevangenisstraf van twintig maanden, een gevangenisstraf van achttien maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHTTIEN (18) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.