ECLI:NL:RBNHO:2023:10309

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
15/148132-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit ladingdiefstal en handel in valse merkartikelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die betrokken was bij ladingdiefstal en de handel in valse merkartikelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit deze strafbare feiten. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van een bedrag van € 2.547.875,-, maar dit bedrag werd door de rechtbank niet volledig toegewezen. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de ladingdiefstal vastgesteld op € 50.000,-, gebaseerd op concrete aanwijzingen uit tapgesprekken en andere bewijsmiddelen. Voor de handel in valse merkartikelen werd het voordeel geschat op € 26.945,37, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 76.945,37 dat de veroordeelde aan de Staat moest betalen. De rechtbank overwoog dat de redelijke termijn was overschreden, maar dat deze overschrijding al was gecompenseerd door eerdere matiging van de straf. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/148132-20 (ontneming) (P)
Uitspraakdatum : 20 oktober 2023
vonnis ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 9 september 2020, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak tegen:
[de veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: [de veroordeelde] .

1.De vordering

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid Sr zal vaststellen op
€ 2.547.875,-en dat aan [de veroordeelde] de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie baseert de vordering op de strafbare feiten waarvoor [de veroordeelde] is gedagvaard om op 12, 14 en 18 september 2023 te verschijnen voor de meervoudige strafkamer in deze rechtbank (artikel 36e, tweede lid Sr).

2.Het verloop van de procedure

De officier van justitie heeft bovengenoemde vordering aanhangig gemaakt met de oproeping van [de veroordeelde] om te verschijnen op de terechtzitting van deze rechtbank op 12, 14 en 18 september 2023.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op 12, 14 en 18 september 2023. Daarbij zijn gehoord [de veroordeelde] , zijn raadsman mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam en de officier van justitie mr. J.J. van Bree.
Vervolgens is het onderzoek gesloten op 6 oktober 2023 en is de uitspraak bepaald op 20 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder het met deze vordering samenhangende strafdossier en de door de raadsman op 5 september 2023 toegezonden schriftelijke reactie op de ontnemingsvordering.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering voorgedragen en naar beneden bijgesteld tot een bedrag van € 220.500,42.
Diefstal
Volgens de berekening van de officier van justitie is er voor een waarde van € 1.955.550,50 aan goederen weggenomen. De officier van justitie is uitgegaan van een helerswaarde van 50%, zodat het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel uitkomt op € 977.775,25. Hier moeten de kosten van de oprichting van [bedrijf 1] (€ 5.000,-) en het verkoopverlies van de vrachtwagens (€ 5.000,-) van afgetrokken worden, zodat het totale bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel op € 967.775,25 uitkomt. De officier van justitie gaat ervan uit dat [de veroordeelde] 20% van de opbrengst heeft verkregen, zijnde een bedrag van € 193.555,05.
Handel in valse merkartikelen
Volgens de berekening van de officier van justitie hebben [de veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] met de verkoop van kleding en parfum een voordeel van € 53.890,74 gerealiseerd. De officier van justitie gaat uit van een pondspondsgewijze verdeling, zodat het door [de veroordeelde] behaalde voordeel € 26.945,37 bedraagt.

4.Het standpunt van [de veroordeelde] en zijn raadsman

Diefstal
Voor zover de rechtbank oordeelt dat [de veroordeelde] voordeel heeft gehad, heeft de raadsman aangevoerd dat de tapgesprekken niet kunnen worden genegeerd en dat het voordeel € 35.000,- is geweest.
Handel in valse merkartikelen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in totaal een winst van € 50.666,72 is behaald. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn is matiging van de betalingsverplichting met € 5.000,- passend, zodat het totale door [de veroordeelde] en [medeveroordeelde 1] behaalde voordeel op € 45.666,72 moet worden vastgesteld. [de veroordeelde] heeft de rechtbank verzocht het gehele behaalde voordeel aan hem toe te rekenen en aan [medeveroordeelde 1] geen betalingsverplichting op te leggen.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel [1]
5.1
Grondslag van de vordering
Bij gelijktijdig gewezen vonnis van deze rechtbank van 20 oktober 2023 is [de veroordeelde] in de zaak met bovengenoemd parketnummer veroordeeld voor - kort gezegd - diefstal door twee of meer verenigde personen en het medeplegen van de bedrijfsmatige handel in valse merkartikelen.
Op grond van deze veroordeling kan [de veroordeelde] worden verplicht de Staat een bedrag te betalen ter ontneming van wederrechtelijk voordeel, verkregen door middel van of uit baten van het ingevolge dat vonnis bewezen verklaarde strafbare feiten en door andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [de veroordeelde] zijn begaan.
5.2
Diefstal
5.2.1
De ontnemingsrapportage
Op 4 september 2020 heeft de Koninklijke Marechaussee een rapport opgesteld betreffende het door [de veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel uit de diefstal. [2] Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de 'ontnemingsrapportage diefstal'. Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen [de veroordeelde] .
In de ontnemingsrapportage diefstal wordt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van een helerspercentage van 40% van de verkoopwaarde van het totale bedrag aan gestolen en niet teruggevonden goederen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt volgens dit rapport een bedrag van (40% van € 2.204.532,90 =) € 881.813,16, dat hoofdelijk moet worden ontnomen. Volgens het rapport zijn er geen kosten gemaakt die van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel moeten worden afgetrokken.
5.2.2
De beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de ontnemingsmaatregel als bedoeld in artikel 36e Sr beoogt de veroordeelde in de vermogenspositie te brengen waarin hij verkeerde vóór het plegen van het strafbare feit waaruit hij voordeel heeft verkregen. Hierbij rust op het Openbaar Ministerie de plicht om aan de hand van voldoende aanwijzingen aannemelijk te maken dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De rechtbank is op grond van het dossier van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [de veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen uit de baten van de in de strafzaak bewezenverklaarde diefstal in vereniging.
De schatting van de hoogte van dat voordeel kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gebaseerd op de berekening zoals gehanteerd in de ontnemingsrapportage diefstal, welke berekening door de officier van justitie op de zitting nog is aangepast. Hoewel deze berekeningsmethode op zichzelf bruikbaar is voor een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, bevat het dossier concrete aanwijzingen welk bedrag aan voordeel [de veroordeelde] en zijn mededaders daadwerkelijk hebben verkregen. Tegenover deze concrete aanwijzingen heeft de officier van justitie niet onderbouwd waarom desondanks het voordeel aan de hand van een andere berekeningsmethode een meer reële schatting zou opleveren.
Dit betekent dat de rechtbank op basis van de tapgesprekken van 25 augustus 2019 tussen [de veroordeelde] en [medeveroordeelde 2] [3] en de SKY-berichten van 30 september en 1 oktober 2019 [4] , aannemelijk acht dat alle bij de diefstal betrokken personen elk € 50.000,- hebben ontvangen. In de tapgesprekken wordt, zoals de raadsman heeft aangevoerd, ook over een lager bedrag van € 35.000,- gesproken, maar het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt dat [de veroordeelde] een lager bedrag dan € 50.000,- heeft ontvangen. Uit eerdergenoemde SKY-gesprekken, waarin wordt gesproken over [de veroordeelde] , blijkt juist dat hij daadwerkelijk € 50.000,- heeft ontvangen en dat zijn mededaders erover spreken dat hij dit weer zou moeten afstaan.
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de diefstal dan ook op € 50.000,-.
5.3
Handel in valse merkartikelen
5.3.1
De ontnemingsrapportage
Op 6 februari 2023 heeft de Koninklijke Marechaussee een (gecorrigeerd) rapport opgesteld betreffende het door [de veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel uit de handel in valse merkartikelen. [5] Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de 'ontnemingsrapportage merkartikelen'. Bij het rapport zijn diverse bijlagen gevoegd, ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen [de veroordeelde] .
In de ontnemingsrapportage merkartikelen wordt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van de verkoop van kleding en parfum. Na aftrek van de inkoopkosten van de artikelen is berekend dat een voordeel is behaald van in totaal € 143.598,18.
5.3.2
De beoordeling
De rechtbank volgt de raadsman niet in het standpunt dat met de verkoop van valse kleding pas vanaf 24 januari 2018 voordeel is bepaald. De rechtbank gaat er in navolging van het standpunt van de officier van justitie van uit dat voldoende aannemelijk is dat [de veroordeelde] zich al vanaf 1 januari 2018 met de handel in valse merkkleding heeft beziggehouden. Dit baseert de rechtbank op de WhatsApp-gesprekken van 13 juli 2017 en 24 januari 2018. [6]
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voor de verkoop van parfum moet worden uitgegaan van een periode van twee maanden.
Voor het overige gaat de rechtbank uit van de (niet betwiste) uitgangspunten in het ontnemingsrapport merkartikelen.
Dit leidt tot de volgende berekening:
Opbrengsten kleding: € 39.215,50
Opbrengsten parfum: € 16.331,24
Voorraad: minus € 1.656,00
Totaal: € 53.890,74.
Naast [de veroordeelde] is ook [medeveroordeelde 1] veroordeeld voor de handel in valse merkartikelen. Uit de stukken blijkt niet van een ondergeschikte rol van een van hen. De rechtbank gaat daarom uit van een verdeelsleutel van een gelijke verdeling en ziet geen aanleiding om het gehele met de verkoop van valse merkkleding en parfum aan [de veroordeelde] toe te rekenen. De rechtbank schat het door [de veroordeelde] behaalde wederrechtelijk verkregen voordeel uit de handel in valse merkartikelen dan ook op € 26.945,37.

6.Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel moet worden opgelegd.
Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat [de veroordeelde] nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door [de veroordeelde] te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn weliswaar is overschreden, maar dat deze overschrijding al voldoende is gecompenseerd door matiging van de in de strafzaak aan [de veroordeelde] opgelegde straf. De rechtbank volstaat in de onderhavige ontnemingszaak daarom met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het door [de veroordeelde] te betalen bedrag vaststellen op (€ 50.000,- + € 26.945,37 =)
€ 76.945,37.

7.Toepasselijke wettelijke bepaling

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op € 76.945,37 (zesenzeventigduizend negenhonderdvijfenveertig euro en zevenendertig cent).
Legt aan [de veroordeelde] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 76.945,37(zesenzeventigduizend negenhonderdvijfenveertig euro en zevenendertig cent) ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de (ter zitting aangepaste) vordering voor het overige af.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.

9.Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. T.J.A. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2023.

Voetnoten

1.De hierna door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Rapport inzake berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, behorende bij het strafrechtelijke onderzoek Unanderra (map G, dossierpagina's 1-13, met bijlagen).
3.Een proces-verbaal van bevindingen tapgesprekken van [medeveroordeelde 2] en [de veroordeelde] , opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee d.d. 20 januari 2020 (Map E.01, dossierpagina’s 840-853).
4.Een proces-verbaal van SKY-berichten, opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee d.d. 29 september 2021 (Map aanvulling 1, dossierpagina’s 92-217).
5.Rapport inzake berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, behorende bij het strafrechtelijke onderzoek Unanderra (los bijgevoegd).
6.Een proces-verbaal van bevindingen analyse mobiele telefoon KVI-115, opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee d.d. 29 april 2020 (MAP W.01, dossierpagina’s 468-473).